• No results found

Politieke onrust en verdeeldheid

In document Om door het hart het hoofd te bereiken (pagina 144-162)

3. Thematiek: Om door het hart het hoofd te bereiken

3.2. Politieke onrust en verdeeldheid

Zoals godsdienstige intolerantie centraal staat in Charlotte van Bourbon, is in Louise de Coligny de politieke onrust en de bemiddelingspoging van Louise tussen Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt zeer belangrijk. De personages die in deze roman een (hoofd)rol spelen, laten zich in de verschillende dialogen uit over de politieke situatie in de Republiek aan het begin van de zeventiende eeuw. Loosjes kan via de gesprekken ook zijn mening geven over dit onderwerp. Hij hoeft de lezer niet zelf aan te spreken, maar doet dit door de woorden van zijn romanfiguren en probeert hem door hen te overtuigen. De auteur maakt in de dialogen gebruik van de mogelijkheid die een dialoogroman biedt en die een waar geschiedverhaal niet heeft, namelijk de dichterlijke vrijheid. Zo blijkt de bemiddelende rol van Louise vooral uit haar gesprekken met Maurits en met Van Oldenbarnevelt. Het is echter onbekend wat de exacte inhoud hiervan kan zijn geweest. Loosjes mag dit met zijn dichterlijke vrijheid zelf invullen. Daarnaast wordt in de dialogen nergens de naam van Philippe De Mornay du Plessis genoemd. Deze Fransman is immers destijds door Louise de

396

144

Coligny gevraagd om te bemiddelen tussen haar stiefzoon en de landsadvocaat. De verzoeningspogingen komen bij Loosjes alleen op rekening van Louise.

De voorberichten

In het voorbericht van Charlotte van Bourbon rept Loosjes met geen woord over de strijd die halverwege de zestiende eeuw plaatsvond tussen de Republiek en Spanje. Als Louise de Coligny in 1803 verschijnt, is de politieke situatie in de Republiek in vergelijking met 1794, als zijn Huig de Groot en Maria van Reigersbergen verschijnt, dusdanig veranderd dat de auteur daar niet zomaar aan voorbij kan gaan. Loosjes moet daarom hebben besloten om wederom een dialoogroman te schrijven over politieke onrust en verdeeldheid. Hij kiest in 1803 nogmaals voor de conflicten die in het eerst decennium van de zeventiende eeuw speelden. De geschiedenis van Hugo de Groot loopt gelijk op met de strijd tussen Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt.

Loosjes wijdt in het voorbericht van Louise de Coligny enige woorden aan de tegenstelling tussen oranje- en staatsgezinden die al eeuwen bestaat. Loosjes wil zich echter vooral een voorstander van (politieke) verdraagzaamheid tonen en laat zijn eigen politieke voorkeur zoveel mogelijk in het midden. Hij sluit hiermee aan bij de woorden die hij in het voorbericht van Huig de Groot heeft geschreven. Ook in het voorbericht van deze roman wijst Loosjes erop dat hij zich ‗zo veel het onderwerp toelaat, van de alle hevige uitdrukkingen omtrent de toenmaalige partijschappen gemaatigd‘ heeft.397

Loosjes bevestigt in Louise de Coligny de positieve uitlatingen die hij in het voorbericht van Charlotte van Bourbon over Willem van Oranje heeft gedaan. Nog altijd ziet hij de Vader des Vaderlands als een man die de ‗ketenen van een verdrukt volk‘ heeft weten te verbreken.398 Lovende woorden zijn er ook voor diens jongste zoon Frederik Hendrik. Opmerkelijk is dat de auteur geen uitspraken doet over Prins Maurits, de directe opvolger van Willem van Oranje. Zelfs diens naam wordt niet genoemd. Door over hem te zwijgen, geeft Loosjes al aan dat hij deze jonge stadhouder niet erg heeft kunnen waarderen.

In het vervolg van het voorbericht levert Loosjes commentaar op de bestuurders die in de afgelopen eeuwen verantwoordelijk zijn geweest voor het landsbestuur. Enerzijds roept hij de nazaten van Willem van Oranje ter verantwoording, want als ‗alle de Vorsten uit het Huis van Nassau, die den Stadhouderlijken zetel in dit land beklommen, na WILLEM DE I. of FREDERIK HENDRIK meêr geleeken hadden, het zou van tijd tot tijd aan sommige Aanzienlijken

397 Loosjes Pz. (1794), v.

398

145

moeijelijker gevallen zijn […]‘ om een deel van het volk tegen de stadhouders op te zetten.399 De opvolgers van Willem van Oranje en Frederik Hendrik die een andere invulling aan hun stadhouderschap hebben gegeven, hebben het verzet van de bevolking tegen hun regime aan zichzelf te wijten.

