• No results found

2.4.1 Inleiding

In dit onderzoek wordt verondersteld dat politici Twitter niet alleen gebruiken voor privé doeleinden, maar toch vooral vanuit hun politieke functie. Ze willen een politieke boodschap uitdragen. In de vorige paragraaf is al aantal keer het woord politiek inhoudelijke boodschap genoemd. De vraag is nu wanneer een boodschap politiek inhoudelijk is. In deze paragraaf zal dieper in worden gegaan op het omschrijven en onderzoeken van politieke boodschappen of uitingen ook wel politieke discourse genoemd. Zo’n omschrijving en definiëring is van belang omdat in dit onderzoek twitterberichten zijn beoordeeld op hun politieke inhoud. Anders gezegd, er is onderzocht welke berichten wel politiek inhoudelijk zijn en welke berichten niet.

2.4.2 Een definitie van politieke discourse

Er is geen eenduidige definitie te geven wat politieke discourse precies is. Ook in de literatuur (Chilton, 2004; Landtsheer, 1998; Van Dijk, 1997; Chilton & Schäffner, 2002) wordt geen exacte omschrijving gegeven van politieke discourse. Heel simpel gezegd is politieke discourse de taal van politici. Maar dit vindt Van Dijk (1997) misleidend. Volgens de auteur is er pas sprake van politieke discourse, wanneer het plaatsvindt in een politieke context waarbij bepaalde actoren, zoals politici, een zichtbare politieke rol innemen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan politieke debatten, campagnes en interviews met de media. Een conversatie van twee politici over het weer tussen tijdens een lunch kan niet beschouwd worden als politieke discourse. Actoren moeten dus functioneren vanuit een politieke

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

functie in een politieke context. Chilton en Schäffner (2002) maken een duidelijk onderscheid tussen institutionele politieke discourse en alledaagse discourse. Een ruzie tussen een man en een vrouw of een conflict tussen een werknemer en een baas wordt soms ook als politieke discourse gezien. Chilton en Schäffner benadrukken echter dat dit een andere vorm van discourse is. Met het definiëren van politieke discourse leggen ze de nadruk op de institutionele setting van de discourse. In dit onderzoek wordt politieke discourse gedefinieerd als:

Taaluitingen over politiek inhoudelijke onderwerpen gedaan door actoren die een politieke functie bekleden en die in een politieke setting plaatsvinden.

2.4.3 Karakteristieken van politieke discourse

Zoals eerder gesteld, moet er voor politieke discourse sprake zijn van een politieke context. Politieke discourse is dus ook als eerste te herkennen aan de politieke context waarbinnen het plaatsvindt. Maar er zijn nog een aantal kenmerken te noemen die vrijwel altijd voorkomen in polititieke discourse. Wat politieke discourse zich volgens Renkema (2004) onderscheidt van het meer alledaagse taalgebruik, is dat er bij politieke discourse altijd een vorm van overtuiging is te zien in de uitingen. Politieke discourse wordt dus voornamelijk gebruikt om anderen te overtuigen van een bepaald denkbeeld of ideologie. Het is om die reden dat veel onderzoek naar politieke discourse zich bezighoudt met retoriek. De retoriek is de leer van de welsprekendheid. Een ander kenmerk is dat politieke discourse wordt vergeleken met power discourse, ofwel het taalgebruik om macht uit te oefenen. “Hence, the

language of politics is the language of power” (Landtsheer, 1998: 3).

Samengevat richt onderzoek naar politieke discourse zich vooral op het beïnvloeden van anderen om een bepaald politiek proces of doel te bewerkstelligen. Of zoals Van Dijk stelt: “(…) we continue to specify that as soon as a discourse or part of a discourse is directly

or indirectly functional in the political process (…) such discourse should be categorized and analyzed as being (also, mainly) political” (1997: 22). Tekstanalytisch onderzoek naar

politieke discourse richt zich daarom ook vaak op linguïstische kenmerken van beïnvloeding, argumentatie en retoriek.

