• No results found

Resultaten

Riscofactoren van MRSA-dragerschap bij kalveren

In totaal hebben 102 kalverhouderijen meegedaan aan de studie (respons 80%). Van 2151 kalveren is een neusswab afgenomen. Hiervan waren 1309 blanke vleeskalveren en 842 rosé-vleeskalveren. In totaal werd bij 27,5% van de kalveren MRSA gevonden. Er werd MRSA gevonden op 88% van de deelnemende bedrijven (in een of meerdere kalveren en/of in een of meerdere stofmonsters). De aanwezigheid van MRSA op bedrijfsniveau was voor zowel blankvlees- als rosévleesbedrijven vergelijkbaar. De prevalentie van MRSA blijkt echter onder blanke vleeskalveren hoger dan die van rosé-vleeskalveren. Er worden significant verhoogde Odds Ratio’s (OR’s) gevonden voor de associaties tussen de aanwezigheid van MRSA bij kalveren met de leeftijd van de dieren, het aantal kalveren per hok, de aanwezigheid van andere landbouwhuisdieren, toepassing van ratten- en muizenbestrijding en antibioticumgebruik. Significante negatieve associaties (OR’s < 1) worden gevonden voor het aantal stallen op het bedrijf en het reinigen en desinfecteren van de stallen.

Riscofactoren van MRSA-dragerschap mensen

In totaal namen 390 mensen deel aan de studie. De MRSA-prevalentie over de totale populatie is 15,9%. Opvallend is dat grote verschillen in prevalentie waarneembaar zijn tussen de kalverhouders en

medewerkers enerzijds en gezinsleden anderzijds. MRSA- dragerschap komt significant vaker voor bij mannen, personen van hogere leeftijd, personen die meer uren per week werken op de kalverhouderij en bij personen die meer MRSA-positieve kalveren op het bedrijf hebben.

Spa-typering en MIC-bepaling

Van 208 MRSA-positieve kalveren en van 62 MRSA-positieve mensen werd het spa-type bepaald. Hoofdzakelijk werden diergerelateerde spa-typen gevonden, met name spa-type t011. Op 76% van de MRSA-positieve bedrijven (61/80) kwam slechts een

spa-type voor onder de kalveren. Op 15% van de MRSA-

positieve bedrijven (12/80) kwamen twee verschillende

spa-typen voor en op 9% van de bedrijven (7/80) zelfs

drie verschillende typen.

Ook de antibioticaresistentie werd onderzocht. Alle onderzochte isolaten bleken tetracyclineresistent. Tevens bleek het merendeel van de onderzochte isolaten erythromycine- (73%) en clindamycine-(72%) resistent. De resistentiepatronen van de humane isolaten kwamen sterk overeen met die van de isolaten uit de kalveren. Discussie en conclusie

MRSA komt voor op een zeer groot deel van de kalverhouderijen. Het voorkomen van MRSA onder de kalveren hangt samen met het antibioticumgebruik en specifieke bedrijfskenmerken. In vergelijking met algemene populatiesteekproeven hebben mensen die werkzaam of woonachtig zijn op een kalverhouderij

een verhoogde kans om MRSA-drager te zijn. De kans op MRSA-dragerschap hangt sterk samen met de duur van de werkzaamheden in de kalverstallen en het aantal MRSA-positieve dieren op het bedrijf. Het sterke verband met het aantal uren dat men werkzaam is in de stallen/ contact heeft met dieren doet de vraag rijzen of naast dragerschap ook blootstelling aan MRSA via inhalatie van stof en depositie in de neus, dat met name bij langer verblijf in de stal kan optreden, tot positieve uitslagen heeft geleid. Hoewel het erop lijkt dat diergerelateerde MRSA niet goed spreidt tussen mensen onderling, is vervolgonderzoek naar de dynamiek van spreiding en overdracht zeer belangrijk om dit met zekerheid vast te stellen. Inzicht in deze factoren is voor zowel mensen als dieren van groot belang voor optimale ontwikkeling van richtlijnen en het formuleren van aanbevelingen. Dit kan alleen worden vastgesteld met behulp van een longitudinaal onderzoek, waarbij herhalingsmetingen worden uitgevoerd.

Summary

Background

The prevalence of MRSA in clinical human isolates is below one percent in the Netherlands, which is very low compared to other European countries. A recent study showed that veal calf farming may be a possible risk factor for MRSA colonization in humans. To explore the spread of MRSA in veal calf production, we conducted a study among 102 farms. MRSA prevalence was determined and risk factors associated with MRSA colonization were identified in calves and people in close contact with calves.

Methods

102 veal calf farms were randomly selected and visited from March 2007 – February 2008. Participating farmers were asked to fill in a questionnaire (n=390) to identify potential risk factors. This questionnaire contained items on contact with calves and activities on the farms, hygiene practices and potential MRSA history. A nasal swab was taken from each participant. Furthermore, nasal swabs were taken of calves (n=2151). Swabs were analysed for MRSA by selective enrichment containing aztreonam and ceftizoxime and culturing (Oxoid-MRSA screen). Suspected colonies were confirmed as MRSA by using slide coagulase test and PCR for presence of the mecA- gene. Spa types of the isolates were identified. Data were analyzed using logistic regression analysis.