Anderzijds zet Loosjes enige vraagtekens bij de drijfveren van enige ‗Aanzienlijken‘. Hij doelt hiermee op de tegenstanders van het stadhouderlijke bewind die een belangrijke, verantwoordelijke functie hebben vervuld. De auteur wil duidelijk maken dat een regering van staatsgezinden ten tijde van het Eerste en Tweede Stadhouderloze Tijdperk niet meer vrijheid of verbetering heeft opgeleverd dan het bewind van een van de Oranjes. Hij verwijt hen die zich hebben gepresenteerd als ‗voorstanders eener betamelijke Volksvrijheid‘ dat zij ‗onder het masker van Volksvrienden‘, dat wil zeggen: onder valse voorwendselen, de macht naar zich toe hebben getrokken. Zij hebben met een ‗looden septer‘ over de bevolking geregeerd. Volgens Loosjes is het de staatsgezinden dan ook aan te rekenen dat zij met hun manier van politiek bedrijven tijdens de twee Stadhouderloze Tijdperken hebben gezorgd voor ‗de te groote uitbreiding van het gezag der tijdelijke Stadhouders‘.400 Zij kunnen het zichzelf aanrekenen dat er onder de burgers weer een roep om een ‗Oranje‘ was te horen. Zij hebben de bevolking zelf terug in de armen van de Oranjes gedreven. Beide partijen moeten dus de hand in eigen boezem steken als het gaat om bestuurlijk falen.

De reden dat Loosjes zich over beide regeringskampen uitspreekt, is dat zijn lezers niet moeten denken dat ‗ik [Loosjes, FvT] tot de misgenoegden in den Lande behoore, die, […] van tijd tot tijd blijken geven, als of hun het hart hing na eene Stadhouderlijke Regering‘. De auteur wil de lezer duidelijk maken dat hij juist ‗van dwaaze partijschap vervreemd gebleeven‘ is. Dat hij, ondanks de deugden van de eerste Oranjes, niet blind is voor het

(wan)gedrag van sommigen van hun ‗Afstammelingen‘.401 Loosjes geeft hiermee indirect aan

dat hij zich ook in deze roman zo neutraal mogelijk zal opstellen. In hoeverre hem dat lukt, zal moeten blijken uit de inhoud van de monologen en dialogen.

Met zijn vierde dialoogroman Louise de Coligny wil Loosjes zijn lezer, anders dan met

Charlotte van Bourbon, niet slechts vermaken. De auteur wil met zijn werk uit 1803 hem vooral onderrichten in ‗goede zeden en godsdienst‘. Verder benadrukt Loosjes een voorstander te zijn van verdraagzaamheid. Uit de zorgvuldige woordkeuze van Louise, de sluwe bewoordingen die Prins Maurits kiest en de duidelijk uitgesproken en halsstarrige houding van Johan van Oldenbarnevelt mag de lezer zelf concluderen wie van hen aan deze eisen voldoet. Tevens kan hij uit de toon van de gesprekken opmaken in hoeverre Loosjes zich inderdaad verre houdt van ‗partijschap‘. Door de belangrijke plaats die de bemiddelende

399 Ibidem, v. 400 Ibidem, v-vi. 401 Ibidem, v-vi.

146

rol van Louise in het conflict tussen Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt inneemt, maakt Loosjes duidelijk dat respect voor de tegenpartij een groot goed is en een voorwaarde vormt voor het bereiken van consensus. In de dialogen wordt gaandeweg duidelijk waarom een mogelijke verzoening tussen de beide heren niet tot stand kan komen.