2.4.4 Politieke discourse en Twitter

In relatie tot politieke discourse vormt Twitter een bijzondere situatie. Eerder is beschreven dat er van politieke discourse gesproken wordt als actoren met een politieke functie zich politiek uiten in een politieke context. Dan rijst de vraag of er ook van politieke discourse gesproken kan worden op Twitter. De uiting over een politiek inhoudelijk onderwerp is vaak wel te achterhalen in een tweet. Daarnaast wordt de politieke functie ook vaak herkenbaar door het gebruikersprofiel van de persoon op Twitter. Maar of er sprake is van een politieke context kan betwijfeld worden. Het versturen van tweets is immers niet te vergelijken met

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

het voeren van debat, het geven van een toespraak of het vergaderen over beleid. Een politicus kan een tweet sturen waar en wanneer hij dat wil. Om toch van politieke discourse te kunnen spreken op Twitter is de definitie aangepast waarmee de context niet als criteria wordt gerekend. Dus, in dit onderzoek is sprake van poltieke discourse wanneer politici zich op Twitter politiek uiten en niet over ander niet-politieke onderwerpen tweeten. We omschrijven het als politieke Twitter discourse. De volgende definitie wordt gehanteerd:

Taaluitingen op Twitter over politiek inhoudelijke onderwerpen gedaan door actoren die een politieke functie bekleden.

2.5 TAALHANDELINGEN

2.5.1 Inleiding

Tot dusver is beschreven wat Twitter is, op welke manier het gebruikt wordt en waarom mensen het gebruiken. Vervolgens is het twittergedrag van Nederlandse politici onder de loep genomen. In de daaropvolgende paragraaf is beschreven wat wordt verstaan onder politieke discourse en op welke wijze het te herkennen is in twitterberichten. Maar om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag, is de volgende paragraaf van groot belang. Dit onderzoek is opgezet om de vraag te beantwoorden op welke manier en met

welke bedoelingen Nederlandse politici gebruik maken van Twitter. In tegenstelling tot

methodes in eerdere onderzoeken (Java et al., 2007; Zhao & Rosson, 2009; Golbeck et al., 2009; Aalberts & Kreijveld, 2011; Dongen et al., 2009) wordt in dit onderzoek een tekstanalytische methode gebruikt waarbij de aandacht ligt op de bedoelingen van taaluitingen die mensen produceren. Het gaat hier om de taalhandelingstheorie ontwikkeld door Austin (1962) en Searle (1969). De theorie vormt de basis voor het onderzoek, om aan de hand van taaluitingen, te analyseren welk gedrag politici op Twitter tonen. In deze paragraaf wordt de theorie verklaard en worden analytische hulpmiddelen verschaft om taalhandelingen te kunnen herkennen in teksten.

2.5.2 Taalhandelingstheorie van Austin en Searle

Voor een definitie van de taalhandelingstheorie is allereerst het begrip taalgebruik van belang. En daarvoor moet eerst het verschil tussen la parole (het woord) en la langue (de taal) duidelijk worden gemaakt. Volgens de taalwetenschapper Saussure kan een onderscheid worden gemaakt tussen taal als een systeem of structuur waarvoor regels bestaan (langue) en taal als concrete uitingen van personen (parole). Taal als langue beschrijft taal dus als een vast en onveranderlijk systeem onafhankelijk van contextuele factoren. Bij taal als parole spelen deze contextuele factoren juist een significante rol. De aandacht ligt op de taaluiting zelf. Mensen gebruiken taal om iets te bewerkstelligen. Er wordt gesproken van taalgebruik. Het onderzoeksgebied dat zich richt op het gebruik van

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

taal wordt de pragmatiek genoemd. In de pragmatiek wordt onderzocht hoe mensen handelen met taal.

Een van de bekendste theorieën binnen de pragmatiek is de taalhandelingstheorie. De Britse taalfilosofen Austin (1962) en Searle (1969) zijn de grondleggers van een theorie die beschrijft hoe mensen iets doen met taal. De taalhandelingstheorie of speech act theory is een onderdeel van het onderzoeksgebied pragmatiek. Bij de taalhandelingstheorie wordt onderzocht wat mensen met taal doen in een bepaalde context en met welke redenen.

Austin onderscheidt drie acties die plaatsvinden bij een taaluiting. als eerste is dat de

locutie. Dit is de tekst zelf. Het zijn de woorden op papier of de klanken van de spreker.

