• No results found

Politieke debat over het treinongeval

Op welke wijze komt het treinongeluk, en in het verlengde daarvan, sts-passages terug in het politieke debat? Welke vragen worden er gesteld door Kamerleden? Het moment om daar inzicht in te krijgen is het

mondelinge vragenuur op 24 april 2012 (drie dagen na het treinongeluk). Maar doordat het Kabinet Rutte I is gevallen, komt in het mondelinge vragenuur het treinongeluk niet aan bod: het vragenuur staat in het teken van de ontstane politieke situatie. Op 15 en 16 mei 2012 staat het rapport van de Tijdelijke commissie onderhoud en innovatie spoor (commissie Kuiken42) op de agenda. De Kamerleden kunnen in discussie gaan met en vragen stellen aan deze commissie. Het debat heeft een zware lading gekregen door het recente treinongeluk waardoor het debat niet inboet aan actualiteit.

Bij een eerste analyse blijkt dat het politieke discours twee hoofdlijnen kent:

a. het ongeval toont aan dat het spoor niet voldoende veilig is; en

b. naar de mening van diverse Kamerleden vormt de institutionele structuur een diepere verklaring voor het probleem, maar ook de oplossing.

Ad a) Het spoor is niet voldoende veilig

De toon van het politieke debat is dat het recente treinongeluk aantoont dat het spoor niet veilig genoeg is en dat investeren in meer veiligheid op de termijn noodzakelijk is:

“Het recente treinongeluk in Amsterdam heeft natuurlijk pijnlijk duidelijk gemaakt dat dit nodig is (lees: investeren in meer veiligheid), omdat het nog niet veilig genoeg is. De minister heeft zich dan ook voorgenomen om een extra aantal seinen uit te rusten met ATB-Vv. Dat is een verstandige keus”.43

Maar uit antwoorden op de Kamervragen door de commissie Kuiken komen deze korte termijn investerin-gen in een ander daglicht te staan. Op de vraag welke maatregelen de commissie nu noodzakelijk acht om het aantal sts-passages te verminderen, beschouwt de commissie invoering van ERTMS de meest structurele oplossing, waartoe op korte termijn moet worden besloten. Het verder optimaliseren van ATB door het invoeren van nog meer ATB-Vv installaties staat hiermee op gespannen voet. De commissie is van mening dat uitsluitend in uitzonderingssituaties op een enkel acuut gevaarpunt nog een ATB-Vv installatie zou moeten kunnen worden geïnstalleerd, waarbij gerealiseerd zou moeten worden dat deze investering een korte periode overbrugt.44

De keuze van de minister om naar aanleiding van het treinongeluk extra seinen uit te rusten van ATB-Vv wordt door de commissie Kuiken als een vorm van kapitaalvernietiging gezien. Het ‘veiligheidsprobleem’ is echter in de perceptie van de Kamerleden dusdanig urgent dat er ook maatregelen genomen moeten worden om de periode tot volledige invoering van ERTMS te overbruggen. Het vervangen en ombouwen van treinen en spoor met ERTMS duurt immers 15 tot 20 jaar.

“Op de korte termijn lost ERTMS de veiligheids- en capaciteitsissues niet op”.45

42 De commissie Kuiken is een politieke commissie en daarmee onderdeel van het politieke discours.

43 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Verhoeven (D66), 15 mei 2012, pagina 83-11-26.

44 Kamerstukken II 2011/12, 32 707, nr. 14.

45 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), 15 mei, pagina 83-11-29.

De politieke discussie gaat niet over of maatregelen noodzakelijk zijn, maar welke maatregelen er genomen moeten worden. Over de baten van de veiligheidswinst van ERTMS stelt de commissie:

“De baten van deze hogere veiligheid zijn niet eenvoudig in een MKBA te kwantificeren”.46 Ad b) Institutionele structuur: oorzaak en oplossing

De problemen rond het spoor leiden bij de Kamer tot grote frustratie.47 Die ergernis richt zich niet alleen op de – vermeende – onveiligheid, ook de institutionele inbedding van het spoor kan rekenen op kritiek.

Bij de aanpak van sts-passages zijn veel actoren betrokken. Sts-passages worden dan ook sterk beschreven vanuit de institutionele structuur. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor ProRail, maar ook de vervoersbedrijven zoals de NS en de minister hebben een gezamenlijke verantwoordelijk voor de veiligheid van het spoor.

Sinds de NS in de jaren negentig is opgesplitst is er een complexe situatie ontstaan met sterke wederzijdse afhankelijkheden en in sommige gevallen onderlinge belangentegenstellingen.48 Dat maakt het veiligheids-vraagstuk complex. Kamerleden die vragen stelden aan de minister werden vaak verwezen naar de

spoorsector.

“Tekenend vond ik dat de minister in de antwoorden op dit soort Kamervragen erg vaak verwees naar ProRail of de spoorsector. Ik constateer dat de Kamer hier scherper op moet zijn en de minister moet aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid”.49

De wens van Kamerleden om beter te kunnen sturen en controleren leidt tot veel vragen aan de commissie Kuiken over de huidige en mogelijke aanpassingen in de organisatiestructuur van het spoor. Er is te weinig zicht op de spoorsector waardoor het toezicht, de handhaving en de sturing als problematisch wordt ervaren. Kamerleden hebben het gevoel onvoldoende kennis te hebben om belangrijke besluiten te nemen ten aanzien van onder andere de veiligheid van het spoor. Het gebrek aan inzicht hierop is één van de redenen dat de parlementaire commissie is ingesteld:

“Het spoordossier is zowel begrotingstechnisch als in technische zin een ronduit ingewikkeld dossier”.50

De Kamer krijgt naar eigen zeggen onvoldoende inzicht in wat er speelt ten aanzien van de spoorbudgetten, onderhoud en spoorbeveiliging. De huidige ordening op het spoor leidt tot veel zwartepieten. Kamerleden zien in het huidige institutionele ‘falen’ een kans in het politiseren van het onderwerp. Bijvoorbeeld:

46 Kamerstukken II 2011/12, 32 707, nr. 9.

47 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Verhoeven (D66), 15 mei 2012, pagina 83-11-24.

