• No results found

De prijs van de ouderenzorg tot

Uitgavenbeheer in de ouderenzorg Drie beleidsopties

8 De prijs van de ouderenzorg tot

Prijsontwikkeling 1985-2005

In de afgelopen decennia is de prijs van de ouderenzorg sneller geste- gen dan het BBP. Het SCP (2008) heeft voor de periode 1985-2005 en 1995-2005 de prijsstijgingen berekend (zie Tabel 20).24 Deze historische kostprijsstijgingen bevatten naast reële prijsstijgingen (= de nominale prijsstijging gecorrigeerd voor inflatie) ook een component die het gevolg is van kwaliteitsverbetering:

Een deel van de kostprijsstijging kan worden gezien als een toename van de kwaliteit of de intensiteit van de zorg. Zo wordt bijvoorbeeld beter gekwalificeerd en dus duurder personeel ingezet (toename loonkosten), en zaken als tilliften (hogere materiële kosten). Ook wordt dezelfde zorg geleverd door meer personeel (meer handen aan het bed, dalende arbeids- productiviteit). De veranderingen in de intensiteit van de zorg betreffen bijvoorbeeld het feit dat mensen met dezelfde beperking steeds zwaardere of meer uren zorg ontvangen. Dit laatste is wel in de kostprijsstijging ver- werkt voor de intramurale zorg, maar niet voor de extramurale zorg. Daar komt de verandering in de intensiteit tot uitdrukking in het volume van de zorg. Deze is geheel in de prijsstijgingen verwerkt. (SCP 2008, p. 64.)

Tabel 20 Reële prijsstijging ouderenzorg

Periode Thuiszorg Verzorgings-

huizen verpleeghuizen Totaal

1985-2005 1,5 2 2,3 2

1995-2005 1 3,4 2,9 2,4

Bron: SCP, 2008, p. 64/277.

De toekomstige prijsstijging: het Baumol-effect

De reële prijs van de ouderenzorg zal in de toekomst waarschijnlijk blijven stijgen. Hiervoor zijn twee redenen: het Baumol-effect en wat in hoofdstuk 5 in aangeduid als het Sen-effect. Dat het Baumol-effect een rol speelt is nauwelijks omstreden.25 Het Sen-effect speelt in bestaande ramingen van de ouderenzorg geen expliciete rol maar is soms wel impli- ciet meegnomen.

Het Baumol-effect houdt het volgende in. De productiviteitsgroei in de ouderenzorg blijft naar verwachting achter bij die in de rest van de eco- nomie, terwijl op termijn de lonen in de zorg in de pas moeten blijven lopen met die in de rest van de economie. Zo niet, dan zal het steeds moeilijker worden personeel te werven voor de zorg. De combinatie van achterblijvende arbeidsproductiviteit en trendvolgende lonen leidt er in een arbeidsintensieve sector als de ouderenzorg toe dat de prijs sneller stijgt dan in andere sectoren: de reële prijs van de ouderenzorg stijgt.

Op basis van cijfers in CPB (2006) is het mogelijk en schatting te maken van het Baumol-effect in de sector verpleging en verzorging voor de periode 2008-2011. Het CPB neemt aan dat de arbeidsproductiviteits- groei in de economie als geheel in deze periode 1,5% zal bedragen tegen 0,3% in de zorg (zonder onderscheid naar deelsectoren binnen de zorg). Het aandeel van lonen in de totale kosten in de ouderenzorg bedraagt ongeveer 80%. Het Baumol effect is dan 0,8x (1,5-0,3) = 0,96% per jaar. Of de veronderstelde arbeidsproductiviteitgroei in de zorg van 0,3% realistisch is valt moeilijk te zeggen. Voor de curatieve zorg zou de pro- ductiviteitsgroei hoger kunnen zijn, indien rekening wordt gehouden met de gestegen kwaliteit van de zorg resulterend in een langere levensver- wachting en een betere gezondheid. In de ouderenzorg zou de productivi- teitszorg ook lager kunnen uitvallen, als domotica, robotica, reorganisatie van het arbeidsproces etc. nauwelijks als alternatief voor verzorgenden kunnen dienen.26

