• No results found

3. Theater in de provincie.

3.1 Puck groeit uit tot Centrum.

Het waren de jongeren die zich verzetten tegen de dominantie van de oudere acteurs. Zij vonden dat er te weinig naar hun ideeën werd geluisterd. Ook bij ATG (Amsterdams Toneel Gezelschap) weigerden de jongeren zich nog langer te schikken naar de wensen van hun ‘artistieke grootouders’.156 Cas Baas, Egbert van Parridon en Wim Vesseur

besloten het gezelschap te verlaten en richtten in 1950 het gezelschap Puck op, samen met Hans Tobi die van Comedia kwam. Zij waren ontevreden over het feit dat zij continue voor een doorgaans ouder publiek moesten optreden.157 Zij wilden meer

contact met mensen van hun eigen leeftijd. Na een mislukte poging om een jeugdafdeling binnen hun gezelschap op te richten, wilde het toneelgezelschap Comedia van Cor Hermus wel met de jeugdigen in zee gaan. Men bood hen repetitieruimte aan, zodat ze aan hun eigen repertoire konden gaan werken.158

De andere toneelgezelschappen voorspelden Puck een kort leven. Oproerkraaiers werden ze genoemd en wat ze deden was schandalig: namelijk het wegtrekken van jonge acteurs bij de gezelschappen.159 Typerend voor Puck was de vrije leiding. Cas Baas en

Wim Vesseur deden het artistieke gedeelte, Hans Tobi het zakelijke deel en Egbert van Parridon overzag de algehele organisatie. Maar een nieuw element was de inspraak van alle spelers. De leiding moest verantwoording afleggen aan de spelers en kon in het uiterste geval ook aan de kant gezet worden.160

Puck is het eerste gezelschap in Nederland dat zich serieus toelegde op jeugdtoneel. In de akte van oprichting uit 1950 stond Puck omschreven als een toneelgroep voor jonge mensen die tot doel heeft: `Het regelmatig in alle plaatsen van Nederland (eventueel in het buitenland) bevorderen van goed toneel door jongeren, in het bijzonder voor jongeren'.161 Met hun eerste stuk Gevecht met de zoon, geschreven 156 Blom, Paul, Apostelen en tovenaars, 34.

157 Noord-Hollands Archief (verder NHA). 261 Stichting Toneelgroep Centrum te Amsterdam, inv.nr. 25, Authentiek afschrift van de akte van oprichting en een conceptwijziging van de statuten. 158NHA. 261 Sticting Toneelgroep Centrum te Amsterdam, inv. nr. 29,37 jaar Centrum ,voorheen Puck. Gedenkboek in opdracht van bestuur en directie geschreven ter gelegenheid van de opheffing in 1987. 159 Hoboken, Coos van, Van Puck, toneelgroep van en voor jonge mensen, via Puck tot Centrum in: Facetten van vijftig jaar Nederlands toneel 1920-1970 (Amsterdam 1970) 185-192, alhier 189. 160 Hoboken, Van Puck tot Centrum, 190.

door Cas Baas, kwamen zij er achter dat ze als jonge spelers in rollen van jonge mensen een jonge generatie van toeschouwers konden bereiken.162

Zij traden voornamelijk op voor scholen voor lager en middelbaar onderwijs en speelden speciaal op de moderne jeugd gerichte stukken van jonge schrijvers, afgewisseld met klassieken en semi-klassieken.163 Dit leidden in de loop der jaren ook tot

nieuwe stukken met een sociaal-politieke boodschap. Zo groeide het gezelschap, samen met haar repertoire en haar publiek, geleidelijk tot volwassenheid op. Het afleggen van het jeugdstigma werd voltooid met de naamswijziging in 1961, toen 'Puck' veranderde in 'Stichting Toneelgroep Centrum'.164 Centrum werd meer en meer een regionaal

gezelschap dat vooral in de steden Haarlem en Utrecht en de provincies Noord-Holland en Utrecht speelde.