48 Kamerstukken II 2011/12, 32 707, nr. 9.

49 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), 15 mei 2012, 83-11-27.

50 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, van Tongeren (GroenLinks), 15 mei 2012, 83-11-38.

“Het treinongeluk in Amsterdam en het bijna-ongeluk in Utrecht van vorige week vormen het zoveelste voorbeeld dat privatisering van openbaar vervoer niet leidt tot optimaal reizigersvervoer, maar tot winstmaximalisatie”.51 Om meer grip te krijgen zien sommige politici heil in het vergroten van de invloed van de minister. De minister moet onder andere ProRail en de NS meer aansturen en minder ‘hun gang’ laten gaan. Anderen zien institutionele oplossingen door de positie van ProRail te veranderen en onder te brengen bij Rijkswaterstaat.

“NS en ProRail zijn voor 100% van de Staat, maar we hebben er geen grip op. Dat is wel gek. Je stopte 2,5 miljard in de sector, maar je hebt niet het gevoel dat je echt wat te vertellen hebt.” En: “Als wij als Kamer iets willen en als de minister vindt dat er iets moet gebeuren, moet de minister kunnen zeggen: zo gebeurt het”.52

De achterliggende gedachte in het politieke debat is dat het verbeteren van de institutionele structuur tot een beter beleid leidt. Een andere sturing, bestaande uit meer controle en beter toezicht, zal er uiteindelijk toe leiden dat het veiligheidsniveau op het spoor verbetert of toeneemt.

Beschouwing politieke discours

Het politieke debat onderscheid zich van andere debatten door de toevallige samenloop van incidenten op het spoor en het geplande debat van de parlementaire commissie Kuiken.

“Dit rapport bevat nu eens niet de politieke waan van de dag. Er wordt gekeken naar de lange termijn, terwijl de spoorsector en de minister tot nu toe zijn blijven hangen in kortetermijnmaatregelen”.53

Het onderzoek wordt positief ontvangen door de Kamerleden. Er wordt waardering uitgesproken voor de grondige wijze waarop de problemen op het spoor zijn onderzocht. Er is stevige kritiek op de minister:

“De commissie noemt de minister een incidentenminister en vindt dat de minister meer regie en systeem-verantwoordelijkheid zou moeten nemen en zou moeten komen met een integrale langetermijnvisie”.54 In het Kamerdebat ontstaat de vraag of de Kamer de laatste jaren niet teveel heeft gereageerd op incidenten.

Aanleiding daartoe is de aanbeveling van de commissie om meer oog te hebben voor de lange termijn en minder op incidenten:

“De Tweede Kamer dient haar eigen vragen om kortetermijnoplossingen voor spoorproblemen af te wegen tegen het langetermijnperspectief. De minister dient de Kamer actief in staat te stellen deze afweging te maken. De commissie steekt met deze aanbeveling de hand in eigen boezem”.55

51 Het Parool (2012, 28 april). Ongelukken komen door winstbejag. Het Parool, 54.

52 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Aptroot (VVD), 15 mei 2012, 83-11-41.

53 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), 15 mei 2012, 83-11-27.

54 Debat over het rapport van de Tijdelijke commissie Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor, Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), 15 mei 2012, 83-11-28.

55 Kamerstukken II 2011/12, 32 707, nr. 9.

Ondanks dat er in het politieke debat waardering wordt uitgesproken voor het grondige onderzoek, wordt de rol van onderzoek niet altijd als even positief gewaardeerd. Onderzoek van de minister wordt gezien als een manier om maatregelen uit te stellen.

“Verschillende partijen in de Kamer drongen aan op haast, maar steeds weer was de mantra dat er meer onderzoek nodig was en dat de kosten en opbrengsten onvoldoende bekend waren. Na vandaag kan deze afwachtende houding van ProRail en de minister echter niet meer”.56

Sommigen hebben wel een verklaring waarom er weinig oog is voor de lange termijn bij alle betrokken partijen:

“Dan bedoel ik de minister, ProRail en NS, maar ook de Tweede Kamer zelf. Iedereen in de Tweede Kamer heeft de neiging om zich veel te veel te gaan richten op allerlei incidenten, kortetermijnpolitiek en eigen stokpaardjes” En:

“Iedere partij heeft zo haar eigen stokpaardjes bereden. Kortom, elke fractie in deze Kamer heeft haar wensen, voorkeuren, ideeën en plannetjes over het spoor”.57

De commissie erkent de drang van Tweede Kamerleden op reageren met maatregelen op incidenten.

“Vooral door het aantal ongelukken en bijna-ongelukken in de afgelopen weken is de roep om dat wel te doen, luider geworden. Wij begrijpen dat die roep hard klinkt als het misgaat, zeker als iemand daarbij het leven laat, of als sprake is van een noodlottig of tragisch ongeval. Wij hebben gezegd dat de commissie het niet wenselijk vindt om nu nog op grote schaal te investeren in ATB-Vv. Het ATB-Vv is immers op de grootste knelpunten al vervangen. Dat is bij een groot aantal seinen gebeurd. Om optimaal tegemoet te komen aan de kosten-batenanalyse, adviseren wij voorts om te investeren in het Europese treinbeveiligingssysteem”.58