• No results found

Productie van de norm 50

In document De productie van de deugdzame burger (pagina 50-53)

5.   De norm en de afwijking 50

5.1   Productie van de norm 50

Ethische en spirituele idealen zijn voor Foucault vaak verweven met praktijken

van uitsluiting en overheersing121. Men kan zich afvragen in hoeverre de notie van de

deugdzame burger praktijken van uitsluiting in het leven roept of oude bevestigt. Want in het vertoog over normen en waarden zit een normatief ideaal verborgen, namelijk een optimalisering van economische processen. Hiermee wordt niet alleen de norm gedefinieerd maar het markeert ook een waterscheiding tussen de ideale burger en de

120 Dean 2002: 57.

risicovolle burger. Het vertoog over normen en waarden markeert een scheidslijn die lijkt te lopen tussen degenen die geschikt geacht worden om de vrijheid en

verantwoordelijkheden van het burgerschap te dragen en degenen die om wat voor reden

dan ook hier niet toe in staat zijn122. Centraal in deze scheidslijn is het (ordo) neoliberale

ondernemersmodel en het type mens dat dit model veronderstelt. Het legt niet alleen een nadruk op autonomie, ondernemerszin en weerbaarheid, maar ook op gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsgevoel. Deze kenmerken faciliteren niet alleen een

bestuurspraktijk met het verplaatsen van verantwoordelijkheden naar beneden, maar het propageert ook de juiste economische mens. Deze 'ideale' homo oeconomicus faciliteert hiermee niet alleen een goed lopende economie, maar verkleint ook de kans dat hij ten prooi valt aan de corrumperende werking van het competitiemechanisme en dat hij in tijden van tegenspoed bij de staat moet aankloppen. De ordoliberale economische mens heeft immers een sociaal vangnet.

Bij dit specifieke ondernemersmodel dient zich de bestuurlijke vraag aan: kan de afwijkende burger naar deze norm omgevormd worden? Om dit probleem aan te spreken zijn er voor Hindess (2001) verschillende opties. Als eerste de benadering die in lijn ligt

met John Locks discussie over de rechten van de Amerikaanse inheemse bevolking123,

waarbij gedacht werd dat deze een trede lager stond op de beschavingsladder. De consequentie van deze gedachtegang is dat het rechtvaardiging biedt voor onteigening, gedwongen tewerkstelling of zelfs uitroeiing van degenen die ongeschikt worden geacht. Tweede mogelijkheid om de afwijking naar de norm te modelleren, is de gedachte dat iemands onbekwaamheid een psychologische oorsprong heeft. Dat het individu de benodigde vaardigheden aangeleerd kunnen worden; door scholing, dwang of

disciplinering. Als laatste is er de gedachte dat externe factoren verantwoordelijk zijn voor de afwezigheid van de juiste capaciteiten waarmee iemand zich als homo

oeconomicus kan ontwikkelen. Deze interpretatie legt een nadruk op het creëren van de

juiste sociale omstandigheden.

Deze pogingen van een bestuursregime om de juiste capaciteiten bij haar burger te cultiveren worden door Dean (2010) technologies of agency gelabeld. Dit concept omvat

122 Dean 1998. Hindes 2001. 123 Hindess 2001: 101.

technieken die gericht zijn op het vergroten van het zelfbeeld en emancipatie op

individueel en gemeenschapsniveau. Het is een proces dat zich op verschillende niveaus voltrekt. Overheidsinstellingen, verschillende organisaties en dienstverleners richten zich op het bevorderen van actieve en onafhankelijke burgers. Het normaliseringsproces lijkt hiermee in het verlengde te liggen van een disciplinaire macht. Het is niet een van boven gestuurde heropvoeding maar een diffuse machtsoefening die verschillende

contactpunten kent. Hiernaast hangt het samen met sociale statistiek, maatschappelijke en

sociale studies, gezondheidsprogramma’s, en economische en criminaliteit analyses124.