Toneelgroep Centrum omarmde de nieuwe ideeën over toneel die in de jaren zestig ontstonden. Niet langer was het doel van toneel een poging te doen om andermans werk te herscheppen of een publiek te vermaken. Toneel werd een ontmoeting tussen spelers en toeschouwers. Ook vroegen steeds meer mensen zich af of er voor het toneel geen actievere rol was weggelegd ten aanzien van de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast werd de invloed van de jonge acteurs binnen de gevestigde gezelschappen steeds duidelijker.165 Deze jonge acteurs en actrices

gingen experimenteren met nieuwe vormen, terwijl het grote middenveld van het repertoiretoneel verstarde. Zo groeide de twijfel over de kwaliteit van het geproduceerde toneel in Nederland. Vanaf 1956 begon het aantal bezoeken aan voorstellingen langzaam maar zeker te dalen, om in 1970 uit te komen op een totaal dat iets meer dan de helft bedroeg van dat in 1950: 1,2 miljoen bezoeken aan gesubsidieerde toneelvoorstellingen. Ook werd steeds duidelijker dat men er ondanks het beleid niet in slaagde om de lagere sociale klassen voor het toneel te behouden. De sociale spreiding leek te mislukken.166

Ook veranderde de houding van de overheid ten opzichte van het opvoedingsdenken. Het ging niet langer om het opvoeden van de lagere sociale klassen

162 Hoboken, Van Puck tot Centrum, 187. 163 Koster, Van schavot tot schouwburg, 300.

164 NHA, 261 Sticting Toneelgroep Centrum te Amsterdam, inv. nr.27, Authentiek afschrift van een wijziging in de akte van oprichting in verband met de naamsverandering van Stichting Toneelgroep Puck in Stichting Toneelgroep Centrum.

165 Bos en Van Maanen, ‘Maatschappelijk engagement wordt uitgangspunt’, 60 166 Idem, 58.

naar de normen en waarden van de maatschappelijke bovenlaag, maar om het creëren van mogelijkheden voor de bevolking om zich op eigen wijze te ontwikkelen zodat men zich staande kon houden in de samenleving. 167 Tegelijkertijd was er ook een

verschuiving zichtbaar in het denken over de rol van kunst in de samenleving. Men moest in een zekere mate van vrijheid kunnen beslissen wat voor voorstellingen zij wilden bezoeken. Er was namelijk meer aanbod dan alleen de favoriete kunstuitingen van de naoorlogse elite.168

Vanaf het seizoen 1964-1965 werd Centrum de vaste bespeler van de Haarlemse Stadsschouwburg. Na het overlijden van schouwburgdirecteur Deinum in juni 1964 was Centrum nieuwsgierig wie de nieuwe directeur zou worden. De Haarlemse wethouder van cultuur Daaf Geluk vertelde dat het de verkeerde kant op leek te gaan. Menso Carpentier Alting is als zakelijk leider van Centrum toen met Peter Lohr gaan praten. Lohr was in de jaren zestig bekend van televisie. Na een succesvolle lobby werd Peter Lohr aangesteld als nieuwe directeur.169

Alle premières zouden vanaf dat moment in Haarlem worden uitgebracht. Met een vooruitstrevend repertoire streefde het moderne gezelschap naar een binding met het moderne publiek.170 Centrum kreeg als vaste bespeler een basissubsidie van f10.000,

later verhoogd tot f15.000 per jaar.171 Daarnaast kreeg het gezelschap een vergoeding

per voorstelling zoals ook andere gezelschappen die kregen.

Het gezelschap telde zo’n veertig spelers, onder wie Elisabeth Andersen, Ton van Duinhoven, Ann Hasekamp en Guus Hermus. Regisseur Oosthoek ging echter vooral met de jongeren uit de groep aan de slag. De primeurs die Oosthoek voor het Nederlands publiek regisseerde werden nogal verschillend ontvangen. Het stuk Wanneer heb je mijn

moeder voor het laatst gezien? van Christopher Hampton ging over homoseksualiteit. Iets

wat door een deel van het machtige abonnementspubliek nog niet helemaal geaccepteerd was. Maar ook bij De thuiskomst van Pinter in regie van Walter Kous in hetzelfde jaar, waren mensen boos weggelopen. Een stuk over overspel kon echt niet. In 1968 volgde De Smoeshaan, een stuk geregisseerd door Hagen Mueller-Stahl. De Haarlemse burgemeester verbood het stuk vanwege het gebruik van namaakpenissen.