Results

MRSA prevalence was 32% in calve farmers and 8% in family members. The prevalence of MRSA-positive farms was 88% (90/102) whereas the average MRSA- prevalence in calves was 28% (458/2151). MRSA carriers kept more often MRSA positive animals than non-carriers (Odds Ratio (OR) 2.1, (95% confidence interval 1.5 -2.9)). Human carrier ship was also strongly associated

with intensity of animal contact. Carriership in calves was positively associated with use of antibiotics (OR 1.4 (1.0 -1.8)) while farm hygiene was associated with a lower prevalence of MRSA carriership in calves (OR 0.5 (0.5-0.6). Different spa-types were found including t011, t034, t108 and t1197. All MRSA strains were resistant to tetracycline, but additional resistances to erythromycin, clindamycin and gentamicin was also found. All MRSA isolates were negative for the PVL toxin genes.

Conclusions

This is the first study showing direct associations between animal and human carriership of MRSA, which seems partly explained by antimicrobial use in animals and hygiene practices. These observations implicate prudent use of antibiotics.

Exploring direct associations is essential for design and implementation of infection control strategies.

Inleiding

Aanleiding van het onderzoek

MRSA (Methicilline Resistente Staphylococcus aureus) is bekend als de ziekenhuisbacterie. Vanwege resistentie tegen een groot aantal antibiotica zijn infecties met MRSA moeilijk behandelbaar. Onder gewone omstandigheden vormt MRSA geen bedreiging voor de mens. In

ziekenhuizen en verpleeghuizen waar mensen verblijven met verminderde weerstand (wonden, infusen) en waar relatief veel mensen met antibiotica behandeld worden, vormt MRSA een bedreiging. In Nederland komt de bacterie onder de algemene bevolking relatief weinig voor (< 1%). De lage prevalentie in Nederland kan voornamelijk verklaard worden door het nationale ‘search and destroy’-beleid in combinatie met het restrictieve antibioticabeleid in de (humane) gezondheidszorg. Het lage antibioticagebruik voorkomt mogelijk de selectie van resistente micro-organismen waaronder

S. aureus. Nederland is samen met Scandinavische

landen uniek in de lage MRSA-prevalentie in

gezondheidsinstellingen1. Dat is ook de reden waarom

mensen die in een buitenlands ziekenhuis verpleegd zijn een grote kans hebben met MRSA besmet te worden. Aanvankelijk werd MRSA nagenoeg alleen in ziekenhuizen aangetroffen, vandaar de naam ziekenhuisbacterie.

Sinds 1995 worden er in Nederland echter MRSA- infecties waargenomen die niet gerelateerd kunnen worden aan patiënten met de bekende risicofactoren zoals verblijf in een buitenlands ziekenhuis2-5. Het betreft

MRSA-typen die buiten het ziekenhuismilieu circuleren (zogenaamde ‘community acquired MRSA’). Het is mogelijk dat het huidige ’search and destroy’-beleid niet toereikend is, met als consequentie dat uitbraken kunnen volgen. Recentelijk is gebleken dat een derde specifiek type voorkomt: de (aanvankelijk) niet typeerbare MRSA (NT-MRSA). Deze werd aanvankelijk alleen geassocieerd met varkenshouderij. Kort daarna bleek echter dat

mensen die in contact komen met levende varkens en vleeskalveren een grotere kans hebben op het positief zijn voor NT-MRSA dan mensen die dat contact niet hebben6.

Sindsdien wordt (afhankelijk van het ziekenhuis) degene die intensief contact heeft met varkens en vleeskalveren bij opname in een ziekenhuis afgezonderd totdat gebleken is dat men negatief test op MRSA.

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in 2006 onderzoeksinstituten gevraagd om onderzoek te doen naar het voorkomen van MRSA bij dieren en de mogelijke kans op overdracht van deze bacterie naar mensen. Het onderzoek in de vleeskalversector is opgezet in nauw overleg met vertegenwoordigers uit de sectoren en wordt uitgevoerd door het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS), een onderzoeksinstituut dat onder andere verbonden is met de faculteiten Diergeneeskunde en Geneeskunde van de Universiteit van Utrecht, de departementen Infectieziekten en Immunologie, en Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

Doelstellingen

De doelstelling van dit onderzoek is om de prevalentie van MRSA-dragerschap onder vleeskalveren en onder mensen die in nauw contact met deze dieren zijn vast te stellen. Tevens richt dit onderzoek zich erop om risicofactoren die met MRSA dragerschap in de vleeskalverhouderij samenhangen te kwantificeren.

Onderzoeksvragen

• Wat is de prevalentie van MRSA onder vleeskalveren in Nederland?

• Wat is de prevalentie van MRSA onder kalverhouders, gezinsleden en medewerkers?

• Wat is de prevalentie van MRSA van de op het bedrijf aanwezig andere (huis)dieren?

• Is er een samenhang tussen de prevalentie van MRSA bij dieren en mensen?

• Wat zijn de determinanten van het voorkomen van MRSA? Is er een verband tussen het voorkomen van MRSA en specifieke bedrijfskenmerken?

Materiaal en methoden