• No results found

3. Hogescholenonderwijs van de toekomst: profiel van student en onderwijs anno 2027

3.1 Wie zal aan de poort staan van het hoger onderwijs in 2027?

De hogeronderwijsstudent van 2027 is op dit moment een zeven- of achtjarige in het basisonderwijs. Om een tentatief antwoord te kunnen bieden op de vraag wie in een tienjarig perspectief aan de poort van het hoger onderwijs zal staan, kunnen we reeds kijken wat er precies eigen is aan deze generatie. Die zal een combinatie zijn van de zogenaamde ‘generatie Z’ en hun opvolgers ‘generatie Alpha’. Aangezien het grootste deel van de studenten in 2027 zal bestaan uit generatie Z studenten, zullen we in wat volgt kort bespreken wie deze generatie is en binnen welke context ze opgroeien, hoe ze leren en wat ze van het onderwijs verwachten.

Hiervoor baseren we ons op een rapport van Kennisnet, ‘Samen leren: het onderwijs volgens generatie Z’, een onderzoek naar de belevingswereld van kinderen van 6 tot 16 jaar.

Wie is generatie Z en hoe groeit ze op? Digital natives vs. digitale immigranten

Jongeren die behoren tot Generatie Z zijn geboren als de zogenaamde ‘digital natives’, een generatie die opgegroeid is in een wereld die reeds gedigitaliseerd was van bij hun geboorte. Het grote verschil tussen deze generatie en alle vorige generaties, is dat ze de eerste is die niet met technologie heeft leren werken, maar er volledig mee opgegroeid is. Ze plaatsen zich zo tegenover de zogenaamde ‘digitale immigranten’ van de vorige generaties.

Generatie Z groeit op binnen de context van ‘overvloed’, zowel in het beschikken over informatie als over mogelijkheden. Deze overvloed heeft echter ook een keerzijde. Zo groeit deze generatie op in een grote mate van onzekerheid. Ze ondervinden dat de wereld een complexe omgeving is waar 24/7 informatiestromen beschikbaar zijn. De overvloed aan informatie maakt dat deze generatie op een andere manier denkt dan de vorige generaties. Waar in vorige generaties informatieverwerking vaak nog stap voor stap gebeurde, ligt de nadruk binnen deze generatie op parallelle informatieverwerking en multi-tasking. De snelheid waarmee informatie wordt verwerkt, neemt toe. Jongeren doen dit door relevante informatie te filteren uit het grote beschikbare aanbod. Het veelvuldig gebruik van apps heeft tot gevolg dat ze ongeduldiger zijn dan de vorige generaties. Zo geven ze aan dat ze vaak afgeleid zijn en het moeilijk is om zich te kunnen focussen (Kennisnet, 2013)

De jongeren uit deze generatie ervaren individualisering en zelfstandig werken als een positief gegeven.

Anderzijds zijn ze bij uitstek de netwerkgeneratie die via sociale media bijleert door rolmodellen via de zogenaamde ‘influencers’.

Hoe leert generatie Z? Digitalisering is niet zaligmakend in het onderwijs

Ondanks het feit dat deze generatie ‘digital natives’ zijn, geven deze jongeren aan dat digitalisering en het gebruik maken van technologie binnen het onderwijs, niet zaligmakend is. Zo dient de inzet van digitalisering binnen het onderwijs steeds goed gekaderd te worden, binnen een duidelijke context waarom de digitale middelen nu juist ingezet moeten worden. Als jongeren niet de directe relevantie zien, hebben ze meer baat bij het gebruik van de eerder ‘klassieke leermaterialen’. Deze materialen dienen echter wel aangepast te zijn aan de hedendaagse leefwereld van deze jongeren. Zo worden klassieke tekstboeken als saai en inefficiënt gezien en vormt Google vaak de norm. Daarnaast vormt gaming een wezenlijk onderdeel van deze generatie en geven ze aan dat ze hiervan op een laagdrempelige manier kunnen bijleren.

Generatie Z ziet de meerwaarde van het onderwijs in, maar hecht veel belang aan de context: waarom en met welk doel leer je iets? In het onderwijs willen kinderen ontdekken waar ze goed in zijn en deze talenten verder kunnen ontwikkelen omdat dit hen motiveert om te leren.

13 Wat verlangt generatie Z van het onderwijs? Scholing in mediawijsheid en ICT via praktijkgerichte lessen binnen de juiste context

De school als plaats om te leren blijft ook relevant voor deze generatie. Sterker nog: ze biedt een omgeving aan waar jongeren gestimuleerd worden om bij te leren en waar ze niet afgeleid worden door de tal van prikkels die ze thuis wel ervaren. Jongeren geven aan dat de leerkracht nog steeds de belangrijkste persoon is tijdens het leerproces, de lessen op school worden als relevant aanzien, maar het mag wel praktijkgerichter en nog meer in hun context geplaatst worden. Waar mogelijk zijn lessen toegepast en is de context waarbinnen ze leren voldoende helder. Jongeren in deze generatie moeten echt inzien wat ze aan het leren zijn en waarom het later in hun beroepsloopbaan relevant is.

Ondanks het feit dat ze opgroeien met digitale technologieën, wil dit niet noodzakelijkerwijs zeggen dat er geen nood is aan scholing op dit vlak. Jongeren uit deze generatie geven aan dat ze nood hebben aan scholing in mediawijsheid en ICT-vaardigheden. Hoe moeten jongeren omgaan met deze sociale media die zo gangbaar zijn binnen hun leefwereld? Ze verlangen van het onderwijs dat het ook de mogelijkheden van deze digitale technologieën laat zien en niet enkel de bewustwording van de gevaren ervan. Daarnaast leren ze wel hoe ze moeten omgaan met technologie via ‘trial-and-error’ in hun thuissituatie, maar verwachten ze van het onderwijs structuur in het leerproces.