167 Ibidem.

168 Bos en Van Maanen, ‘Maatschappelijk engagement wordt uitgangspunt’, 60.

169 Leeuwen, Ko van, Wim de Wagt, Het geschenk. Stadsschouwburg Haarlem 1918-2009 (Haarlem 2009) 94.

170 Bank, Letterkunde, toneel en muziek, 580. 171 Koster, Van schavot tot schouwburg, 302.

Oosthoek verwachtte opnieuw een schandaal bij het stuk Gered van Edward Bond, waarin een baby in een kinderwagen wordt gestenigd door hooligans. Vooraf een persconferentie geven, zou het publiek moeten voorbereiden.

Centrum heeft een steeds duidelijker gezicht gekregen in de periode dat het Haarlem als vaste speelplaats had. Simon Koster stelt in Van schavot tot schouwburg dat ‘het repertoire omschreven kan worden als eigentijds, zonder politiek engagement maar met een uitgesproken voorkeur voor stukken waarin de problematiek van het menselijk bestaan (ook in sociale zin) onromantisch, onsentimenteel maar scherp analytisch en liefst onbarmhartig worden belicht.’172 Zo werden moderne Engelse stukken vertaald,

zoals Edward Bond (Gered) en Peter Nichols (Een dag uit de dood van Verdomde

Loewietje) afgewisseld met klassieken en pretentieloos amusement. Het voornaamste en

meest originele aspect van het repertoire, waarvoor dramaturg Hans Roduin verantwoordelijk was, is het moderne toneel waarbij het publiek zich rechtstreeks en in sterke mate betrokken kon voelen.173

Bij de reorganisatie van het toneelbestel in 1968 werd Centrum als vaste bespeler van de schouwburgen in Haarlem en Utrecht aangewezen, hierdoor ging bijna de gehele Haarlemse subsidie - intussen gestegen tot f64.500 – voortaan naar Centrum toe. Vanaf de oprichting van Puck in 1950 tot de fusie van Centrum in 1987 heeft het gezelschap ongeveer 260 verschillende stukken, in ± 15.000 voorstellingen, ten tonele gebracht.174

3.2 De Smoeshaan.

De vooruitzichten van het nieuwe theaterseizoen zagen er in de zomer van 1968 bijzonder rooskleurig uit voor toneelgroep Centrum. ‘De toneelgroep heeft het afgelopen theaterseizoen bijzonder goed gepresteerd’, zegt zakelijk leider Menno Carpentier. De bezetting in de Haarlemse schouwburg was 78 procent tegenover 45 procent vorig seizoen. Daarnaast zijn er meer voorstellingen gespeeld, 480 tegenover normaal 420.175

Drie succesvolle stukken worden ook in het aanstaande seizoen opnieuw opgevoerd. Dit zijn ‘Wanneer heb je mijn moeder voor het laatst gezien?’ van Christopher Hampton, ‘Een dag uit de dood van Verdomde Loewietje’ van Peter Nichols en ‘Gered’ van Edward Bond. Door het succes van de laatste, wordt deze in het nieuwe seizoen ook in

172 Idem, 302. 173 Ibidem.

174 NHA, inv.nr. 29, 37 jaar Toneelgroep Centrum.

het Brusselse Theatre National in het Frans opgevoerd. Het seizoen 1968-1969 gaat van start met de première van De Smoeshaan in Haarlem. Hiervoor is de Duitse regisseur Hagen Mueller Stahl aangetrokken, die het stuk eerder in Berlijn regisseerde. Het is een blijspel van Plautus, die dramaturg Alphenaar omschrijft als’ een vrolijke acrobatische voorstelling in de stijl van toen.’176

Er is dit seizoen een duidelijk andere nadruk gelegd. Toneelgroep Centrum gaat namelijk drie Duitse stukken opvoeren. Dit repertoire vindt tot op heden weinig doorgang in Nederland.177 Het afgelopen seizoen viel de keuze juist vaker op Engelse

toneelstukken.