De monologen

In Charlotte van Bourbon komen in de monologen geen politiek getinte uitspraken voor. Slechts eenmaal noemt Charlotte Willem van Oranje ‗een voorstander van hunne vrijheden, tegen alle dwinglandsche onderdrukking‘. De ‗onderdrukker‘ kan hier zowel de Katholieke Kerk als de overheerser Filips II van Spanje zijn.402

Louise besteedt in slechts een van haar monologen aandacht aan de politieke geschillen in het land. In Louise de Coligny spreekt zij zich hierover pas openlijk uit als het conflict tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt al is geëscaleerd. De landsadvocaat is net samen met een aantal medestanders opgepakt en gevangen gezet waarneer Louise de situatie in het land beklaagt:

Zie daar de gevolgen, de ijslijke gevolgen der partijschappen. De man, die zolang het rakel der Staaten was, van zijne vrijheid beroofd door MAURITS, die zo lang tegen de dwinglandij van Spanje zich heeft gekant… Ach mij ongelukkige! Dat ik zo slecht geslaagd ben in eene bemiddeling […]. MAURITS! MAURITS! hoe heeft de eerzucht uwe oogen verblind. Waarom het gehoor geleend aan driftige en onzinnige vleijers, die uwen hoogmoed opwindende, niet uwen roem, maar hun eigen voordeel bejagen? En de goede BARNEVELD, ô is dit het loon van grijs te worden in de loopbaan der Staatskunde?403

Louises verwijten voor de mislukte verzoening klinken nauwelijks in de richting van Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt. Bovenal steekt zij de hand in eigen boezem en neemt alle schuld op zich. Louise had zich, naar eigen zeggen, meer moeten inzetten om de aard van het politieke geschil te doorgronden. Op zijn minst had zij pogingen moeten ondernemen om ‗de ongelukkigen te redden‘ of hun lot moeten trachten te verzachten.

Deze monoloog krijgt niet alleen door een zelfbeklag als: ‗Ach mij ongelukkige‘ een sentimentele lading. Ook de herhaling van Maurits‘ naam gevolgd door de uitroeptekens versterken de dramatiek in haar klaagzang. De emotie die doorklinkt in de woorden van

402 Loosjes Pz. (1792), 71.

403

147

Louise, dragen bij aan de mate waarin de lezer de inhoud accepteert en zich kan inleven in haar situatie. Doordat Louise naar eigen zeggen heeft gefaald als bemiddelaar, worden de hoofdrolspelers van het geschil ontslagen van hun verantwoordelijkheid. Maurits is volgens haar misleid door hen die vooral ‗hun eigen voordeel‘ najagen. De landsadvocaat wordt neergezet als het ‗Orakel der Staaten‘ dat van zijn vrijheid is ‗beroofd‘. Louise laat in het midden wiens partij zij kiest, maar uit haar woorden blijkt dat haar sympathie toch enigszins uitgaat naar de ‗goede Barneveld‘ en is het Maurits die zij ‗eerzucht‘ verwijdt. Louise, of beter gezegd Loosjes, stuurt de lezer zo toch in de gewenste richting. De sentimentaliteit van deze woorden heeft hierin een groot aandeel. Door haar emotionele woorden kan Louise, maar daarmee ook haar geestelijk vader, inspelen op het gevoel, het hart van de lezer en zich daardoor wellicht toegang verschaffen tot het verstand, het hoofd. Door de betrokkenheid van de lezer bij de spreekster zal hij gaan nadenken over de inhoud van haar woorden en overwegen of hij het met Louise eens is of niet.

De dialogen

De dialogen zijn voor de personages een betere plaats dan de monologen om hun politieke standpunten uit te dragen.404 Verschillende opvattingen kunnen immers direct na elkaar worden uitgesproken. Loosjes kan hierdoor de lezer laten zien welke contrasterende meningen er in de zeventiende eeuw waren te horen. Het is de bedoeling van de auteur om de lezer aan het denken te zetten over de opvattingen van de personages, maar vooral in te stemmen met degene waarmee Loosjes sympathiseert. Hun ideeën komen het duidelijkst naar voren in de gesprekken die zij voeren. Dat daarbij de emotie dikwijls wordt ingezet om de eigen mening overtuigingskracht bij te zetten is van essentieel belang. Doordat de spreker inspeelt op het gevoel van de gesprekspartner en van de lezer, probeert hij ook hun hoofd te bereiken. Het meest wenselijke gevolg is dat zijn hoorders gaan nadenken over de inhoud van zijn woorden. Tevens hoopt hij dat zijn gesprekspartner zich daarin kan vinden en zijn opvattingen overneemt.

