• No results found

Publiek recht Privaat recht

In document Kamers van Koophandel (pagina 109-113)

In Model 1 hebben de dimensies de volgende uitwerking gekregen:

14.1.1 TAKEN EN FUNCTIES

In dit model zal steeds de afweging of de ontwikkeling en / of uitvoering van een taak voor de Kamers van Koophandel op centraal of regionaal niveau kan plaatsvinden een rol spelen. Centrale taken vinden hun basis in een gemeenschappelijk kader waarbij per Kamer een nadere invulling kan worden gegeven aan een deel van de uitvoering. Voor bijvoorbeeld de Handelsregistertaken zal de regionale handelings-vrijheid hierbij beperkter zijn dan bij voorlichtingstaken.

14.1.2 ORGANISATIE

In dit model bestaat de mogelijkheid tot het interregionaal en centraal bundelen van primaire en secundaire processen. Samenwerking, zoals deze nu al zichtbaar is ten aanzien van het delen van competenties, kan worden versterkt. Samenwerking tussen Kamers in projecten is eveneens goed mogelijk. Bij deze samenwerkings-vormen kunnen ook andere partijen per project worden betrokken.

In het model is sprake van mogelijkheden voor beperkte gebiedsaanpassingen. Deze kunnen zich afspelen op het niveau van het overdragen van gebiedsdelen van één

in dit model uitgevoerd worden. Aanpassing van de grenzen van Kamergebieden opdat deze samenvallen met bijvoorbeeld provinciegrenzen ligt ook nog binnen de mogelijkheden van dit model.

14.1.3 BESTUURLIJKE STRUCTUUR EN AANSTURING

De bestuurlijke structuur van dit model is complex. Enerzijds is er sprake van een groot aantal autonome Kamers waardoor er voor toezichthouders en opdrachtgevers een niet gegarandeerde uniformiteit ontstaat in termen van afspraken, uitvoerings-inrichting en mogelijk uitvoeringskwaliteit. Tevens is opvallend dat de gemeen-schappelijk organisatie buiten het publiek recht valt. Deze gemeengemeen-schappelijke organisatie heeft de vorm van een vereniging waardoor de vrijblijvendheid en onafhankelijkheid van de autonome leden slechts door middel van onderlinge

“contract”afspraken kunnen worden beheerst. De getraptheid in aansturing tussen de algemeen besturen van de Kamers en de Centrale Autoriteit welke

verantwoordelijk is voor de CD-HR/BBR organisatie levert een grote bestuurlijke afstand op tussen het wettelijk kader en een uitvoeringsorganisatie welke een zwaarwegende rol zal spelen in verzameling, beschikbaarheid en kwaliteitstelling van een overheidsinstrument als het Basis Bedrijven Register. Het ministerie wordt hierdoor operationeel afhankelijk ten aanzien het BBR van een private partij waarbij het bestuur van deze private partij door 21 autonome publieke partijen wordt gedragen. Dit stelt hoge eisen aan de inrichting van de relaties tussen EZ, de 21 Kamers en de Centrale Autoriteit inzake de continuïteit en kwaliteit van aansturing, toezicht, mandaat, financiering en doorlooptijden van veranderingen.

14.1.4 FINANCIERING

In dit model is continuering van het huidige drie heffingen constructie mogelijk evenals het reduceren van het aantal heffingen naar een kleiner aantal. Er zijn geen restricties, anders dan de huidige, op het nastreven van het profijtbeginsel.

14.1.5 WAARDERING VAN MODEL 1

Een model van 21 ZBO’s aangevuld met een privaatrechtelijke Centrale Autoriteit kent de volgende voor- en nadelen:

Taak: Handelsregister

Er zijn geen specifieke voordelen te benoemen voortkomend uit dit model.

Uniformering van een heffing (gelijk nu voorzien is voor heffingen 1 en 2) zal in de praktijk leiden tot het loslaten van een zo waarheidsgetrouwe vertaling van de werkelijk kosten per Kamer per taak naar de heffing in het Kamergebied.