De kunstredacteur van het Haarlems Dagblad schrijft op 1 juni 1968 al een stuk over de aanstaande première van toneelgroep Centrum in Haarlem. ‘Merkwaardig belooft deze voorstelling alleszins te worden. De kleding geeft speelruimte aan de lichaamsdelen die doorgaans verhuld blijven.’, aldus de journalist W.J. Lukkenaer.178

Op 6 juni wordt een artikel gepubliceerd in Het Parool die aan alle verbeelding een eind maakt. In het artikel is een afbeelding afgedrukt, waarop een romein in uniform is afgebeeld, terwijl zijn geslachtsdeel onder zijn rok tevoorschijn komt.179 Hier wordt ook

al melding gemaakt van het nieuwste drama van Witold Grombowicz ‘Operette’, een verhaal over de mens die zoekt tussen naaktheid en kleding en uiteindelijk de gevangene blijkt van zijn vermommingen.180

Een paar dagen voor de première, op 31 augustus, staat er nog een recensie in De

Tijd. Het stuk begint net de zin: ‘Bij Centrum moet de schouwburgbezoeker wel opletten’.

En vervolgt met: ‘ Het komt wel eens met een stuk, dat de gewone abonnee zwaar op de maag valt.’.181 In het Haarlems dagblad staat op die dag een recensie met dezelfde

strekking. In het artikel wordt verwezen naar de hoofdrolspeler als een ‘opschepperige krijgsman’, een benaming die de rol wellicht niet geheel dekt.182

Waar gaat het stuk nu eigenlijk over? De Smoeshaan (oorspronkelijke titel „Miles gloriosus")183 is een bewerking van een blijspel van Plautus, dat een verhaal over een

176 Ibidem.

177 ‘Centrum opent seizoen met stuk van Plautus’, Het Parool Amsterdam (6 juni 1968).

178 ‘Toneelgroep Centrum: Geen Nederlandse stukken in het volgend seizoen’, Haarlems Dagblad (1 juni 1968).

179 ‘Centrum opent seizoen met stuk van Plautus’, Het Parool Amsterdam (6 juni 1968). 180 ‘Centrum opent seizoen met stuk van Plautus’, Het Parool Amsterdam (6 juni 1968). 181 ‘Overtuigd’, De Tijd Amsterdam (31 augustus 1968).

182 ‘,,Centrum’’’, Haarlems Dagblad (31 augustus 1968). 183 ‘Walgelijke vertoning’ De Telegraaf (05-09-1968).

ijdele hansworst verteld.184 Plautus is een Romeinse heer, die voor onze christelijke

jaartelling zich heeft toegelegd tot het uitbuiten van de situatie ‘domme meester, slimme knecht’. Het stuk gaat over een opgeblazen veldheer die een meisje in zijn macht heeft, dat haar hart aan een ander heeft verpand. Die ander is haar nagereisd om haar te verlossen. Op zichzelf zou het niet veel verder komen dan hartstochtelijke kussen, maar hier treed de knecht of slaaf in het strijdperk, die ook al ten onrechte in de macht van de malle, ijdele veldheer is. Er wordt een buurman ingeschakeld, en een deerne met haar gedienstige en de ijdelheid wordt gestraft, de ware liefde beloond.185

Het stuk van Plautus is een reconstructie van de wijze waarop de oude Romeinen 2200 jaar geleden dit beroemde blijspel hebben gespeeld.186 De Smoeshaan heeft een

heel eenvoudige structuur en is op uiterst inventieve wijze geregisseerd door de Duitser Hagen Müller-Stahl, zegt de correspondent van Het vrije volk.187 Hagen Muller-Stahl heeft

met zijn spelers een aantal van die oerkomische effecten in gemoderniseerde vorm weten te weer te geven. De acrobatiek, die fantastische valpartijen mogelijk maakt en vreemde buitelingen, speelt een grote rol. Ook heeft men het aangedurfd een attribuut van een van de oudst bekende comediespelers over te nemen: de nagebootste phallus bij de voornaamste kluchtfiguren, die op komische wijze de erotische scènes ondersteunt.188