De toekomstige prijsstijging: het Sen-effect

Zoals uiteengezet in hoofdstuk 5 wordt met het Sen-effect gedoeld op kostprijsverhogende kwaliteitsverbeteringen die nodig zijn om de ouderenzorg op een maatschappelijk acceptabel niveau te houden. De achterliggende gedachte is dat de algemene welvaartstijging zich vertaalt in stijgende eisen aan de kwaliteit van de ouderenzorg. Schattingen van het Sen-effect zijn niet beschikbaar, maar een zeer ruwe benadering is mogelijk op basis van de bestaande empirie, de bovenstaande schatting van het Baumol-effect en de economische theorie. Volgens CPB (2006) is de reële prijsstijging in de zorg opgebouwd uit de volgende componenten (CPB 2006, p. 40):

Reële prijsstijging zorg = Kostenaandeel lonen x (stijging lonen – arbeidsproductiviteitgroei zorg) + kostenaandeel materieel x reële prijs- stijging materieel

+ kostenaandeel kapitaal x reële stijging prijs kapitaal We veronderstellen dat de lonen op langere termijn de stijging van de arbeidsproductiviteit in de hele economie volgen. De eerste term in deze formule verandert dan in het Baumol-effect.

Zoals al is aangegeven nemen loonkosten 80% van de totale kosten in de sector verpleging voor hun rekening. De kostenaandelen van materi- eel en kapitaal zijn beide ongeveer 10% (CPB 2006). Gegevens over de jaarlijkse prijsveranderingen in de kosten voor materieel en kapitaal in de ouderenzorg zijn niet beschikbaar. Maar door hun kleine kostenaandeel maken we geen grote fout als we de prijsontwikkeling van materieel en kapitaal gelijk stellen aan die in de hele economie, zodat hun reële prijzen onveranderd zijn gebleven. De reële prijsstijging zonder kwaliteitver- beteringen is in de ouderenzorg is dan op lange termijn gelijk aan het Baumol-effect.

We nemen aan dat de kwaliteitsverbeteringen in de periode 1985-2005, waar het citaat aan het begin van dit hoofdstuk naar verwijst, nodig waren om te kunnen voldoen aan de gestegen eisen aan de ouderenzorg ten gevolge van de algemene welvaartsstijging. Deze aanname leidt tot een onderschattting indien sprake is van verschraling van de ouderenzorg zoals betoogd door bijvoorbeeld Boekholdt (2007; zie ook hoofdstuk Error! Reference source not found.). Onder deze aanname kunnen we de historische prijsstijgingen van het SCP in Tabel 20 gebruiken om een ruwe schatting te maken van het Sen-effect, namelijk door van de histori- sche prijsstijgingen het Baumol-effect af te trekken. We stellen hiertoe het Baumol-effect gelijk aan 1% per jaar. Het Sen-effect bedraagt dan1,0% à 1,4% per jaar, afhankelijk van de gekozen periode (zie Tabel 21). Het Sen-effect speelde volgens deze cijfers vooral een rol bij de intramurale zorg. Een mogelijke interpretatie van deze uitkomst is dat de kwaliteit van de thuiszorg de afgelopen decennia is achtergebleven bij de algemene welvaartsgroei.

Tabel 21 Het Sen-effect: tentatieve schatting

Periode Thuiszorg verzorgings-

huizen verpleeghuizen Totaal

1985-2005 0,5 1 1,3 1

1995-2005 0 2,4 1,9 1,4

Noot: aangenomen is dat het Baumol-effect leidt tot 1% reële prijsstijging per jaar. Bron: berekeningen op basis van Tabel 20.