Taak: voorlichting

Er zijn geen specifieke voordelen te benoemen voortkomend uit dit model.

Taak: regiostimulering

Er zijn geen specifieke voordelen te benoemen voortkomend uit dit model.

Gegeven het autonome karakter van iedere Kamer kan het landelijk implementeren van gemeenschappelijke speerpunten ten aanzien van regiostimulering in de praktijk op niet uniforme wijze worden vertaald. Daar waar deze vertaling de effectiviteit negatief beïnvloedt kan van een nadeel worden gesproken. Het omgekeerde kan echter evenzeer waar zijn. Zekerheid hieromtrent is in dit model niet vooraf zichtbaar.

Nieuwe taken uitbreiding

Invulling van nieuwe taken zal in principe in elke Kamer op eigen wijze worden aangepakt. Te meer omdat de nieuwe taken, met uitzondering van het BBR

betrekking heeft op taken die binnen het kader van voorlichting en regiostimulering zijn te plaatsen. Ook al worden afspraken in eerste instantie op landelijk niveau gemaakt, de feitelijke verantwoordelijkheid ligt autonoom per Kamer. Dit kan betekenen dat regiospecifieke aspecten ten aanzien van inhoud en uitvoering zeer snel kunnen worden ingevuld. Het kan echter ook betekenen dat dit voor landelijke samenwerkingspartners vereist dat 21 verschillende afspraken parallel moeten worden gemaakt. Omdat de uitvoering lokaal kan verschillen is uniformiteit in uitvoering in dit model niet vanzelfsprekend.

Bedrijfsvoering algemeen

De bedrijfsvoering in dit model zoekt niet vanzelfsprekend naar het realiseren van schaalgrootte voordelen. Dit streven wordt beperkt door de autonomie van iedere Kamer. Het ontwikkelen van nieuwe landelijk geldende oplossingen is niet

vanzelfsprekend en gaat gepaard met veel overleg, afstemming en het vinden van gemeenschappelijkheid waardoor de invoering van effectiviteit en efficiency-verbeteringen naar verwachting langer op zich laten duren dan in een ander model realiseerbaar zou zijn. De bestuurskosten (informeren, vergaderen, samenstellen, etc) zijn in dit model relatief hoog. Te meer omdat er ook nog sprake is van een VVK bestuur en een daarvan afgeleid dagelijks bestuur en in de toekomst een Centrale Autoriteit.

Ex-post knelpunten

Binnen dit model moeten de oplossingen ten aanzien van de gesignaleerde knelpunten veelal voortkomen uit wijzigingen in gedrag van betrokken partijen, ondersteund door beperkte aanpassingen in wet- en regelgeving. Toepassing van het model zal niet direct invloed uitoefenen op het oplossen van de ex-post

gesignaleerde knelpunten.

Transformatiekosten

Bij model 1 is sprake van minimale transformatiekosten omdat de huidige situatie zich zonder nadrukkelijke extra personele of fysieke interventies kan doorzetten.

Indien binnen dit model wordt overgegaan tot het samenvoegen van een aantal Kamers moet wel rekening gehouden worden met additionele transformatiekosten tenzij hierbij wordt gekozen voor “natuurlijke” momenten van verandering zoals het niet vervangen van een regionale functie als deze vrij valt in de personele sfeer.

Nieuwe nadelen

Door de toepassing van dit model ontstaat een ingewikkelde bestuurlijke constructie inzake het beheer van het BBR. Het huidige handelsregister wordt door de 21 Kamers beheerd. Het belang van de juistheid, volledigheid en actualiteit van de gegevens wordt door de invoering van BBR nog groter. Het BBR zal dus in vergelijking met het huidige handelsregister verdergaande eisen aan de uniformiteit van de uitvoering en de responsiviteit van de beheerder vragen. Zo zullen procedures voor bijv. wijze en snelheid van verwerking van gegevens geüniformeerd moeten worden. Door het BBR onder te brengen bij 21 Kamers gezamenlijk wordt sturen op uniformiteit en

