• No results found

Monitoring van lozingen

3.4 Bestaande situatie

3.4.1 Monitoring van lozingen

De radioactieve lozingen van KCDoel worden continu gemonitord. Enerzijds door de exploitant en anderzijds gecontroleerd door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC). De exploitant is verplicht om ten allen tijde de lozingsvergunning voor radioactieve effluenten na te leven. Permanente controles tijdens de lozing worden uitgevoerd om in ‘real time’ na te gaan of de in de vergunning vastgelegde lozingsmodaliteiten en –limieten worden nageleefd (maximale en gemiddelde concentraties van de effluenten, maximale hoeveelheid van de uitgestoten radioactiviteit, …).

De radioactieve lozingen van KCDoel worden verder op verschillende manieren door het FANC gecontroleerd:

de TELERAD-stations geplaatst rondom de site van KCDoel en in de Schelde waar de vloeibare effluenten geloosd worden. Deze meetstations activeren een alarm bij het FANC in geval van abnormale lozingen.

Deze worden verder beschreven in §3.4.2.1, het is een continu netwerk voornamelijk gericht op de detectie van abnormale lozingen;

maandelijks moet KCDoel de lozingen aan het FANC en aan Bel V aangeven. De veiligheidsautoriteit controleert dan de naleving van de lozingslimieten en de afwezigheid van een plotse belangrijke toename van deze lozingen;

jaarlijks moet KCDoel een verslag over de lozingen van het afgelopen jaar naar het FANC en naar Bel V sturen. Dit verslag bevat een samenvatting van de geloosde activiteit voor elk type lozingen, alsook de berekening van de dosisimpact van de lozingen van de installatie voor het publiek. Tegen 1 juli van elk jaar, publiceert het FANC een informatiedossier over de radioactieve lozingen, met de samenvatting van deze verslagen. De wijze waarop deze lozingsaangiften gebeuren moet gedaan worden volgens een vooraf vastgelegde procedurelvi;

het FANC voert jaarlijks, voor elke site, een inspectie uit over het radiologische impact van de nucleaire installaties, gedurende dewelke de toezicht op radioactieve lozingen ter sprake komt. Bel V voert ook controles uit die gelinkt zijn met het beheer van radioactieve lozingen.

Het FANC heeft ook de opdracht om het publiek over de lozingen in alle transparantie te informeren:

 De wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt het algemeen kader voor de toegang van het publiek tot bestuursdocumenten die door een federale administratieve overheid worden bewaard. Behalve bij uitzonderingen, voorziet de wet dat ‘eenieder elk bestuursdocument ter plaatse kan inzien en hieromtrent uitleg kan krijgen en mededeling in afschrift ervan kan ontvangen;

 De wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende straling voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, definieert meer specifiek de informatieopdrachten t.a.v. het publiek die aan het agentschap binnen zijn bevoegdheidsgebied zijn opgelegd. Volgens de termen van de wet is het agentschap belast met de verspreiding van neutrale en objectieve informatie op nucleair gebied. Het agentschap zorgt tevens voor het overbrengen van technische informatie inzake nucleaire veiligheid en

stralingsbescherming;

 De wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie herbevestigt deze wil tot transparantie en breidt deze uit tot alle activiteitengebieden, inbegrepen buiten de nucleaire sector. De wet kent aan alle federale overheidsdiensten en -instellingen van openbaar nut die

onderworpen zijn aan het gezag, de controle of het toezicht van de federale overheid, actieve informatieopdrachten t.a.v. het publiek toe op het gebied van het leefmilieu binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden, met name door gebruik te maken van de elektronische communicatiemiddelen.

De lozingen (zie §3.3.1) worden opgedeeld in een aantal groepen radionucliden. In Tabel 35 zijn de specifieke lozingen weergegeven die door KCDoel worden gemonitord en gerapporteerd. Daarnaast zijn er nog lozingen van koolstof-14 (C-14). Deze worden geschat op basis van het thermisch vermogen daar ze moeilijk meetbaar zijn.