Profiel van de achttienjarige in 2027-2028

Nu de generatie Z die in 2027-2028 zal instromen in het hoger onderwijs in beeld gebracht is met typische kenmerken, bekijken we in wat volgt enkele socio-demografische en onderwijskundige indicatoren. Hoeveel 18-jarigen zullen er zijn in 2027-2028, hoe divers zijn ze samengesteld, welke schoolse vertraging hebben ze reeds opgelopen en hoe is het gesteld met hun wiskundige en wetenschappelijke voorkennis in het lager onderwijs?

Om de instroom te kunnen ramen, dienen we eerst het aantal Vlaamse 18-jarigen te projecteren voor 2027-2028, die zal bestaan uit +/- 92.533 Vlaamse scholieren. Ten opzichte van het academiejaar 2017-2018 verwachten we een stijging van het aantal 18-jarigen, met 9,85% (+9.119) in 2027-2028, waarvan 48,82 procent vrouwelijke en 51,18% mannelijke scholieren. Mannelijke scholieren stijgen het sterkst met 11,41%, bij vrouwelijke scholieren stijgt dit met 10,43%.

Bij de algemene tendens van stijgende scholierenaantallen richting 2027-2028, moet rekening worden gehouden met enkele regionale nuances.2 Zo wordt de grootste groei vastgesteld in arrondissementen bestaande uit de grootstedelijke gebieden zoals Antwerpen (+14,15%), Brussels-Hoofdstedelijk-Gewest (15,85%) en Gent (12,12%). Brugge is hierop een uitzondering en kent een daling in het aantal toekomstige 18-jarigen (-1,37%).

Ook naar het type studiegebied zijn huidige trends3 te observeren die met grote waarschijnlijkheid zullen blijven bestaan in 2027-2028. Zo kiezen vrouwelijke studenten vaker voor opleidingen in de “zachtere” studiegebieden zoals Gezondheidszorg, Sociaal-Agogisch werk en Onderwijs. Mannelijke studenten kiezen eerder voor de

“hardere” studiegebieden Handelswetenschappen & Bedrijfskunde en Industriële wetenschappen en technologie. De grootste groei voor mannelijke studenten zit binnen opleidingen in het studiegebied Handelswetenschappen & Bedrijfskunde, voor de vrouwelijke studenten zit dit binnen het domein van de Gezondheidszorg (Dataloep, 2018).

2 Zie bijlage 4 voor het volledige overzicht

3 Gebaseerd op 5-jarige trend 2011-2012 – 2015-2016

14 Bron: Studiedienst Vlaamse Regering (2017)

15 De 18-jarige student die in 2027 zal instromen in het hoger onderwijs is de huidige generatie Z-leerling in het lager onderwijs met geboortejaar 2009. De generatie die in 2027 zal instromen, zal een uitgesproken diversere samenstelling kennen qua nationaliteit en de gesproken thuistaal dan de huidige 18-jarige student4. Zo heeft 7,85% van de Vlaamse leerlingencohorte van 2009 een vreemde nationaliteit. Ter vergelijking: de cohorte van 1999 bestaat uit 6,13% uit leerlingen van een vreemde nationaliteit (Statistisch jaarboek, 2008 & 2016). Hierbij aansluitend stellen we vast dat het aantal leerlingen uit het basisonderwijs dat thuis niet de instructietaal spreekt steeds verder toeneemt (Vrind, 2017).

In vergelijking met de huidige 18-jarige student zal de generatie Z studenten een verminderde schoolse vertraging hebben opgelopen in het lager onderwijs. Zo heeft de generatie Z geboortecohorte een schoolse vertraging van 11,17% in vergelijking met 15,10% voor de geboortecohorte van 1999 (Statistisch jaarboek, 2008

& 2016).

Om de studieresultaten van deze generatie Z in kaart te brengen, kunnen we de resultaten van de TIMSS5 afgenomen in 2003 vergelijken met de afname in 2015. Deze internationale gestandaardiseerde test vergelijkt leerlingen in het lager onderwijs op het vlak van wiskunde en wetenschappen. Leerlingen uit generatie Z presteren internationaal gezien minder zowel op wetenschappen als wiskunde ten aanzien van de vorige generaties. Waar Vlaamse scholieren in 2003 nog een 4de plaats op de internationale ranking voor wiskunde innemen is dit in 2015 gedaald tot de 10de plaats (IEA, 2015). Voor wetenschappen is de situatie nog schrijnender, in de internationale vergelijking presteren slechts 2 Europese landen minder goed dan de Vlaamse leerlingen, met een daling van de gemiddelde score op de TIMMS-test.

Jongeren die de instructietaal thuis niet spreken, presteren significant lager op deze testen dan jongeren die het Nederlands als thuistaal hebben. Uit de demografische indicatoren blijkt dat het aantal scholieren die thuis geen Nederlands spreken stelselmatig toeneemt; dit reflecteert zich ook in de TIMSS resultaten.

Op basis van deze resultaten kunnen we met enige voorzichtigheid veronderstellen dat jongeren die in 2027 zullen instromen minder sterk zullen presteren op de wetenschappelijke en wiskundige voorkennis die ze verworven hebben in het lager onderwijs dan de vorige generaties.