• No results found

deel i vooronderstellingen

2.2 Positiebepaling en verantwoording methodologische literatuur

2.2.1 Positie

De onderstaande punten bieden een kader waarin wordt aangegeven vanuit welke perspectieven het verantwoordingsbeginsel in dit onderzoek kan wor-den geplaatst. De punten worwor-den slechts kort genoemd in het besef dat elk punt een aparte paragraaf of zelfs hoofdstuk rechtvaardigt. In het kader van dit

proefschrift staat het verantwoordingsbeginsel als grondcriterium voor weten-schapsbeoefening zoals in de vorige paragraaf beschreven centraal.

1) Een proefschrift over de methodologische keuzes van juridisch onderzoek behoort tot metadisciplines als wetenschapsfi losofi e, wetenschapsgeschiedenis en de methodologie van wetenschap. Die disciplines geven kritische beschou-wingen over de ontwikkeling en de praktijk van wetenschapsbeoefening.

Dit proefschrift volgt het metaperspectief van Mouton.17 Het doel van een dergelijk perspectief is dat a) het zin geeft aan wetenschap, b) het een bijdrage levert aan een groter inzicht over de praktijk van wetenschapsbeoefening en c) het bijdraagt aan de verbetering van wetenschappelijk onderzoek. Dit proef-schrift ambieert de juridische discipline vooruit te helpen in het debat over de rol van methodologie in rechtswetenschap en in het bijzonder de verantwoor-ding ervan.

2) Dit onderzoek wenst ook een metaperspectief in te nemen ten opzichte van de verschillende ideaalbeelden van wetenschap. Ongeacht de stroming die men aanhangt, of deze nu (logisch, post- of rechts)positivistisch, kritisch(-rationa-listisch), structuralistisch, relativistisch of (subjectief of sociaal) constructivis-tisch is, in dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat het verantwoordingsbegin-sel altijd van toepassing is op wetenschapsbeoefening. In het verlengde hiervan wordt, ook onafhankelijk van de verschillende door rechtswetenschappers mo-gelijk in te nemen posities, gekozen voor de stelling dat wetenschapsbeoefe-ning een rationele activiteit is, die aan anderen moet kunnen worden uitgelegd. Popper stelt dat wetenschapsbeoefening een rationele activiteit is omdat weten-schappelijke beweringen vatbaar behoren te zijn voor kritiek en dat op grond van argumenten een beslissing genomen wordt over het lot van die bewerin-gen.18 Ofschoon ook Popper als kritisch rationalist te plaatsen is binnen een wetenschappelijke stroming, raakt hij hiermee de kern van het in dit onderzoek gebezigde begrip rationaliteit. Goede redenen en niet bijvoorbeeld autoriteit of fi nanciële belangen bepalen of wetenschappelijke uitspraken worden geaccep-teerd. Om die goede redenen tegenover het forum te rechtvaardigen dient de motivering ervan samen te gaan met het traceerbaar maken van de stappen die daartoe tijdens het onderzoek zijn gezet.

3) Wetenschappelijke uitspraken zouden ongeacht de disciplinaire herkomst van de wetenschapper altijd geëxpliciteerd moeten kunnen worden om te kun-nen voldoen aan het verantwoordingsbeginsel. Steun voor de bewering dat dit beginsel ook voor rechtswetenschappers geldt, is onder meer gevonden in een door J. Douglas Toma19 uitgevoerd empirisch onderzoek onder Amerikaanse

17 Mouton 2005, p. 7.

18 Zie Kroes 1996, p. 198 over Popper. De passage waar hij op doelt staat onder meer in het voorwoord van 1959, behorende bij The logic of scientifi c discovery, 2004. Ook Mouton 2005, p. 13, haalt Popper aan: Volgens Popper is wetenschap een zichzelf corrigerende (rationele) onderneming; wetenschap-pelijke uitspraken dienen onderworpen te worden aan voortdurende kwaliteitscontrole.