Tabel 35: Categorieën van lozingen die worden gemonitord.

Type lozingen Radionuclide (groep) Details (vorm, specifieke

radionucliden)

Atmosferische tritium getritieerd water HTO

jodium 131I

edelgassen 85Kr, 133Xe

-aerosolen 235U, 239Pu, 241Am

--aerosolen 60Co, 90Sr,124Sb,137Cs...)

Vloeibare: tritium getritieerd water HTO

-stralers 235U, 239Pu, 241Am...

--stralers 60Co, 90Sr,124Sb,131I,137Cs...)

Verder dienen de lozingen overgemaakt te worden aan de Europese Commissie, zoals bepaald en voorgeschreven in de richtlijn ‘Commission Recommendation of 18 December 2003 on standardised information on radioactive

airborne and liquid discharges into the environment from nuclear power reactors and reprocessing plants in normal operation (notified under document number C(2003) 4832)’lvii.

De lozingsdata van de verschillende EU lidstaten worden verzameld in de ‘European Commission RAdioactive Discharges Database’ (RADD). Dit maakt ook uitwisseling van de informatie van lozingen mogelijk. De objectieven van deze database zijn:

 de compilatie van de radioactieve lozingen zoals bezorgd door de EU lidstaten aan de Europese Commissie;

 het opmaken en publiceren van rapporten betreffende de radioactieve lozingen door de competente dienst binnen de Europese Commissie (DG ENER D3 – ‘Radiation Protection & Nuclear Safety’);

 het uitwisselen van informatie met het IAEA (Internationaal Atoom Energie Agentschap) en andere internationale instanties;

 verzekeren van toegang tot de data voor het publiek via de RADD website.

In het kader van artikel 35 van het Euratom verdrag vinden er ook verificaties plaats. Het laatste beschikbare rapport voor het monitoren van radioactieve lozingen door KCDoel en de controle hierop , inclusief het toezichtprogramma rond Doel is dat van 2012lviii.

3.4.1.1 Atmosferische lozingen

De atmosferische lozingen vinden hun oorsprong en/of zijn toe te schrijven aan de volgende processen:

 Gasvormig afval (GW)

o Ontgassing van de primaire kring wordt opgeslagen in vervaltanks van het afgasverwerkingssysteem, deze worden na een periode van verval geloosd;

 Reactorgebouw of ringvormige ruimte (RGI)

o Afvoer van het gas dat aanvankelijk door een luchtzuiveringssysteem wordt overgebracht vanuit het reactorgebouw of de ringvormige ruimte;

 Intermitterende ontlading (DIS)

o Intermitterende, voornamelijk onvrijwillige of gedwongen lozing die plaatsvindt via een nucleaire ventilatie-uitlaat. Het betreft geplande lozingen (met uitzondering van de proeflozingen van I-131).

Het gebruik van deze categorie is voor pieken boven continue lozingen waarvan de oorsprong moeilijk of niet te achterhalen is;

 Continue afvoer

o Continue afvoer uit verschillende niet-controleerbare bronnen die plaatsvindt via de nucleaire ventilatie;

 Jodiumtesten

o Lozingen van I-131 tijdens jodiumtesten. Alle koolstoffilters worden periodiek getest met radioactief jodium, namelijk met I-131.

Naast de lozingslimieten per jaar die reeds vermeld werden in het deel methodologie zijn er ook lozingslimieten voor ogenblikkelijke (potentiële) atmosferische lozingen. Deze limieten hebben betrekking op de maximum concentratie in de schouw gemiddeld per uur.

Tabel 36: Ogenblikkelijke atmosferische lozingslimieten voor de eenheden Doel 1 en 2, Doel 3 en 4 en het water- en afvalbehandelingsgebouw (WAB).

