• No results found

deel i vooronderstellingen

2.1 Het verantwoordingsbeginsel

Zoals in het vorige hoofdstuk is benadrukt wil dit onderzoek vooral laten zien of en in welke mate rechtswetenschappers hun methodologische keuzes met betrekking tot probleemstelling, bronnen en methoden verantwoorden. De vraag stellen betekent tegelijkertijd dat uitgegaan wordt van een centrale voor-onderstelling. De vooronderstelling dat wetenschap een “open”, “democratisch” karakter moet hebben.1 Het gaat in wezen om een criterium dat aan alle andere criteria van wetenschappelijkheid voorafgaat, namelijk om de aanname dat over elk wetenschappelijk onderzoek verantwoording moet worden afgelegd te-genover het forum van vakgenoten. Iedere onderzoeker zou elke stap van vraag naar antwoord tegenover het forum controleerbaar moeten maken. Deze cen-trale vooronderstelling is ontleend aan Methodologie. Grondslagen van onderzoek

en denken in de gedragswetenschappen van A.D. de Groot (1981). Nadruk ligt

daar-bij op wat hij het algemene doel van wetenschapbeoefening noemt: “expliciete,

overdraagbare ‘kennis’ die zich in beweringen laat neerleggen”.2 “Een goede beoor-deling van wat wetenschappers beweren, begint met een expliciete, zichtbare en open verantwoording van de logische-methodologische onderzoekskeuzes.” Daarbij gaat het om de werkwijze van de onderzoeker, op de verwijzing naar het ‘hoe’ en ‘waarom zo’. Het gaat er om dat de onderzoeker zowel ten aanzien van zijn methodologische keuzes als over zijn gevolgde redeneerwijze zijn col-lega’s voldoende aanknopingspunten aanbiedt voor het uitoefenen van kritiek. De Groot noemt deze voorwaarde “een grotendeels impliciete ‘erecode’ voor het

publiceren”.3 De Groot:

“Vanaf het ogenblik waarop het subject [lees: de onderzoeker] niet alleen met zijn kennisresultaten maar ook met zijn wijze van verwerken van ervaringen, met zijn beredenering, voor het forum treedt, wordt het mogelijk vragen te stellen, zoals: ‘Zijn de waarnemingen waarvan je bent uitgegaan wel juist’, is je observatiemethode wel correct?; ‘Mag je dit wel veronderstellen; zou het niet veeleer dààraan kunnen lig-gen?’; ‘Volgt die verwachting (voorspelling) wel logisch uit je veronderstelling (hy-pothese)?’; ‘Is je methode van toetsing wel juist, speelt daar niet een andere factor

1 De Groot 1981, p. 24. 2 De Groot 1981, p. 19. 3 De Groot 1981, p. 27.

doorheen?’. ‘Ik ben het niet eens met je evaluatie [interpretatie], het bewijs is niet geleverd, kan men de uitkomsten niet beter zó verklaren?’” 4

Een belangrijk kenmerk voor de wetenschappelijke werkwijze – en ook hier wordt De Groot in zijn redenering gevolgd – is dat de wetenschapper zijn be-vindingen niet alleen al redenerend of proefondervindelijk onderbouwt, “maar dat hij daarover ook rekenschap afl egt”. De Groot: “De ervaring wordt niet alleen proberend verworven en denkend verwerkt, maar ook beredenerend verwerkt”. Dat betekent dat de door de wetenschapper opgedane kennis in zodanige be-weringen moet worden neergelegd dat het tenminste voor de collega-weten-schappers, het forum van vakgenoten, toegankelijke [controleerbare] kennis is. Alleen dan is wetenschappelijke kennis ook daadwerkelijk openbare kennis. Op deze redenering stoelt de algemene notie van verantwoording.

Voor het verantwoordingsbeginsel is veel steun te vinden in de literatuur. Een aantal voorbeelden uit eigen land volgen hier om te laten zien wat de es-sentie is van de vooronderstelling waar dit proefschrift vanuit gaat. De onder-staande geciteerde onderzoekers gebruiken steeds een ander begrip, maar de door hen gebezigde begrippen kunnen als synoniem worden gelezen van het in dit proefschrift gekozen begrip verantwoordingsbeginsel.

Swanborn5 stelt dat uitspraken toetsbaar moeten zijn in termen van verifi eerbaar-heid en weerlegbaareerbaar-heid. Er moet altijd een manier zijn om uit te maken of een uit-spraak over de werkelijkheid ‘klopt’. Weerlegbaar betekent dat het mogelijk is om de eventuele onjuistheid van kennis aan te tonen. Het gaat altijd om kwetsbare kennis. Kijkend naar de onderzoekspraktijk noemt hij in dit verband onder meer de eis van openbaarheid. Het betreft de toegankelijkheid van de verzamelde kennis (product) en hoe je aan die kennis bent gekomen (proces). Kennisverwerving moet gecontro-leerd kunnen worden. Samenvattend formuleert hij de methodologische regel als volgt: “geef eerlijk aan wat je uitgespookt hebt, zodat een ander de mogelijkheid heeft om hetzelfde onderzoek te doen en zijn resultaten met de jouwe kan vergelijken.” Hij noemt deze regel wel de expliciteringsplicht van de onderzoeker (Zie ook 1.1).