Daarnaast bestaat de illocutie. Dit is het centrale concept van de taalhandelingstheorie. De

illocutionaire strekking geeft de intentie of het communicatieve doel weer. Ter

verduidelijking wordt nu een voorbeeld gegeven. In de zin ‘hé, het is groen’ is de illocutionaire strekking dat iemand gas moet geven in een auto die voor een stoplicht staat. Anders gezegd, de functie van de taaluiting is een ander persoon aanzetten tot een bepaald gedrag. Deze strekking kan ook in een andere context geplaatst worden. Zo kan dezelfde zin net zo makkelijk voorkomen wanneer iemand een groene bal pakt bij het televisiespel Lingo. Daar is de strekking het beweren dat de bal groen is. Dezelfde zin heeft hier een totaal andere illocutionaire strekking. De context waarbinnen de taalhandeling plaatsvindt is daarom van essentieel belang om de illocutionaire strekking te herkennen (Renkema, 2004). Als laatste noemt Austin de perlocutionaire handeling. Dit is het effect bij de hoorder van de locutie en illocutie. Bij de taalhandeling ‘Doe de deur dicht’ is de perlocutionaire handeling dat de hoorder daadwerkelijk de deur dicht doet. In dit onderzoek richten we ons volledig op de illocutionaire strekking, oftewel de bedoelingen die een spreker heeft met zijn taaluiting.

Om de functie van een taalhandeling aan te duiden in een tekst benoemt Austin de

performatieve werkwoorden. Dit zijn woorden die aanduiden welke handelingen sprekers

uitvoeren (Houtkoop & Koole, 2000). Voorbeelden van performatieve werkwoorden zijn

beloven, mededelen, bedanken, vragen etc. Bij de zin ‘ik verzoek je nu te gaan zitten’ wordt

de taalhandeling van verzoeken uitgevoerd. Performatieve werkwoorden kunnen herkend worden door een performatieve formule toe te passen. Een performatieve formule begint met het woord ‘Hierbij’ (1) gevolgd door een performatief werkwoord (2), dat staat in de tegenwoordige tijd (3) en ‘ik’ als persoonsvorm heeft. Een voorbeeld is: ‘Hierbij vraag ik je

om op te staan.’ In het voorbeeld staat hierbij (1) vooraan de zin. Het performatieve

werkwoord is vragen (2). De zin staat in tegenwoordige tijd (3). De woorden ‘om op te staan’ geven aan waar de taalhandeling betrekking op heeft, in dit geval het vragen om op te staan.

2.5.3 Classificatie van taalhandelingen

Om taalhandelingen te kunnen indelen in categorieën hebben verschillende taalwetenschappers een classificatie van taalhandelingen ontworpen. De classificatie van Searle (1976) wordt hier besproken, omdat het de bekendste en meest gebruikte indeling is en, naar ons zeggen, geschikt is om te gebruiken in het huidige onderzoek.

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

Searle maakt onderscheidt tussen vijf categorieën van taalhandelingen. Als eerste noemt hij de assertieven. Houtkoop en Koole (2000) omschrijven assertieven als taalhandelingen die iets zeggen over een gebeurtenis of een persoon. Het zijn uitspraken over de werkelijkheid. Voorbeelden zijn beloven, beweren, concluderen en voorspellen. Directieven zijn taalhandelingen waarmee de spreker het gedrag van de hoorder wil beïnvloeden. Anders gezegd, hij wil dat de hoorder iets doet. Voorbeelden zijn bevelen, bepleiten, uitnodigen en

aanraden. Het bekendste voorbeeld is echter de vraag. De derde categorie taalhandelingen

zijn de commissieven. Dit zijn taalhandelingen waarmee de spreker vastlegt iets te doen. De spreker voelt zich daarbij verplicht dit ook te doen. Voorbeelden zijn garanderen, zweren en

beloven. Expressieven zijn de vierde categorie taalhandelingen. Bij expressieven geeft de

spreker een uiting over zijn geestesgesteldheid met betrekking tot een gebeurtenis of persoon. Anders gezegd: het geeft aan in welke emotionele toestand een persoon zich bevindt in een bepaalde situatie. Voorbeelden zijn feliciteren, betreuren, begroeten en

verontschuldigen. Als laatste categorie benoemt Searle de declaratieven. Met deze

taalhandelingen verandert de spreker daadwerkelijk iets in de werkelijkheid door de uiting. Deze taalhandelingen vinden vaak plaats in een institutionele setting. Denk bijvoorbeeld aan een manager die een personeelslid ontslaat. Andere voorbeelden zijn dopen of ridderen.