kwaliteit bemoeilijkt. Daarnaast is het nog maar de vraag in hoeverre de Centrale Autoriteit voldoende mandaat heeft om als adequate spreekbuis en aanspreekpunt voor de 21 Kamers te gelden. In deze versie is de Centrale Autoriteit immers een private partij die door de 21 Kamers is opgericht. Zij kunnen daarbij de Centrale Autoriteit vergaand mandaat geven (maar deze in een later stadium ook weer intrekken). De Centrale Autoriteit zal er dan voor moeten zorgen dat de Kamers zich ook daadwerkelijk voegen naar de door haar gestelde regels.

- Daarnaast speelt het vraagstuk van de heffing. Daar waar de overheid als opdrachtgever optreedt naar het BBR is het te overwegen hiervoor een onkostenvergoeding van overheidswege tegenover te stellen. Indien dit plaatsvindt zal een verrekening met 21 Kamers moeten plaatsvinden. Hiervoor moet een nieuwe, mogelijk arbitraire grondslag worden ontwikkeld.

14.2

MODEL 2: 22 ZBO’S

Dit model laat zich in hoofdlijnen kenmerken als het onderbrengen van de registratiefunctie van de Kamers in een nieuw te vormen Zelfstandig

Bestuursorgaan, waarin een substantieel deel van de organisatie van de VVK wordt ondergebracht.

De andere twee kerntaken voorlichting en regiostimulering kunnen in dit model voorbehouden blijven aan een configuratie welke een continuering van de huidige structuur laat zien. Hierin werken 21 autonome Kamers van Koophandel op het terrein van voorlichting en regiostimulering waar nodig samen in een

gemeenschappelijke vereniging. De keuze voor het beperken van de afbakening van de nieuwe organisatie tot de registratiefunctie ligt in het feit dat bij de twee andere hoofdtaken sprake is van een regionale inkleuring van de uitvoering welke van belang is bij het rendement. Dit geldt uiteraard sterker bij de taak regiostimulering dan bij de taak voorlichting. Bij deze laatste taak is de regionale inkleuring alleen daar van belang wanneer in de uitvoering wordt (samen) gewerkt met ofwel regionale partners ofwel regionale media.

Grafisch laat het model ziet de modelconfiguratie er als volgt uit:

In Model 2 hebben de dimensies de volgende uitwerking gekregen:

14.2.1 TAKEN EN FUNCTIES

In dit model zal steeds de afweging of de ontwikkeling en/of uitvoering van een taak voor de Kamers van Koophandel op centraal of regionaal niveau kan plaatsvinden een rol spelen. Dit geldt niet voor de taken welke specifiek aan de nieuwe landelijke ZBO zijn toegewezen. Bij een uitbreiding van taken zal moeten worden gekeken welke organisatie deze taken op zich kan nemen. Een aantal deeltaken van de nieuwe ZBO zoals de loketfunctie kan uitbesteed worden aan de “oude” structuur van 21 Kamers en hun kantoren. Maar de nieuwe ZBO kan deze taak bijvoorbeeld ook of eveneens elders onderbrengen.

14.2.2 ORGANISATIE

In dit model ontstaat een nieuwe organisatie welke voor zich zelf een operationeel model moet uitwerken.

Voor de uitvoering van een aantal processen van de nieuwe ZBO kunnen samen-werkingspartners worden gevonden. Dit zouden de huidige Kamers en of de VVK kunnen zijn. Binnen de 21 Kamers bestaat in dit model de mogelijkheid tot het interregionaal en centraal bundelen van primaire en secundaire processen.

Samenwerking, zoals deze nu al zichtbaar is ten aanzien van het delen van

competenties, kan worden versterkt. Samenwerking tussen Kamers in projecten is eveneens goed mogelijk. Bij deze samenwerkingsvormen kunnen ook andere partijen per project worden betrokken.

In het model is voor de 21 Kamer ZBO’s sprake van mogelijkheden voor beperkte

In document Kamers van Koophandel (pagina 109-113)