Koningsveld uit zich in zijn veel gelezen boek ‘Het verschijnsel wetenschap’ als volgt: “Wanneer in het standaardbeeld [van wetenschap] dan ook gezegd wordt dat weten-schap een rationele activiteit is die steunt op de pijlers van logica en waargenomen feiten, dan wordt het volgende bedoeld: op welke onnavolgbare wijze onderzoekers ook tot nieuwe inzichten komen, áls ze die eenmaal hebben dan zullen die nieuwe stukjes kennis tegenover het forum van collega’s moeten worden gerechtvaardigd en die rechtvaardiging eist onherroepelijk logische argumentatie en het aandragen van ook door anderen waarneembare feiten”.6

4 De Groot 1981, p. 24-25. 5 Swanborn 1987, p.30-31. 6 Koningsveld 2006, p. 32-33.

2 De verantwoording van methodologische keuzes

Oost7 stelt dat onderzoek aan de algemene wetenschappelijke eis van controleerbaar-heid moet voldoen. “De controleerbaarcontroleerbaar-heid van een antwoord is een eis die aan de andere eisen voorafgaat. Het gaat over zich openstellen voor kritiek. Om te kunnen beoordelen of een onderzoeker fouten heeft gemaakt, moeten anderen in staat wor-den gesteld om de belangrijkste onderzoeksstappen en -resultaten te controleren. Is een antwoord niet controleerbaar dan vervalt in feite elke verdere aanspraak op kwaliteit.”

Binnen de ‘eigen’ discipline onderstreept Stolker in zijn diesrede8 de noodzaak tot transparantie en explicitering van het rechtswetenschappelijke onderzoek en de re-sultaten ervan: “…Ook aan normatieve uitspraken liggen impliciet geldigheidsspraken ten grondslag. Wie werkzaam is binnen de rechtswetenschap zal deze uit-spraken zoveel mogelijk moeten expliciteren en moeten zoeken naar fundering”…en verder in zijn rede: “…de rechtswetenschap [moet] oog hebben voor de kwaliteit en kenbaarheid van haar methoden, het belang van een open, werkelijk wetenschappe-lijke structuur en voor de kwaliteit van de toetsing van haar resultaten.” 9

Het verantwoordingsbeginsel kan aldus worden samengevat:

De beoordeling van onderzoekskwaliteit vereist een expliciete en open verantwoor-ding van methodologische onderzoekskeuzes. Beoordelen van onderzoek en de eruit voortvloeiende resultaten kan immers pas dan goed gebeuren wanneer onderzoekers hun vakgenoten ook in staat stellen de door hen gevolgde stappen in het onderzoek na te volgen en te controleren.

Het verantwoordingsbeginsel steunt op twee pijlers, te weten: rationaliteit en controleerbaarheid door het forum. Johann Mouton10 laat zien dat het verant-woordingsperspectief te maken heeft met het rationele karakter van weten-schappelijk onderzoek. Rationaliteit als wetenweten-schappelijk perspectief behelst een continu proces van onderlinge uitwisseling over de gelding van weten-schappelijke uitspraken, waarin het zich blootstellen aan kritiek en het contro-leerbaar kunnen traceren van stappen en redeneringen een belangrijke, pro-ductieve rol spelen. Daarbinnen zijn er criteria ontwikkeld voor het doen van wetenschappelijk onderzoek. De onderzoeker dient inzicht te geven in de syste-matiek, logica, geldigheid, betrouwbaarheid en adequatie van zijn antwoord en de weg daar naartoe.11 Wat in dit onderzoek van belang is, is dat wetenschap, zoals Koningsveld12 opmerkt, in tegenstelling tot mystiek, openbaring of intuï-tie, een rationele grondslag heeft. Bij het doen van uitspraken over de gelding of

7 Oost & Markenhof 2007 p.16.

8 “De dag verga, waarop ik geboren werd”, diesrede uitgesproken op 7 februari 2003. Ook gepubliceerd

in: NJB 2003 onder de titel: “Ja, geléérd zijn jullie wel!” Over de status van rechtswetenschap, p. 771 en

p. 774.

9 Zie ook Vranken 2005, p.154 en p.116. 10 Mouton 2001, Mouton 2005, p. 7-17. 11 Oost & Markenhof 2007.

normatieve kracht van bestaande of te ontwerpen regels rust de bewijslast voor de deugdelijkheid van de hem of haar aangevoerde argumenten op de onderzoe-ker. Het rationele karakter van wetenschap heeft te maken met de mogelijkheid van een groep mensen om met gezag en kennis van zaken de desbetreff ende argumentatie en de daarop gebaseerde logische redeneringen en waargenomen feiten te kunnen beoordelen en te controleren. De onderzoeker laat precies zien wat hij heeft gedaan, waarom hij dat heeft gedaan en wat dat heeft opgeleverd. Alleen dan – en hiermee komen we op de tweede pijler waarop het beginsel rust – kunnen anderen (beoordelaars, vakgenoten en eventueel opdrachtgevers) controleren of het onderzoek volgens de “regels der kunst” is uitgevoerd.