De Duitse regisseur, die ook voor de aankleding verantwoordelijk is, zegt in Het

vrije volk: „Het stuk heeft een volstrekt andere verhouding tot de seksualiteit dan in onze

tijd. Er is geen dubbelzinnigheid als in de hedendaagse cinematografie en de geïllustreerde bladen, maar een oergezonde, niets verhullende instelling. "189 Daarnaast

heeft hij de phallus-symbolen, die volgens de oud-Romeinse traditie worden gedragen, bepaald niet realistisch willen maken.190

Op 4 september staat het nieuws al in alle kranten. Het gaat niet langer over de voorstelling De Smoeshaan, maar over het verbod dat door burgemeester Cremers is uitgesproken.

184 ‘Burgemeester verbiedt toneelvoorstelling’, De waarheid (4 september 1968).

185 Jan Spierdijk, ‘’Goed handje’’, De Telegraaf (4 september 1968).

186 ‘Walgelijke vertoning’ De Telegraaf (05-09-1968).

187 ‘De Smoeshaan in amsterdam’, Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad (6 september 1968) 19.

188 ‘De Smoeshaan in amsterdam’, Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad (6 september 1968) 19.

189 ‘Nog Smeriger’, De Telegraaf (5 september 1968).

Over het toneelstuk lopen de meningen zeer uiteen. André Rutten van De Tijd noemt het stuk ‘een dunne intrige en een weinig amusante tekst’, maar ook een ‘clownstoneel, waar ook een beschaafd mens gevoelig voor blijft’.191 Recensent Jan

Spierdijk van De Telegraaf is juist lovend over de gewaagde keuze om dit oude stuk, wat door veel nationale en internationale toneelgroepen al eens is vertolkt, te voorzien van een nieuw jasje. Maar verder zegt hij: ‘Het verhaaltje heeft weinig om het lijf en zo nu en dan is er bijna geen touw aan vast te knopen. Maar het is met tal van vreemde snoeshanen voortreffelijk gestoffeerd, levert groteske situaties op, waarin de phallus brutaal koning kraait. Ongezouten is het, maar niet grof.’192 Simon Koster, kunstredacteur

van het Haarlems Dagblad, is echter niet positief. Het stuk is ‘ondanks zijn erotische vrijmoedigheid, die voor de kenners van het hedendaags toneel ook al niets schokkends meer biedt, weinig anders dan een naïef stukje Romeins volkstoneel, met enige verbleekte museumwaarde’. Koster vervolgt: ‘de goedkope grappigheid verkregen door het afschaffen van het phallus-taboe was bepaald geen voldoende compensatie voor de vele tekortkomingen’.193

Door de ophef rondom het stuk worden de verdere voorstellingen in andere steden, vanaf 5 september werd het stuk in Amsterdam opgevoerd, uitgebreid in de krant besproken. Zo kwamen er in de Kleine Komedie vierhonderd gasten de voorstelling bekijken. Er is veel en hartelijk gelachen om het stuk, aldus de verslaggever. Het Amsterdamse publiek was aangevuld met twintig bezoekers uit Haarlem. Deze waren gratis met een bus naar Amsterdam gebracht, omdat ze de avond tevoren niet in de Haarlemse stadsschouwburg terecht konden. Maar ook in Amsterdam was er politiepersoneel aanwezig. Deze zogenaamde ‘politieplaatsen’ werden bezet door rechercheurs van de Amsterdamse zedenpolitie.194

Burgemeesters uit andere steden gaan De Smoeshaan bekijken, voordat deze in hun stad ten uitvoer wordt gebracht. De Utrechtse burgemeester is in Amsterdam langs geweest en vond de voorstelling niet aanstootgevend. Andere burgemeesters in het land lieten zich ook uit over het voorval. Mr. L. R. J. ridder Van Rappard, de burgemeester van Gorkum, was het eens met de beslissing van Cremers. ‘Ik ben klassiek gevormd en weet 191 André Rutten, ‘’Modern clownstoneel naar oud-Romeinse volksklucht’’, De tijd: dagblad voor

Nederland (4 september 1968).