Bijna alle gesprekken in Louise de Coligny gaan over de politieke situatie in de Republiek. Onlosmakelijk daarmee verbonden is het conflict tussen Johan van Oldenbarnevelt en Prins Maurits. Het is de hofpredikant Uytenbogaert die als eerste enige ‗verkoeling‘ opmerkt tussen de beide heren. Hij vindt dit ‗hoogstverderfelijk‘ voor het land. Op het moment dat de predikant deze uitspraken doet, verschillen de landsadvocaat en de stadhouder van mening over het al dan niet sluiten van een wapenstilstand met de

404 Omdat politieke onrust geen onderwerp van betekenis is in Charlotte van Bourbon, ziet de lezer in de dialogen hiervan weinig terug. Willem van Oranje wordt slechts eenmaal het hoofd van een verdrukt volk genoemd die de Spaanse onderdrukker en overheerser Alva handen vol werk bezorgd.

148

Spanjaarden. Maurits wordt door Uytenbogaert als veroorzaker van dit conflict aangewezen. De Prins is immers tegen het sluiten van Het Bestand en zou ernaar streven om het ‗Oppergezag‘ in het land te krijgen. Louise neemt het op voor haar stiefzoon. Zij geeft toe dat Maurits ‗onstuimig‘ kan overkomen, maar is van mening dat ook Van Oldenbarnevelt geen gemakkelijk en flexibel heerschap is. Volgens haar zal hun ruzie wel met een sisser aflopen. De standvastigheid die Louise aan beide heren toedicht, biedt weinig perspectief door een vredige oplossing:

LOUISE.

Vrees niets, mijn Heer! […] Ik ken den jeugdigen MAURITS van nabij; gij weet dat ik voor OLDENBARNEVELD eene kinderlijke hoogachting koestere. […] MAURITS, hoe groot in het beleid van de zaken des Oorlogs, is min geschikt voor de stille raadplegingen van het Kabinet; ‘er is iets onstuimigs in zijnen aard, waar voor ik altijd duchte, en, hoe hoog ik OLDENBARNEVELD achtte, als deze zijn hart op een stuk gesteld heeft, is hij ook niet gemakkelijk terug te brengen…[…].405

Dat Louise in dit fragment al aangeeft soms bang te worden van het opvliegende karakter van Maurits zal later in een gesprek tussen haar en haar stiefzoon worden bevestigd.

Uytenbogaert vertelt vervolgens dat hij heeft gevoerd met beide heren. Volgens de predikant hebben zij daarin ‗maskers der staatkundige vriendschap‘ opgezet om hem te overtuigen van hun goede verstandhouding. Uytenbogaert vermoedt echter dat er weinig voor nodig is om de geringe sympathie die er nog bestaat tussen de beide heren geheel uit te doven. Bij een mogelijke escalatie zal het grootste gedeelte van de bevolking wellicht de kant van Maurits kiezen, omdat

[…] het oog des Volks zich hegt aan een jeugdig zegepralend en dapper veldheer… De koele beraadslagingen van den Staatsman, die onder de zorgen voor het heil des Lands grijs geworden is, weegen alleen bij de bedachtzaamen in den Lande… en hoe klein is dat getal!...406

Hoewel Uytenbogaert Maurits neerzet als een dappere veldheer die op jonge leeftijd al de nodige overwinningen heeft geboekt, lijkt de predikant toch de kant van Van Oldenbarnevelt te kiezen vanwege diens opofferingsgezindheid. Slechts een klein aantal ‗bedachtzaamen‘ staren zich niet blind op Maurits‘ militaire successen en hebben oog voor de bestuurlijke

405 Ibidem, 104

406

149

kwaliteiten van Van Oldenbarnevelt. In Uytenbogaerts woorden ‗…en hoe klein is dat getal!...‘ klinkt weinig hoop door dat de heren zich met elkaar kunnen verzoenen. Dit wordt versterkt door de interpunctie die de radeloosheid van de predikant benadrukt. Hoewel Louise zich in dit gesprek nog vrij neutraal opstelt, is door de beladen woordkeuze in de dialogen die volgen meer en meer terug te zien dat Maurits zal eindigen als de ‗foute‘ partij. Ook zij is steeds minder in staat om het gedrag van haar stiefzoon goed te praten.

Na dit gesprek met haar predikant zoekt Louise contact met Maurits. Zij verzoekt hem om een eventuele wapenstilstand met Spanje nog eens te overwegen. De Prins heeft hier echter weinig vertrouwen in. Dat geldt ook voor de aangeboden hulp van de Franse koning in de onderhandelingen, want ‗de oorlogzuchtige en opstuivende Franschen zijn spoediger in de wapenen te brengen, dan de vredelievende en bedaarde Hollanders‘.407 De kans dat Maurits alsnog akkoord gaat met een staakt-het-vuren lijkt zeer klein te zijn.