2 De verantwoording van methodologische keuzes

rechtswetenschappers. Toma vroeg zich af of een normatieve en minder em-pirische wetenschap als de rechtswetenschap ingepast kon worden in de door Lincoln & Guba20 ontwikkelde typologie van onderzoeksparadigma’s. Toma laat zien dat de vier onderzoeksparadigma’s waarbinnen sociale wetenschappers kunnen worden ingedeeld (positivists, postpositivists, critisists en interpre-tists) ook van toepassing zijn voor rechtswetenschappers. Op grond van in drie instellingen gehouden diepte-interviews slaagt hij erin om rechtswetenschap-pers op overeenkomstige wijze in te delen: rechtspositivisten, rechtsrealisten, kritische rechtswetenschappers en interpretatieve (hermeneutische en structu-ralistische) rechtswetenschappers. Daarmee laat hij zien dat rechtswetenschap-pers er vergelijkbare ontologische en epistemologische vooronderstellingen op nahouden als de collega’s in sociale wetenschappen en dat interdisciplinaire vergelijking mogelijk is. Voor een overzicht van de verschillende stromingen en wetenschapsperspectieven wordt verwezen naar het desbetreff ende artikel van Toma en andere literatuur.21

4) Onderzoeksresultaten blijken steeds weer een relatieve waarde te hebben. Kennis is altijd tijdelijk geldige kennis. Ook wanneer het gaat om het bepalen van wat rechtens geldt. Recht is een discursieve grootheid, het voorlopige resul-taat van een proces van meningsvorming en overtuiging zowel in abstracto als bij de beslissing in concreto.22 Het gaat om de best mogelijke kennis of een best mogelijke juridische oplossing, op een bepaald moment, in een bepaalde con-text, die als zodanig door het wetenschappelijk forum – intersubjectief – aan-vaard wordt. En zelfs dan blijkt die kennis ook relatief omdat deze verworven is met behulp van een door de onderzoeker of rechtsvormer gekozen invalshoek of methode. Een keuze voor een ander perspectief, een andere methode, een andere argumentatie kan leiden tot een eveneens door het forum acceptabele waarheid of oplossing voor hetzelfde probleem. Aanspraken op geldige ken-nis (waarhedenpluralisme) voor één probleem wordt in de wetenschap niet be-twist. Stolker laat dit treff end zien wanneer hij in zijn diesrede van 2003 op gemotiveerde wijze negen oplossingen aanreikt voor één probleem. Het aantal verschillende oplossingen is geen probleem maar omdat onderzoekers hun re-deneringen en oplossingsrichtingen graag presenteren als de best mogelijke en soms ook de neiging hebben de oplossing te verabsoluteren is het van het grootst belang dat zij hun route van vraag naar antwoord expliciteren, helder maken en zich maximaal openstellen voor een kritisch debat.23

5) Wetenschappelijke kennis omvat beweringen die goede of minder goede be-naderingen zijn van de werkelijkheid, die, na kritisch te zijn onderzocht, zijn geaccepteerd door het forum van wetenschappers en die gebaseerd zijn op het

20 Lincoln & Guba 1994.

21 Maris e.a. 1988; Kunneman 1991; Huppes-Cluysenaer 1994; Toma 1997; Loth & Gakeer 2005, maar zie ook Kroes 1996; Koningsveld 2006.

22 Vranken 1995

beste ondersteunende bewijs, verkregen met inachtneming van logisch-metho-dologische normen.24

Met deze wat formele benadering is niet gezegd dat wetenschappelijk onder-zoek geen avontuur is, geen spannende bezigheid waarin creativiteit, verbeel-dingskracht, idealisme, intuïtie en serendipiteit steeds weer tot nieuwe stukjes (juridische) kennis zullen leiden. Integendeel, het is bloed, zweet en tranen, op zaterdagmiddag, tijdens mooie vakantiedagen, steeds maar weer opnieuw: den-ken, lezen, dromen, zoeden-ken, schrijven, opnieuw denken en reviseren. Maar als het resultaat er eenmaal is, dan moeten die stukjes kennis tegenover het forum van collega’s worden uitgelegd en verantwoord. Dan moet het materiaal, de re-deneringen, de onderzoekskeuzes worden aangereikt waarmee de collega’s de (nieuwe) uitspraken kunnen controleren.