192 Jan Spierdijk, ‘’Goed handje’’, De Telegraaf (4 september 1968).

193 Simon Koster, ‘’De Smoeshaan’’ van Plautus. Zwakke opvoering door ‘’Centrum’’, Haarlems dagblad (4 september 1968) 15.

wel iets van de blijspelen van Plautus’, zegt hij. „Het gebruik van de phallus is gezocht, het stuk wordt zo geheel in de schutting- taal-sfeer getrokken. Dat is van 'n zó onvoorstelbare ordinairheid en vulgariteit dat ik mijn collega van Haarlem alleen maar geluk kan wensen met zijn moed."195 Uit Hengelo komen iets gematigdere geluiden.

Burgemeester jonkheer mr. L. M. E. Von Fisenne zou alleen ingrijpen na overleg met de hoofdcommissaris.196 Burgemeester' Roeters Van Lennep van Zutphen is het daar mee

eens. Hij zou alleen ingrijpen in exceptionele gevallen. Maar stelt hij: ‘Als burgemeester moet je bekijken wat algemeen aanvaardbaar is voor de bevolking. Als je het zelf alleen niet mooi vindt, dan ga je maar weg uit zo'n voorstelling.’.197

Dat toneelgroep Centrum een zeer gewaardeerd gezelschap binnen de Nederlandse theaterwereld is, blijkt ook uit het feit dat zij diezelfde dag de Prijs der Kritiek 1968 ontvangen. Door een zeer spectaculaire repertoirekeuze met o.a. Gered en

Een dag uit de dood van verdomde Lowietje weet het gezelschap deze prijs in de wacht te

slepen. 198

Deze aandacht biedt het gezelschap de kans om uitgebreid te reageren op het voorval rondom De Smoeshaan. Volgens de directie van Centrum, getuigt het optreden van de burgemeester van een gebrek aan historisch inzicht.199 Jules Hamel, één van de

hoofdrolspelers, verklaarde dat het accent in de voorstelling is scheef getrokken, waardoor de handeling met de fallus een nadruk kreeg die het spel nadelig beïnvloedde.200

De veranderingen binnen de toneelwereld komen in een stroomversnelling door de groeiende aandacht van de overheid voor het cultureel welzijn van haar bevolking. Er ontstaat hierdoor veel meer ruimte voor een jongere generatie acteurs en actrices om eigen keuzes te maken. Puck en later Centrum zijn een goed voorbeeld van toneelgezelschappen die zich concentreerden op de zaken waar hun publiek zich mee bezig hield. Zij behandelden actuele thema’s en durfden ook te shockeren.

195 ‘De burgemeester is geen Don Quichotte’, De Telegraaf (6 september 1968) 5.

196 Ibidem. 197 Ibidem.

198 ‘De Smoeshaan’, De waarheid (7 september 1968) 2.

199 ‘Smoeshaan werd niet gekuist. Burgemeester vond het stuk onzedelijk’, Friese koerier: onafhankelijk

dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden (5 september 1968).

200 ‘Vragen over Smoeshaan in raad van Haarlem’, Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad (5 september 1968).

4. ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’.

Met bovenstaande zin besluit burgemeester Cremers zijn betoog tijdens het debat over het verbieden van de voorstelling De Smoeshaan in de Haarlemse gemeenteraad op 9 oktober 1968. Verwijzend naar de uitspraak van een Augustijner monnik ten tijde van de Rijksdag in Worms, laat de burgemeester de Raad weten bij zijn standpunt te blijven.

De interpellatie van de Haarlemse raadsleden mr. M.D. Proper (hoofdbestuurslid van de CPN) en drs. J.J. Voogd (fractievoorzitter van de PvdA in de gemeenteraad van