Het werkelijke conflict tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt, met als dieptepunt de executie van de laatste, gaat in Louise de Coligny niet over het wel of niet sluiten van een Bestand, maar komt tijdens deze twaalf jaar durende wapenstilstand tot uitbarsting. Loosjes gaat niet gedetailleerd in op het geschil, maar beperkt zich tot het meningsverschil dat beide heren hebben over de verdeling van de macht in de Republiek. Prins Maurits is het vooral beu om langer door de Staten Generaal te worden ingeperkt in zijn bevoegdheden. Hij doelt in wezen op ‗den band van OLDENBARNEVELD‘ waar hij voor zijn gevoel aan vastzit. De landsadvocaat heeft immers veel invloed in de volksvertegenwoordiging.408

Maurits benadrukt in zijn gesprek met Louise dat hij degene is die veelvuldig zijn leven op het spel heeft gezet voor het welzijn van de Republiek. Hij is niet uit op soeverein gezag, maar wil juist het landsbelang dienen. De dialoog tussen Louise en haar stiefzoon beslaat ruim zes pagina‘s waarin de toon vooral wordt gezet door de manipulerende woorden van Maurits. De zoon van Willem van Oranje kiest zijn woorden zorgvuldig en speelt daarmee in op het gevoel van Louise. ‗Mijn Vader, uw Gemaal, is er voor [voor de vrijheid van het land, FvT] gesneuveld….409 Door haar te wijzen op zijn vader, benadrukt hij hun band en dwingt hij Louise als het ware zijn kant te kiezen. Zij zijn immers familie en bovendien streeft Maurits hetzelfde doel na als Willem van Oranje, namelijk een Republiek zonder Spaanse overheersing. Hoe kan zijn stiefmoeder hem dan vragen met Van Oldenbarnevelt te gaan praten. Zijn opponent heeft immers die opvattingen die in strijd zijn met de belangen en macht van de Oranjes!

Maurits heeft nog een aantal kaarten achter de hand om Louise tot een gesprek met de landsadvocaat over te halen. In de onderstaande passage speelt hij wederom in op het

407 Ibidem, 124. 408 Ibidem, 153. 409 Ibidem, 153.

150

gevoel van zijn stiefmoeder. Hij wil haar zo aan het verstand brengen dat het land er het meest bij is gebaat als hij meer macht krijgt. Maurits vraagt haar uitdrukkelijk om in te spelen op het hart van Van Oldenbarnevelt:

[…] ‘t Is immers niemand onbekend, Mevrouw! hoeveel invloeds gij op het hart van OLDENBARNEVELD hebt, althans meer dan iemand anders van ons Huis. U verdenkt hij niet van eenigen toeleg, zo als hij en zijne vrienden het noemen, op de Vrijheid dezer landen. Ik bid u Mevrouw! zo gij de rust des Vaderlands lief hebt, wend dan allen uwen invloed bij den man, die toch voor het orakel der Staaten doorgaat, aan, om hem ter mijner gunst te beweegen. […]. Zijn tegenstand zal mijne verbittering meer en meer scherpen, en waartoe mij dit eindelijk zal kunnen vervoeren, mag den Hemel weten.410

De auteur zet Maurits hier neer als een sluwe vos. De jonge stadhouder is niet alleen een kundig strateeg, maar weet ook hoe hij overtuigend moet spreken. Maurits trekt de juiste registers open om zijn gesprekspartner te overtuigen van zijn gelijk. Zeer zorgvuldig kiest de Prins zijn woorden uit om Louise verder voor zich te winnen. Hij stelt zich quasi nederig op en ‗bidt‘ Louise om al haar invloed in te zetten om wille van de vrede. Maurits prijst zijn stiefmoeder als iemand die de meeste invloed heeft op het hart van Van Oldenbarnevelt. Als zij zal inspelen op het gevoel van de landsadvocaat, vermoedt Maurits dat via die weg ook diens ‗hoofd‘ zal worden bereikt. Met deze woorden lijkt ook de Prins de theorie van Bodmer en Breitinger ter harte te nemen. Maurits dringt er bij Louise op aan om toch vooral haar

In document Om door het hart het hoofd te bereiken (pagina 144-162)