In de volgende paragraaf volgt een motivering van de gekozen methodologi-sche literatuur.

2.2.2 De verantwoording van de gekozen methodologische literatuur

De probleemstelling van dit onderzoek is vooral verankerd in de methodologie. Zoals in hoofdstuk 1 reeds is opgemerkt in de paragraaf over de wetenschap-pelijke relevantie van dit onderzoek, ontbreekt in de rechtswetenschap een ge-articuleerd methodologisch kader. Er zijn geen methodologische handboeken voorhanden vergelijkbaar met die in andere wetenschappen. Noodzakelijker-wijs is daarom aansluiting gezocht bij methodologen met vooral een sociaal we-tenschappelijke herkomst. De methodologische literatuur waar het meest naar verwezen wordt, gebruikt in zekere zin eenzelfde bril om naar de werkelijk-heid van juridische proefschriften te kunnen kijken. Die gemeenschappelijke grondslag is het zichtbaar maken van wetenschappelijk onderzoek. Ongeacht de fi losofi sche stroming van waaruit de geciteerde literatuur is totstandgeko-men, is het uitgangspunt steeds dat een onderzoeker zijn onderzoekskeuzes duidelijk kenbaar maakt aan het forum van vakgenoten. Daarnaast is niet on-belangrijk dat de gekozen auteurs gezaghebbende onderzoekers zijn op hun vakgebied. Het zijn auteurs van veelgebruikte methodologische handboeken in onderwijs en onderzoek en hun onderzoek wordt veelvuldig gepubliceerd in gerenommeerde internationale tijdschriften. Zij blijken uitstekend in staat te zijn om helder en genuanceerd uit te leggen waarom het belangrijk is dat we-tenschappelijk onderzoekers zich blootstellen aan kritiek door middel van het controleerbaar maken van hun werk. Deze auteurs stellen de onderzoeker van dit proefschrift in staat om een metaperspectief op wetenschappelijk onderzoek in te kunnen nemen.

In het kort volgt hier een korte motivering waarom met name voor de desbe-treff ende onderzoeker is gekozen:

De Groot heeft met zijn meest bekende werk ‘Methodologie’ (eerste druk 1961, 11e druk 1981) een prominente rol vervuld in de ontwikkeling van

2 De verantwoording van methodologische keuzes

dologie in Nederland. Zijn boek legitimeert in feite dit onderzoek. Dat weten-schap een democratisch, open karakter draagt waaruit het in deze studie gefor-muleerde verantwoordingsbeginsel voortvloeit, is aan hem ontleend.

In zijn voetsporen treedt Peter Swanborn. Generaties studenten in de sociale wetenschappen zijn met behulp van o.a. zijn handboeken (Basisboek sociaal onderzoek, 1991, 2002 met een vierde laatste geheel herziene oplage in 2006 en Methoden van sociaal wetenschappelijk onderzoek, 1981 en 1987) opgeleid in de methodologie van de sociale wetenschappen. Evenals De Groot bepleit Swan-born dat onderzoekers hun stappen in het onderzoek moeten expliciteren.

Zuid-Afrikaan Johann Mouton25 toont op heldere wijze aan hoezeer het ver-antwoordingsbeginsel verweven is met het rationele karakter van wetenschap. Los van de belangrijke bijdrage die de gebruikte literatuur in dit theoretische kader speelt, is het feit dat hij zich ook gespecialiseerd heeft in literatuur over het schrijven van proefschriften een bijkomende reden om voor deze onder-zoeker te kiezen. Ook voor het onderscheid tussen research design en research

methodology wordt naar hem verwezen.

Belangrijke auteurs voor dit onderzoek zijn ook (het echtpaar) Yvonna Lin-coln en Egon Gubba,26 beiden professor of Education in Indiana. Zij precise-ren het onderscheid tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. In veel van hun publicaties worden de criteria uiteengezet waaraan kwalitatief onderzoek moet voldoen (zie 2.3.2). Voor dit onderzoek is belangrijk dat zij duidelijk ma-ken dat onderzoekers die kwalitatief onderzoek doen, niet ontslagen worden van een maximale inspanningsverplichting om hun onderzoeksresultaten te verantwoorden. De term trustworthiness (vertrouwenwekkendheid) staat hierbij centraal.

