• No results found

publiek publieke familiariteit publieke familiariteit privaat

In document Niet langer met de ruggen naar elkaar (pagina 33-37)

over anderen leren, biedt het kader voor sociale identificaties. Maar zulke contacten staan niet gelijk aan private intimiteit:

“Publieke familiariteit wordt vaak aangezien (…) voor private intimiteit, en publieke onpersoonlijkheid voor private vervreemding (…). Maar zulke publieke familiariteit heeft niets van doen met de privé-levens van mensen. De vriendelijke voorbijganger die je groet op straat kan weinig vrienden hebben, terwijl de gereserveerde passagier in de metro een bloeiend sociaal leven kan hebben” (Fischer 1982: 61-2, onze vertaling). Nu is juist de publieke familiariteit in buurten, dorpen en steden afgenomen (zie voor voorbeelden: T. Blokland 2005). De herhaalde ontmoeting die publieke familiariteit teweegbrengt, hebben we steeds minder, als gevolg van de schaalvergroting en technologische veranderingen van de modernisering.12Was de buurt een eeuw gele- den evenmin een integratiekader, zij was wél een identificatiekader (vgl. Van Doorn, 1955). Omdat mensen veel van elkaar zagen, deden zij kennis op over anderen die

niet tot hun kring van vrienden en familie behoorden. Publieke familiariteit betekent

niet dat mensen elkaar meer vertrouwen. Wel zorgt publieke familiariteit ervoor dat mensen kunnen bepalen wie zij menen te vertrouwen - of niet.

In de sociaal-wetenschappelijke literatuur over vertrouwen omschrijft men vertrou- wen (trust) wel als een 'inschatting van het toekomstig handelen van anderen' (Sztompka 1999: 25) in positieve zin. Als we anderen vertrouwen, anticiperen we erop dat hun handelen onze behoeften en belangen ten goede zullen komen. Voelen we daarentegen wantrouwen (distrust), dan maken we de 'negatieve inschatting' (idem: 26) dat anderen erop uit zijn ons schade te berokkenen. Sztompka noemt deze twee concepten elkaars spiegelbeeld. En terecht: voor beide is publieke familiariteit nodig, omdat we met kennis over anderen zulke inschattingen maken.

Veel van de problemen van interetnische contacten gaan echter niet over vertrouwen of wantrouwen, maar juist over wat in het Engels zo mooi mistrust genoemd kan worden. Het is een onzekere situatie waarin men niet weet of men positieve of nega- tieve inschattingen van het handelen van anderen moet maken, omdat men niet over voldoende kennis van die anderen beschikt om zich met hen te identificeren of zich van hen te distantiëren. Familiariteit faciliteert dus identificatie. En herhaalde samen- komst faciliteert familiariteit, ook als het slechts vluchtige contacten betreft.

Uit het voorgaande volgt dat meeting en mating niet perse bij elkaar horen. Meeting (elkaar ontmoeten) leidt alleen tot iets als sprake is van herhaalde ontmoeting. Vervolgens is mating (het ontstaan van een affectieve band) als resultaat van die

34

RMO

advies 37

Niet langer met de r

uggen naar elkaar

12 In de ouderwetse toonbankwinkel op de hoek, bijvoorbeeld, hoorde iedereen wat een vaste klant de kruidenier vertelde, zonder dat het voor andere wachtenden was bedoeld. Toen iedereen boodschappen deed bij de winkel op de hoek ver- wierven mensen geleidelijk meer kennis van elkaar waardoor zij 'familiair' met elkaar werden. Terecht stellen sommige stadsbewoners dat vroeger 'iedereen iedereen kende', maar 'kennen' betekende dan wel vooral 'kennis hebben over' of 'bekend zijn' met elkaar. Het gaat hier niet om persoonlijke netwerken van duurzame relaties van mensen die elkaar graag mogen.

ontmoeting erg hoog gegrepen. Publieke familiariteit is wel een uitkomst van herhaald ontmoeten. Wie zich ten doel stelt affectieve banden tussen (groepen) burgers te creëren, schiet daarom betrekkelijk weinig op met het organiseren van een jaarlijkse kerstsamenzang op het pleintje of een eenmalig voetbaltoernooi in de wijk. Uit on- derzoek blijkt keer op keer dat er maar weinig projecten zijn die erin slagen duurzaam affectieve banden tussen burgers te realiseren op basis van eenmalige ontmoetingen (zie ook bijlage 3). Over de manier waarop herhaalde ontmoeting concreet gestalte kan krijgen, gaat het volgende hoofdstuk.

2.3

Conclusie

In dit hoofdstuk hebben we het overheidsbeleid rondom binding beschreven op drie schaalniveaus (macro-, meso- en microniveau). We hebben vervolgens drie vooronder- stellingen besproken waarop dit beleid tenminste ten dele is gebaseerd. Het geheel laat zich samenvatten in onderstaande drie stellingen.

1. Zolang achterstanden van minderheden niet kleiner worden, valt er van een specifiek op verbinden gericht beleid niet veel te verwachten. Verbinden moet samengaan met afnemende achterstanden bij etnische minderheden. Het belang van maatschap- pelijke kerninstituties als werk en school voor verbinden kan moeilijk worden overschat. Interetnische verbindingen worden sterk positief beïnvloed door zaken als het hebben van werk, doorstromen naar betere banen en succesvol deelnemen aan een opleiding.

2. Gemengd wonen leidt niet vanzelf tot gemengde sociale netwerken. Wel kan er in stabiele, veilige en gemengde wijken, waar herhaalde ontmoetingen plaatsvinden, de publieke familiariteit ontstaan die aan veel verbindingen vooraf gaat. Dit geldt overigens ook de andere onderdelen van de publieke ruimte waar burgers komen, zoals scholen, parken, verenigingen, winkelcentra en vrije tijdsgelegenheden. 3. Korte interetnische contacten hebben de potentie om te leiden tot wederzijds begrip,

respect en sympathie, maar zij kunnen evengoed resulteren in het bevestigen of verscherpen van vooroordelen. Opnieuw geldt dat herhaalde contacten de meeste potenties bieden voor verbinden. Al te gemakkelijk veronderstellen beleidsmakers dat (incidentele) meeting leidt tot (duurzame) mating. Al te zeer lijken zij de vriend- schapsband te hanteren als model voor verbindingen, vooral op buurtniveau. Beleidsmakers, zo leiden we daaruit af, benutten daarmee onvoldoende de moge- lijkheden die er zijn door andere typen verbindingen: transacties, interdependenties en sociabele banden.

In het volgende hoofdstuk zullen we deze drie stellingen vertalen naar enkele algemene richtingen en concrete aangrijpingspunten waarmee de overheid en andere publieke instanties verbinden kunnen bevorderen. De kern hiervan is, dat we een gemeenschap-

35

RMO

advies 37

B

pelijke noemer voor verbinden willen uitwerken, die de effectiviteit (in termen van verbinden) van beleid kan vergroten door in te zetten op structurele in plaats van suprastructurele maatregelen.

36

RMO

advies 37

Niet langer met de r

3 Mogelijkheden voor verbinden op

In document Niet langer met de ruggen naar elkaar (pagina 33-37)