2.5.4 Indirecte taalhandelingen

In teksten kunnen taalhandelingen soms gemakkelijk herkend worden. Een voorbeeld is de zin ‘Ik vraag je om hier te komen’. In de zin wordt aan het performatief werkwoord vragen gelijk duidelijk dat het hier om een directieve taalhandeling gaat. Maar vaak zijn taalhandelingen niet zo gemakkelijk te herkennen. Zo kan iemand op de vraag ‘Ga je mee’ antwoorden met ‘Ik kijk tv’. In eerste instantie is de taalhandeling te typeren als een assertief. Want het is een mededeling dat iemand tv aan het kijken is. Maar gezien de context is het een antwoord op de vraag ‘ga je mee’. Het antwoord op de vraag is dus eigenlijk ‘Nee, ik ga niet mee, ik kijk liever tv’. Er is hier sprake van een indirecte

taalhandeling. Dit zijn taalhandelingen die niet enkel aan de locutie, oftewel de tekst zelf te

herkennen zijn, maar waarbij de illocutionaire strekking van de zin de taalhandeling bepaalt. Om indirecte taalhandelingen te herkennen is de context waarbinnen de taalhandeling gebruikt wordt van essentieel belang. Indirecte taalhandelingen laten zien dat één zin meerdere taalhandelingen kan bezitten. Searle (1975) spreekt van primaire taalhandelingen en secundaire taalhandelingen. We laten nog een voorbeeld zien in figuur 2.2.

Heb je mijn fiets ergens gezien?

Weet je wel hoeveel fietsen hier staan? Figuur 2.2: voorbeeld van een indirecte taalhandeling

In het voorbeeld is in de bovenste taaluiting het directief vragen te zien. In de tweede zin volgt een respons op deze vraag. Enkel gelet op de locutie is hier ook sprake van een vraag. Maar wanneer gekeken wordt naar de bedoeling die spreker heeft met de zin, oftewel de

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

illocutionaire strekking, wordt duidelijk dat hij mededeelt niet te weten waar de fiets staat. Dit is de primaire taalhandeling. De secundaire taalhandeling is, enkel gelet op de locutie van de zin, een vraag. In alledaags taalgebruik zijn het grootste aantal taalhandelingen indirect. In sommige gevallen is het gemakkelijk om indirecte taalhandelingen te herkennen, zoals in figuur 2.2. Dit is echter niet altijd zo eenvoudig. Er bestaan daarom verschillende methoden om indirecte taalhandelingen te herkennen. Zo heeft Searle een stappenplan ontwikkeld om dit te bewerkstellingen (Houtkoop & Koole, 2000). Maar er zijn ook andere middelen om (indirecte) taalhandelingen te herkennen.

2.5.5 Taalhandelingen herkennen

Allereerst zijn taalhandelingen te herkennen door te zoeken naar Illocutionary Force

Indicating Devices (IFID’S) of vertaald strekkingsaanduidende middelen (Houtkoop & Koole,

2000). Dit zijn linguïstische middelen die de spreker gebruikt om aan te geven welke illocutionaire strekking de taaluiting heeft. Het belangrijkste middel daarbij is het performatieve werkwoord. Maar omdat performatieve werkwoorden niet altijd zichtbaar zijn in teksten kunnen IFID’s ook andere vormen aannemen. In de zin ‘Het begint om tien

uur’ geven de woorden begint en om aan dat hier gaat om de taalhandeling aankondigen.

Aan de hand van IFID’s kan een tekst ook omgezet worden naar een performatieve formule. Daarmee wordt het performatief werkwoord zichtbaar dat wijst naar een bepaalde taalhandeling. In de zin ‘Dat zou ik niet doen’ wordt met de performatieve formule: ‘Hierbij

adviseer ik je dat niet te doen’ zichtbaar. Adviseren is een taalhandeling die valt onder de

categorie directieven.

Ten tweede is een taalhandeling te herkennen aan de tekstuele context waarbinnen het gebruikt wordt. We verduidelijken dit met een voorbeeld in figuur 2.3.

Dit is een hele mooie film? Zeker weten.

Figuur 2.3: contextuele factoren en taalhandelingen

De illocutionaire strekking van de tweede zin is alleen te herkennen als ook de eerste zin zichtbaar is. De woorden ‘zeker weten’ worden in dit geval gebruikt om een

overeenstemming te laten zien. Deze taalhandeling behoort tot de categorie assertieven.

Omdat in dit onderzoek taalhandelingen zijn onderzocht op Twitter is het, als er sprake is van interactie, noodzakelijk dat alle tweets zichtbaar zijn. Als in Twitter een politicus reageert op een ander, moet natuurlijk ook zichtbaar zijn op welke tweet er wordt gereageerd.