Baumol-effect, Sen-effect en internationale verschillen in uitgaven In deze paragraaf gaan we na of de uitgaven aan de intramurale ouderen- zorg in Nederland hoger of lager zijn dan op grond van het Sen-effect en het Baumol-effect verwacht zou mogen worden. Volstaan wordt met een grafische analyse; een volledige econometrische analyse is binnen het bestek van deze achtergrondstudie niet haalbaar. Bovendien is het aantal datapunten beperkt. Een ander probleem met het beschikbare datama- teriaal betreft definitieverschillen. Als gevolg hiervan waren de uitgaven aan residential & nursing care facilities volgens de OESO in Nederland in 2005 1,1% van het BBP, terwijl de cijfers in tabel 5 een percentage van 1,8% impliceren. De reden voor dit verschil is waarschijnlijk dat in de OESO-cijfers de Nederlandse verzorgingshuizen niet worden meegeteld. In de analyses die volgen is dit gecorrigeerd.

Grafieken 4 en 5 zetten de uitgaven aan de intramurale ouderenzorg af tegen achtereenvolgens de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur en het BBP per hoofd, beide gemeten in 2006. Beide grafieken laten het positieve verband zien dat op basis van Baumol- en Sen-effecten verwacht zou worden. Uitbijters zijn Nederland, Zwitserland en Denemarken: de uitgaven zijn in deze landen veel hoger dan op grond van arbeidsproduc- tiviteit of BBP per hoofd verwacht zou worden.

Conclusies

De toekomstige prijsstijging in de ouderenzorg bij ongewijzigde kwa- liteit komt voor een deel voor rekening van het Baumol-effect. Omdat de productiviteitsgroei in de ouderenzorg naar verwachting achter blijft lopen bij die in de rest van de economie nemen de loonkosten per een- heid zorg toe. Extrapolatie van de CPB-raming voor 2008-2011 levert een geschatte reële prijsstijging op van 1% per jaar uit hoofde van het Baumol-effect. Daarnaast zullen de kosten per eenheid zorg toenemen

Grafiek 4 Uitgaven intramurale ouderen zorg en arbeidsproductiviteit per gewerkt uur, 2006

Bron: OESO, Health data 2008; Conference Board, Ted-database; Nederland: tabel 5.

Grafiek 5 Uitgaven intramurale ouderen zorg en BBP per hoofd, 2006

Bron: OESO, Health data 2008, behalve Nederland: tabel 5.

Arbeidsproductiviteit per gewerkt uur, x 1000 US dollar

U itgaven intramu r. ouderenzorg, %BBP Swi Den NL No Lu Fr VS CA Du Finl NZ Be Port Sp Jap 10,00 20,00 30,00 40,00 50,00 60,00 70,00 80,00 0 0,5 1 1,5 2 2,5

BBP per hoofd van de bevolking, x 1000 US dollar

U itgaven intramu r. ouderenzorg, %BBP Swi Den NL No Lu Fr VS CA Du Finl NZ Be Port Sp Jap 10 20 30 40 50 60 70 0 0,5 1 1,5 2 2,5

om de ouderenzorg ‘welvaartsvast’ te maken. Hiermee wordt bedoeld dat kostprijsverhogende kwaliteitsverbeteringen nodig zijn om aan de steeds strengere eis van een maatschappelijk acceptabel kwaliteitsniveau te kunnen blijven voldoen. Deze tweede determinant van de reële prijs van de ouderenzorg is aangeduid als het Sen-effect. Tentatieve berekeningen leveren een schatting op van 1- 1,5% prijsstijging per jaar uit hoofde van dit Sen-effect, afhankelijk van de gekozen periode. In het volgende hoofdstuk gaan we uit van een Baumol-effect van 1% per jaar en een Sen-effect van eveneens 1% per jaar. De totale jaarlijkse reële prijsstijging komt daarmee op 2% per jaar.

Het Baumol- en Sen-effect vormen ook potentiële verklaringen voor internationale verschillen in uitgaven aan ouderenzorg. Op basis van OESO-gegevens is een eerste poging gedaan deze verklaringen te toetsen. Het verwachte positieve verband tussen arbeidsproductiviteit en inkomen per hoofd enerzijds en uitgaven als percentage van het BBP anderzijds, is inderdaad zichtbaar in de data. De huidige uitgaven aan de ouderenzorg in Nederland zijn echter aanzienlijk hoger dan op grond van het Baumol- en Sen-effect verwacht zou worden.