De keuze voor didacticus en methodoloog Heinze Oost ligt voor de hand. Dit proefschrift bouwt voort op zijn dissertatie. De expertise van Oost strekt zich uit tot de hele methodologie. Oost geeft in zijn proefschrift “De kwaliteit van probleemstelling in dissertaties” een complete theorie op basis van een uit-gebreide internationale literatuurstudie, waarbij wetenschapsfi losofi sche, me-thodologische en taaltheoretische inzichten omtrent de probleemstelling voor het eerst systematisch worden samengebracht. Het betreft de tot nu toe meest uitgebreide literatuurstudie over de probleemstelling. Daarnaast is veelvuldig gebruik gemaakt van zijn leerboeken over methodologie,27 waarin hij de lezer

25 Johann Mouton, wetenschapsfi losoof en methodoog, is hoogleraar sociologie aan de universiteit van Stellenbosch en directeur van het Centrum voor interdisciplinaire studies aan dezelfde universiteit. Auteur van diverse handboeken onderzoeksmethodologie waaronder de voor dit onderzoek gebruikte literatuur The practice of Social research, 2005, p 1-126 en p. 270-311. Mouton heeft de eerste drie hoofdstukken van de Zuid-Afrikaanse editie van Babbie (1998) ingrijpend herschreven. Om misver-standen te voorkomen, wordt waar in het proefschrift wordt verwezen naar teksten die Mouton ge-schreven heeft, gerefereerd aan “Mouton 2005”. Verder is gebruik gemaakt van How to succeed in your Master’s & Doctoral Studies, 2001.

26 In dit theoretisch kader is direct of indirect gebruik gemaakt van meerdere publicaties van hun hand: 1981, 1982, 1984, 1985, 1986 en 1994.

27 De bij HB uitgegeven leerboeken: Een onderzoek voorbereiden (samen met Angela Markenhof), (2002 en 2007); Een onderzoek uitvoeren, 2006; Een onderzoek rapporteren; Een onderzoek presenteren en een onderzoek begeleiden, 2004.

als het ware opleidt tot een open, professionele en eerlijke wetenschapper, als-ook van samen met andere auteurs gepubliceerde artikelen.

Verder is het belangrijk om hier ook het werk van Nancy Leech en Anthony Onwuegbuzie28 te noemen. De door hen verrichte inhoudsanalyse van een groot aantal methodologische handboeken uit de sociale wetenschappen is gebruikt om de belangrijkste activiteiten in onderzoek systematisch in te delen. Hieruit zijn de methodologische dimensies, probleemstelling, bronnen en methoden afgeleid. Zij pleiten voor een pragmatische attitude in de wetenschap en het ge-bruik van mixed methods in wetenschappelijk onderzoek en vinden het strikte onderscheid tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek contraproductief. Zij presenteren zes stappen met behulp waarvan ook rechtswetenschappers hun methodologische keuzes zouden kunnen verantwoorden.

Er is weinig literatuur beschikbaar over de specifi eke uitwerking van zicht-baarheid van onderzoek (in de zin van controleerzicht-baarheid). Akkerman et al.29 leggen uit dat naarmate het onderzoek complexer wordt, het moeilijker is om op gestandaardiseerde wijze onderzoekskeuzes te verantwoorden. Zij laten zien dat het mogelijk is om buiten het onderzoek zelf de onderscheiden methodolo-gische keuzes zichtbaar te maken voor derden. Via een door hen ontwikkelde

audit trail (procedure voor onafhankelijke onderzoeksbeoordeling) worden

hiermee de onderzoekskeuzes controleerbaar gemaakt.

Ten slotte wordt hier nog verwezen naar het onderzoek van Toma die indi-rect aantoont dat de door Lincoln & Gubba ontwikkelde criteria voor kwalitatief onderzoek ook betekenis kunnen hebben voor de rechtswetenschap (zie onder het derde punt, 2.2.1).

28 Leech & Onwuegbuzie 2005, p. 267-296. 29 Akkerman et al. 2006, p. 257-274.