Als laatste kunnen taalhandelingen ook herkend worden in teksten door te kijken naar niet-verbale tekens (), afkortingen (RT, LOL), bewuste spellingsfouten (woooow) en leestekens (!!!). In het bijzonder richten we ons hierbij op het gebruik van emoticons. In CMD komen emoticons veel voor. Het gebruik van emoticons kan van invloed zijn op de

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

illocutionaire strekking van een taaluiting (Dresner en Herring, 2010). We proberen dit te verduidelijken met een voorbeeld in figuur 2.4.

Het wordt voorlopig geen mooi weer . Figuur 2.4: het gebruik van emoticons in taalhandelingen

De uiting in het voorbeeld lijkt in eerste instantie op een mededeling dat het slecht weer blijft. Maar aan het einde van de zin is emoticon geplaatst die duidelijk laat zien dat de spreker zijn onvrede laat zien over die mededeling. De mededeling is slechts een secundaire taalhandeling. De primaire taalhandeling is dat de spreker het betreurt dat het weer slecht blijft. In bijlage I wordt een uitgebreide omschrijving gegeven van de classificatie van, en hulpmiddelen om taalhandelingen te herkennen in tweets. Daarbij worden ook voorbeelden gegeven van de onderzochte tweets.

2.5.6 Taalhandelingscategorieën in dit onderzoek

De taalhandelingscategorieën van Searle (1976) (§ 2.5.3) zijn bruikbare hulpmiddelen om taaluitingen in te kunnen delen. In dit onderzoek is deze classificatie van taalhandelingen gebruikt. Er zijn echter wel een aantal wijzigingen aangebracht in de categorie assertieven. Daarnaast is nog een categorie toegevoegd, de ironische opmerkingen.

Waarom de groep assertieven is aangepast heeft een aantal redenen. In dit onderzoek worden taaluitingen van politici onderzocht. In de eerste oriënterende analyses is al snel duidelijk geworden dat er groot aantal assertieven en expressieven worden gebruikt in de tweets. Binnen deze categorieën verschillen taalhandelingen toch nog veel van elkaar. Dit kan het beste nader verklaard worden met een voorbeeld.

Er is gisteren een akkoord bereikt over een nieuwe accijnsverhoging.

Ik vind het goed dat er gisteren een akkoord is bereikt over een nieuwe accijnsverhoging. Figuur 2.5: voorbeelden van informatieve en persuasieve taalhandelingen

De eerste zin in figuur 2.5 is een duidelijk voorbeeld van een assertief. Het is een mededeling dat een nieuw akkoord is bereikt. De taaluiting in de tweede zin kan in eerste instantie ook gezien worden als een assertief. De spreker beweert dat het goed is, dat een akkoord is bereikt. Echter laat de spreker door de woorden ‘ik vind het goed dat’ zien dat hij een uitdrukking geeft van zijn geestesgesteldheid over de bewering. Hij is blij met het akkoord. In dat geval is het een expressief. Maar, dat de persoon blij is met het akkoord heeft niets te maken met de ontvanger waarvoor de taaluiting bedoeld is. Maar expressieve taalhandelingen spelen volgens Pander Maat (1994) vooral “een belangrijke rol in het

onderhouden van prettige relaties met andere taalgebruikers” (1994: 216). De taaluiting is

niet gericht op een bepaalde ontvanger, het is eerder een stelling van de spreker over een gebeurtenis. In dit onderzoek is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen meningen en

POLITIEKE TWITTER DISCOURSE – THEORETISCH KADER

mededelingen over een bepaalde stand van zaken en uitingen van gevoelens gericht op de

ontvanger van de taaluiting. Daarom maken we in navolging van Pander Maat in de categorie assertieven een onderscheid tussen informatieve en persuasieve taalhandelingen. Ter verduidelijking wordt nu een omschrijving gegeven van de taalhandelingscategorieën die in dit onderzoek zijn gebruikt.

Informatieve taalhandelingen vormen een categorie waarbij de spreker zich uit over een persoon, een gebeurtenis of een bepaalde stand van zaken, zonder daarover een mening te geven of een gevoel te uiten. Ze zijn bedoeld om te informeren. Bij persuasieve taalhandelingen laat de spreker een mening, stelling of bewering zien over een bepaalde stand van zaken, of een persoon. Met deze taalhandelingen wil de spreker de lezer overtuigen van een bepaald standpunt. Expressieve taalhandelingen zijn in tegenstelling tot informatieve en persuasieve taalhandelingen altijd gericht op een bepaald persoon. De