Type Doel 1 en 2 Doel 3 & 4 WAB

Main vent Reactor vent

Edelgassen (MBq/m3) 148 111 185 148

Aerosolen (MBq/m3) 7,4.10-3 1,11.10-1 2,22.10-1 1,48.10-2

Jodium-131 (MBq/m3) 2,59.10-6 1,85.10-4 3,70.10-4 2,59.10-6

Er dient opgemerkt te worden dat lozingen van koolstof-14 (14C) en argon-41 (41Ar) niet worden gemonitord omdat deze moeilijk meetbaar zijn, en conservatief bepaald worden op basis van het vermogen van de reactor (zie §3.3).

Desondanks enkel jodium-131 wordt gemonitord en gerapporteerd worden andere jodium-isotopen, met name jodium-133 (133I) berekend op basis van de jodium-131 metingen.

Figuur 30: Gasvormige lozingen per jaar voor de totale KCDoel site.

De atmosferische lozingen per jaar voor de verschillende groepen radionucliden zoals gerapporteerd aan de autoriteiten en o.a. terug te vinden in de RADD database van de Europese Commissie voor de jaren 2005-2019 zijn weergegeven in Figuur 30. Deze lozingen zijn de atmosferische lozingen voor de hele site van KCDoel. Ze zijn uitgezet op een logaritmische schaal gezien de belangrijke verschillen in lozingen tussen de verschillende groepen radionucliden. De schijnbaar verhoogde waarden vanaf 2011, in het bijzonder van de edelgassen en de bèta-gamma

aerosolen, zijn toe te schrijven aan een nieuwe richtlijn m.b.t. het rapporterenlix. Iedere geloosde activiteit kleiner dan de detectielimiet van de meetketens wordt uit conservatief oogpunt voor 25% van de detectielimiet in de lozing in rekening gebracht. De variaties (afgezien van de sprong in 2011, dus te evalueren vanaf 2011) in de atmosferische lozingen per jaar zijn toe te schrijven aan variaties in het werkingsregime van de reactoren. De globale trend is dat lozingen constant zijn over langere periode, de laatste jaren is echter een daling zichtbaar in de lozing van jodium-131, en aerosolen. Alfa-aerosolen worden vanaf 2014 apart gerapporteerd en vormen slechts een zeer kleine fractie van de aerosolen.

Deze atmosferisch reëel geloosde waarden kunnen getoetst worden aan de lozingslimieten volgens de uitbatingsvergunning van KCDoel (zoals gegeven in §3.3.1 Methodologie). De resultaten van deze vergelijking zijn te vinden Figuur 31 als percentage van de lozingslimiet per groep en dit voor de periode van 2014-2019. De bèta-gamma en alfa-aerosolen (afzonderlijke rapportage sinds 2014) worden hier samengenomen. De reële atmosferisch geloosde hoeveelheden zijn slechts een fractie van de lozingslimieten.

Figuur 31: Reële lozingen voor de periode 2014-2019 uitgedrukt in percentage van de lozingslimieten voor de verschillende groepen radionucliden.

3.4.1.2 Vloeibare lozingen

Zoals eerder vermeld zijn de vloeibare radioactieve effluenten hoofdzakelijk afkomstig van de proceskringen, bijvoorbeeld de kringen voor de behandeling van primair koelwater in de kerncentrales. Ze worden tevens gevormd door het afvalwater ontstaan tijdens decontaminatie van werktuigen, het sanitair afvalwater en het water gebruikt voor het schoonmaken van de vloeren in de nucleaire zones zoals de splijtstofopslagdokken, waterlekken. Deze afvalwaters kunnen opgeloste en vaste radioactieve deeltjes in de vorm van een suspensie alsook niet-radioactieve stoffen bevatten. Om ervoor te zorgen dat de hoeveelheden radioactiviteit die in het milieu terechtkomen zo laag mogelijk zijn, worden de afvalwaters voor de lozing behandeld. De voorbehandelde afvalwaters van de kerncentrale Doel die beperkte hoeveelheden radionucliden bevatten worden geloosd in de Schelde en komen uiteindelijk in de Noordzee terecht.