Naast vakinhoudelijke relevantie worden die regels bepaald door de logica (goed redeneren), de methodologie (goed onderzoeken) en de onderzoekscode (zich goed gedragen).13 Beide voornoemde auteurs maken duidelijk dat de be-oordeling van de wetenschappelijkheid van uitspraken alleen is voorbehouden aan het forum van (wetenschappelijke) vakgenoten.14 Het forumwaarmerk als erkenningscriterium van wetenschap. Voor de beoordeling van de methodo-logische kwaliteit van rechtswetenschappelijk onderzoek (met betrekking tot probleemstelling, bronnen en methoden) is het wetenschappelijk forum bij uitstek de beoordelende gemeenschap van vakgenoten. Overigens wil dit niet zeggen dat in de wetenschap geen rekening wordt gehouden met eisen die van-uit het professionele forum worden gesteld. Met name binnen een nauw aan de maatschappij gerelateerde discipline als de rechtswetenschap wordt in zeer belangrijke mate rekening gehouden met het praktische nut van onderzoeksre-sultaten. Het is tevens één van de criteria waar een probleemstelling in maat-schappijwetenschappen dikwijls aan dient te voldoen (zie 2.3.1). Al constateert de Commissie Prestatie-indicatoren voor rechtswetenschappelijk onderzoek dat veel onderzoek zich primair richt op de rechtspraktijk en niet op het we-tenschappelijk forum, wordt in dit onderzoek ervoor gepleit om resultaten van wetenschappelijk onderzoek primair voor te leggen aan het wetenschappelijk forum.15

“Verantwoording van onderzoekskeuzes impliceert dat de onderzoeker ant-woord geeft op de vraag hoe hij tot zijn onderzoekskeuzes is gekomen. Van vraag tot en met antwoord. De onderzoeker dient zijn onderzoekskeuzes op een dusdanige manier tegenover het forum van wetenschappelijke vakgenoten te onderbouwen, dat deze in overeenstemming is met de eisen, normen en waarden in het desbetreff ende onderzoeksgebied. Aanvaarding van onderzoeks-resultaten door middel van erkenning ervan binnen het forum veronderstelt tegelijkertijd dat de onderzoeker ook duidelijk zichtbaar maakt welke keuzes zijn gemaakt en ook dat deze keuzes worden gemotiveerd.”16 Het pad van vraag naar antwoord wordt hiermee controleerbaar gemaakt.

13 Oost 2002, p. 24-25.

14 De Groot & Visser 2003; Mouton 2005.

15 Zie het rapport Naar prestatie-indicatoren voor rechtswetenschappelijk onderzoek, DRG-VSNU, 2007, p. 15.

2 De verantwoording van methodologische keuzes

De opbouw van dit hoofdstuk verloopt van een abstracte naar een meer con-crete uitleg van de hier gepresenteerde vooronderstellingen. Het valt uiteen in drie delen. In het eerste deel, bestaande uit deze en volgende paragraaf, zijn voornoemde theoretische perspectieven uitgelegd aan de hand van de belang-rijkste publicaties van De Groot en Mouton. In het tweede deel, bestaande uit de twee paragrafen (2.3 en 2.4) komen de belangrijkste methodologische criteria aan bod. Deze criteria (eisen) vormen een eerste operationalisering van het verantwoordingsbeginsel. Vervolgens worden deze methodologische criteria in het derde deel (2.5 t/m 2.8) vertaald in drie concrete methodologische keuzes: probleemstelling, bronnen en methoden met daarbij behorende verantwoor-dingselementen.

In dit hoofdstuk, maar ook verder in het proefschrift, worden regelmatig de begrippen methodologische dimensies en verantwoordingselementen ge-noemd. Om enig zicht te houden op de hantering van deze regelmatig terug-kerende begrippen, volgt hier een korte toelichting om aan te geven op welk abstractieniveau deze begrippen geplaatst moeten worden.

I Het verantwoordingsbeginsel (zie 2.1) valt uiteen in: II 1) Methodologische eisen probleemstelling (2.3.1).

2) Methodologische eisen bronnen en methoden (2.3.2).

III Uit die methodologische eisen worden de methodologische dimensies on-derscheiden waarop een onderzoek beoordeeld kan worden (zie 2.4). In dit onderzoek gaat het om het toetsen van de zichtbaarheid van methodo-logische keuzes met betrekking tot de drie dimensies: probleemstelling, bronnen en methoden.

IV Die drie dimensies vallen uiteen in per dimensie te onderscheiden verant-woordingselementen (2.6 en 2.7). Die elementen vormen het meest con-crete niveau waarop in proefschriften gezocht wordt naar uitingsvormen van verantwoording.