• No results found

5. Onderzoek

5.2 Probleemstelling

Een overzicht te geven in welke mate Nederlandse en Duitse small caps zich houden aan de opgegeven codebepalingen onder de code Tabaksblat en Cromme ten aanzien van publicaties betrekking hebbende op commissarissen.

5.2.2 Vraagstelling;

Welke informatie betreffende de gegeven codebepalingen, betrekking hebbende op publicaties ten aanzien van commissarissen, wordt door de small caps gegeven?

Om deze vraag zo goed mogelijk te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van de hieronder geformuleerde deelvragen. Deze deelvragen vormen de basis voor het onderzoek. Door middel van beantwoording van de deelvragen zal een antwoord gegeven worden op de centrale vraag.

5.2.3 Deelvragen;

• In welke mate leven de Nederlandse small caps de gegeven bepalingen na?

• In welke mate leven de geselecteerde Duitse ondernemingen de gegeven bepalingen na? • Welke ‘best practice’ bepalingen ten aanzien van commissarissen leven de ‘minst’

scorende Nederlandse en Duitse ondernemingen niet na.

• Welke ‘best practice’ bepalingen ten aanzien van commissarissen betreffende een publicatieplicht worden het minst nageleefd, en hoe wordt dit uitgelegd?

• In welke mate leven de geselecteerde Duitse ondernemingen de Nederlandse code bepalingen na?

5.2.4 Methodologische onderbouwing

Het doel van deze methodologische rechtvaardiging is om uiteen te zetten welke vorm van onderzoek is uitgevoerd, op welke manier de relevantie en deugdelijkheid is gegarandeerd en onder welke randvoorwaarden het onderzoek is uitgevoerd.

Onderzoeksvorm

De Leeuw onderscheidt vijf verschillende soorten onderzoek73; • Zuiver wettenschappelijk onderzoek

• Maatschappelijk relevant onderzoek • Beleidsrelevant onderzoek

• Beleidsondersteunend onderzoek • Probleemoplossend onderzoek.

Het uitgevoerde onderzoek kan getypeerd worden als een beleidsondersteunend onderzoek, het kijkt in welke mate het opgelegde beleid nageleefd is en kan ter ondersteuning van een beleid dienen (de Leeuw 2001).

Relevantie en deugdelijkheid

“Een bijdrage aan de wetenschap is te definiëren als een verbetering van de bruikbaarheid en/of de doelmatigheid van het kennisbestand. De kwaliteit is gedefinieerd als bruikbaarheid met twee onmisbare componenten; relevantie en deugdelijkheid”74.

Relevantie van het onderzoek dient aan te geven in welke mate de resultaten aansluiten bij de behoefte (de Leeuw 2001). Aangezien de code een wettelijke verankering heeft en alle

beursgenoteerde ondernemingen aan de code dienen te voldoen, is het relevant om een overzicht te geven van de mate van ‘compliance’ die de small caps hebben. Ook het uitgevoerde

monitoringonderzoek door de commissie Frijns, naar de naleving van de code, ondersteunt de relevantie van dit onderzoek. Dit aangezien in dit onderzoek naar een selectie van de daar onderzochte bepalingen gekeken wordt.

“Deugdelijkheid omvat al die aspecten van wetenschappelijkheid die het mogelijk maken dat op de resultaten werkelijk kan worden vertrouwd. Dat heeft te maken met punten als juistheid, precisie en consistentie”75. Aangezien de onderzochte informatie door de ondernemingen zelf op de website gepubliceerd dient te worden en in het jaarverslag moet worden opgenomen, en de

73 De Leeuw (2001), p. 76

74 De Leeuw (2001), p. 226 75 De Leeuw (2001), p. 23

bepalingen in deze vorm opgenomen zijn in beide wettelijk verankerde codes, kan er vanuit gegaan worden dat aan de bovenstaande punten voldaan wordt.

Randvoorwaarden

Het onderzoek zal worden uitgevoerd onder enkele randvoorwaarden, dit om het onderzoek een duidelijker kader te geven en om enkele beperkingen op te leggen. De Leeuw (2001) verwoordt het zo: “De randvoorwaarden hebben betrekking op beperkingen ten aanzien van de methode die zal worden gevolgd en op inperkingen om het onderzoek haalbaar te maken” 76.

• Het onderzoek dient te worden uitgevoerd binnen de eisen van de afstudeeropdracht Accountancy van de faculteit Economie van de Rijksuniversiteit Groningen.

• De gebruikte informatiebronnen voor het onderzoek betreffen het jaarverslag 2004, en de websites van de ondernemingen in mei 2006. Het is daardoor mogelijk dat

ondernemingen door de tijd de informatie op de websites aanpassen en wel of niet aan de opgelegde ‘best practices’ voldoen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn daarom een afspiegeling van een momentweergave.

• Er is gebruik gemaakt van een eigen Nederlandse vertaling van de Engelse ‘convenience translation’ van de laatst herziende Duitse code, zoals gegeven op de site van de Duitse corporate governance commissie. Deze is opgenomen in de bijlage.

• De ondernemingen die gebruikt zijn voor het onderzoek waren op 1 mei 2006 genoteerd op de SDAX en AMS small cap index. Deze zijn opgenomen in de bijlage.

• Bij de uitvoering van het onderzoek wordt niet alleen uitgegaan van de

vermeldingplekken zoals omschreven in de code. Indien een onderneming een bepaling wel naleeft maar deze niet vermeld op de door de code aangegeven plaats, maar op een andere plaats in het jaarverslag of website, wordt er vanuit gegaan dat aan de bepaling voldaan is.

• Ten aanzien van de gehanteerde definitie van naleving van een bepaling binnen het onderzoek, wordt de lijn van de commissie Frijns gevolgd: “Naleven betekent toepassen van een codebepaling of het geven van uitleg in het jaarverslag van de vennootschap waarom een bepaling niet wordt toegepast.”77 Hierbij wordt ook uitgegaan van impliciete naleving van de bepaling. Indien een onderneming een bepaling niet expliciet naleeft,

76 De Leeuw (2001), p. 233

maar er kan ook geen informatie gevonden worden die op het tegendeel duidt, wordt conform het ‘pas toe of leg uit’ beginsel van impliciete naleving uitgegaan78.