Maar tegelijkertijd heeft deze normalisering ook biopolitieke aspecten. Zij richt zicht namelijk niet alleen op het individuele lichaam maar zij selecteert delen van de populatie uit die voor 'verbetering' in aanmerking komen. Deze 'vitalisering' richt zich met name op sociale onderklassen en niet-westerse immigranten.

De scheiding tussen de norm en de afwijking is niet een strikte tweedeling, zij is gelaagd en hangt samen met verschillende disciplineringstechnieken. Voor Dean (2010) zijn er vier verschillende categorieën: de hoge risicogroepen, degenen die een kleine aanmoediging nodig hebben, degenen die de juiste morele opmaak hebben en degenen

die geen extra aandacht nodig hebben125. Dit onderscheid correspondeert met

verschillende disciplineringstechnieken, variërend van job coaches, verplichte cursussen, integratietrajecten waarbij de individuen zelf verantwoordelijk zijn voor de kosten, of de

plicht bij immigranten om de Nederlandse taal en gewoontes te leren126. Hiernaast zijn er

ook meer dwingende maatregelen zoals b.v. zichtbaar in Rotterdamse interventieteams

die vanaf 2001 ‘actieve huisbezoekjes’ maken127. Deze teams hebben een wisselende

samenstelling, variërend van medewerkers van verschillende instellingen tot

politiebeambten. De teams maken zowel onaangekondigde als aangekondigde bezoekjes. Tijdens 'keukentafelgesprekjes' worden er gesprekken gevoerd over religie, gezondheid, inkomen, schulden, gezinssituatie, scholing of inburgering. De selectie van deze

risicowijken komt tot stand door gebiedsanalyses waarbij buurten en wijken in

124 Dean 2010; Houdt, van, & Schinkel 2013. 125 Dean 2002: 41.

126 Schinkel & van Houdt 2010: 704. 127 Ombudsman Rotterdam 2011.

verschillende types burgerschapsstijlen worden opgedeeld128. Zo zijn er in de gemeente Den Haag vier stijlen te onderscheiden. De schaal loopt van plichtsgetrouwen,

verantwoordelijken, pragmatici tot buitenstaanders. De onderverdeling is gekoppeld aan de aggregatie van onderwijsresultaten, werkgelegenheidsmaatregelen en deelname aan voorzieningen. Het is een classificering uitgesplitst naar herkomstland, leeftijd en sekse. Tot op postcodeniveau kan worden vastgesteld tot welke burgerschapsstijl of Mentality-

milieu een huishouden behoort. De wijken die bezocht worden vallen vaak samen met

een bepaalde sociale onderlaag, immigrantenwijken en criminele risicogebieden129. Het is

een bestuursrationaliteit die o.a. voor Dean (2002) en Hindess (2001) is te karakteriseren als de ‘good despot’ van John Stuart Mills, als een overheid die het beste met zijn burgers voor heeft.

Cruciaal in het onderscheid tussen de norm en afwijking is de gedachte dat bepaalde groepen mentaal (nog) niet geschikt zijn om als volwaardige burger te

functioneren. Het is een vooronderstelling die niet alleen bij de ordoliberalen zichtbaar is maar ook in huidige bestuursregimes zoals b.v. in een beleidsnota van de Gemeente Den Haag : ‘In het kader van ‘burgerschap’ is iedereen gelijkwaardig, maar we moeten kijken

of iedereen de bagage heeft om burger te kunnen zijn’130.

De afwijking is hiermee niet alleen door haar sociale situatie of haar culturele achtergrond gedefinieerd, maar vooral ook door een wil om te assimileren. Deze nadruk op een moraliteit legt tot op zekere hoogte een probleem bij het individu en specifieke culturele achtergronden, en verhult dat een mate van ongelijkheid voortvloeit uit het competitiemechanisme, uit een bestuursrationaliteit.

In document De productie van de deugdzame burger (pagina 50-53)