• No results found

De casus Mauro komt voor het eerst naar voren op de politieke agenda op 22-9-2011 (week 38) tijdens de Algemene Beschouwingen. ChristenUnie-fractievoorzitter Slob stelt de

48

voorgenomen uitzetting van Mauro aan de kaak en vraagt de regering om hem via de discretionaire bevoegdheid van de minister toch in Nederland te laten blijven. Hij redeneert vanuit het human interestframe als hij Mauro’s situatie schetst en een beroep doet op het ‘sociale hart’ van het kabinet (p. 45). De minister president reageert op basis van het bestuurlijk frame door de regels en procedures te benadrukken: ‘grenzen stellen en grenzen handhaven’ (p. 46). Tijdens een debat over wijzigingen van de Vreemdelingenwet op 25-10-2011 (week 43) wordt Mauro door GroenLinks-Kamerlid Dibi en D66-Kamerlid Schouw genoemd als zaak waarin maatwerk nodig is.

Nadat minister Leers een dag later in een besloten bijeenkomst met de Tweede Kamer bekend maakt dat Mauro het land moet verlaten, wordt er direct een Kamerdebat aangevraagd dat een dag later op 27-10-2011 plaatsvindt onder de titel ‘de mogelijke uitzetting van een jonge asielzoeker’. Het grootste deel van de oppositie (CU, D66,

GroenLinks, PvdA, PvdD) verwijt de minister te beperkt gebruik te maken van discretionaire bevoegdheid omwille van de gedoogconstructie met de PVV. Zij pleiten vanuit het human interestframe dat het inhumaan en onverantwoordelijk is om Mauro uit te zetten naar Angola. Hij is geworteld in Nederland en de overheid is hier mede voor verantwoordelijk. De SGP wil niet over individuele gevallen debatteren maar de beoordeling hiervan aan de discretionaire bevoegdheid van de minister laten. Daarmee schaart de partij zich in het debat en bij stemmingen achter het bestuurlijke frame van de het CDA en de VVD. De PVV redeneert regelmatig vanuit een bedreigingsframe door inhoudelijk in te gaan op de zaak van Mauro en te stellen dat de mensen om hem heen (pleegouders, asieladvocaat en belangenorganisaties) opzettelijk leugens hebben verteld en de procedures hebben

getraineerd. Een verblijfsvergunning als ‘beloning’ hiervoor zal een aanzuigende werking tot gevolg hebben.

Minister Leers licht in het debat toe dat hij de zaak van Mauro zorgvuldig heeft bekeken maar dat Mauro geen schrijnend geval is dat hij geen verblijfsvergunning kan bieden. Hij benadrukt dat worteling in Nederland geen schrijnendheid betekenen en dat hij een moeder heeft in Angola die voor hem kan zorgen (p. 23). ‘Discretionair wil niet zeggen willekeurig’ (p. 29). Hij noemt Mauro vaak ‘de heer Manuel’ en objectiveert de casus hiermee. Het debat loopt alsnog hoog op en is emotioneel van toon. Mauro en zijn naasten zijn op de publieke tribune aanwezig en in de Kamerhandelingen wordt af en toe melding gemaakt van applaus of commotie vanaf de publieke tribune.

De mogelijkheid van een studievisum wordt door het CDA al vroeg in het debat

voorgesteld. De opppositie neemt hier in eerste instantie geen genoegen mee. Kamerlid Gesthuizen licht toe: ‘Wij zouden hiermee stemmen voor een oplossing voor de minister, een uitweg, en niet voor maar eerder tegen een oplossing voor Mauro.’ (p. 88). De

oppositiepartijen die vanuit het human interestframe redeneren willen dat de minister zijn discretionaire ruimte gebruikt om Mauro een permanente verblijfsvergunning te bieden. Daarnaast willen ze dat er een regeling komt voor kinderen in eenzelfde situatie als Mauro: dit zou later bekend komen te staan als het ‘Kinderpardon’. Hiertoe worden verschillende moties ingediend door de oppositiepartijen. De oppositieleden houden hun moties aan tot de week erna in de hoop dat het CDA-congres van zaterdag 29-10-2011 verandering zal brengen in de positie van het CDA. Tijdens de stemming op 1-11-2011 (week 44) worden de moties van de oppositie alsnog verworpen. Op 8-11-2011 (week 45) wordt de gewijzigde motie van Schouw en Dibi (nu motie Dibi) ter stemming gebracht. Deze motie houdt in dat Mauro de machtiging voorlopig verblijf die nodig is voor het verkrijgen van een studievisum in Nederland mag afwachten. Het CDA stemt mee met de oppositiepartijen en daarmee

49

wordt de motie aangenomen. Mauro kan voorlopig in Nederland blijven. In latere debatten wordt soms terugverwezen naar Mauro als voorbeeld van inhumaan asielbeleid of de wankele positie van het CDA in de gedoogconstructie. Op 20-12-2011 (week 51) wordt bekend dat minister Leers de aanvraag voor het studievisum voor zijn MBO-opleiding ICT heeft ingewilligd. Dit beschouwen we als verandering van het beleidsframe van de casus Mauro. Minister Leers gaat mee in een andere oplossing dan hij initieel voorstelde. De minister licht dit toe in een brief aan burgers en kinderen in een Kamerstuk van 28-2-2012. Op 3-4-2012 (week 14) bevraagt PvdA-Kamerlid Van Dam minister Leers over uitspraken over Mauro tegenover journalisten van Trouw en de Telegraaf tijdens een werkbezoek aan Angola. De uitspraken van de minister wekten de indruk dat de minister Mauro in verband met het afleggen van onjuiste verklaringen na het afronden van zijn studie terug zou sturen naar Angola. De minister ontkent dit in antwoorden tijdens het vragenuurtje en in een brief aan de Tweede Kamer. In maart 2013 wordt bekend dat Mauro een definitieve

verblijfsvergunning krijgt in het kader van het Kinderpardon dat dan ondertussen in werking is getreden.

Figuur 4.3 Aandacht op politieke agenda casus Mauro Manuel

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 25262728293031323334353637383940414243444546474849505152 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101112131415 2011 2012

Kamervraag Kamerhandelingen Motie

50

4.2 Aleksandr Dolmatov