In het kader van de bescherming van het mariene leven in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (inclusief de Noordzee) heeft België ook het OSPAR verdrag ondertekend dat voorziet in een vermindering van de

lozing van artificiële radionucliden in het mariene milieu tot bijna een nulwaarde. Ook moeten de aan OSPAR deelnemende landen ervoor zorgen dat de nucleaire installaties gebruik maken van de Best Available Techniques (BAT) en de Best Environmental Practices (BEP).

De voorbehandeling bestaat meestal uit één of een combinatie van de volgende BAT methodes; verdamping, precipitatie/flocculatie, filtering en ionenuitwisseling. Bij verdamping wordt het water gekookt en de stoom gecondenseerd. De meeste radioactiviteit blijft hierdoor achter in de verdampingsresten die dan als afval worden geconditioneerd en opgeslagen. Bij ionenuitwisseling blijft de meeste radioactiviteit achter op de ionenwisselaar Het gehalte van verschillende radionucliden zoals 137Cs kan op die manier verminderd worden in de afvalwaters.

Ook door precipitatie en vlokvorming kan het gehalte radioactieve stoffen in het afvalwater verlaagd worden.

Tritium blijft wel als getritieerd water achter in het afvalwater. Het kan echter niet door deze processen verwijderd worden omdat het dezelfde eigenschappen heeft als niet getritieerd water en wordt dus integraal geloosd. Bepaalde effluenten kunnen ook opgeslagen worden met als doel de radioactiviteit door radioactief verval te verminderen.

Maandelijks moet de exploitant van de kerncentrale de lozingen (hoeveelheden en radionucliden) rapporteren aan FANC en BelV en jaarlijks moet hierover een verslag worden gemaakt waarin ook de dosis ten gevolge van de lozingen in de Schelde moet worden vermeld. Een samenvatting van dit verslag is beschikbaar op de website van FANC.

De lozingslimieten van de kerncentrale in operationele werking zijn gebaseerd op de reglementaire jaarlijkse limiet van 1 mSv voor de meest blootgestelde bevolking zodat de lozingen niet kunnen resulteren in een overschrijding van de dosislimiet. De lozingsvergunning bevat naast de maximale hoeveelheden die jaarlijks mogen worden geloosd ook de aard van de geloosde radioactieve stoffen. Door de kerncentrale wordt er voornamelijk tritium geloosd in de Schelde. De andere radionucliden (bv. 110mAg, 58Co, 60Co, 51Cr, 140La, 106Ru, 124Sb, 125Sb, 95Zr, 241Am,…) worden in veel lagere hoeveelheden geloosd (zie Figuur 32).

De belangrijkste radionucliden in de vloeibare effluenten zijn;

 Tritium onder de vorm van getritieerd water

 Bèta, gamma-stralers; 58 Co, 60Co, 89Sr, 90Sr, 134 Cs, 137Cs, 110mAg

 Alfa-straler; Am-241

Tabel 37: Lozingslimieten voor vloeibare effluenten.

Radionucliden Limiet

Tritium 104 TBq/jaar

Bèta, gamma, en alfa (exclusief tritium en opgeloste edelgassen) 1,48 TBq/jaar

Door de stroming en het debiet van het Scheldewater wordt de geloosde radioactiviteit verspreid en verdund. De mogelijke impact van de lozingen op mens en milieu worden door FANC geëvalueerd door regelmatig stalen van het water, het sediment, de waterplanten, vissen en schaaldieren te nemen en de gehaltes aan radioactiviteit te meten. Complementair aan het toezichtsprogramma van FANC heeft de kerncentrale van Doel sedert 2014 ook een beperkt monitoringsprogramma waarbij de focus ligt op bio-indicatoren zoals waterplanten.

Figuur 32: Evolutie van de vloeibare lozingen in de Schelde voor de periode 2005-2019.lx

Figuur 32 toont de vloeibare lozingshoeveelheden van 2004 t.e.m. 2019. De hoeveelheden zijn veel lager dan de lozingslimieten en zijn de voorbije 15 jaar nagenoeg constant gebleven. Over de laatste 5 jaar werd er gemiddeld 33% van de lozingslimiet voor tritium en 3% van de lozingslimiet van de andere radionucliden geloosd.