• No results found

Omdat de aanwezigheid van een “didactic plot” bijdraagt tot de creatie van “poetic simultaneity”, zal ik deze twee kenmerken samen behandelen.

“Poetic simultaneity” wordt door Bernard gedefinieerd als volgt: “the poem conveys the impression that the lesson progresses as the poem progresses”.280 Volgens Volk is een typisch kenmerk hierbij het gebruik van werkwoorden met de betekenis van spreken of zingen.281 De dichter creëert op die manier de illusie dat het gedicht helemaal geen neergeschreven werk is, maar dat je zelf als lezer aanwezig bent bij de les, en dat die ter plekke tot stand komt. Ook in Niketas’ gedicht is dit het geval. In zijn inleiding verwijst hij geen enkele keer naar zijn gedicht als een geschreven werk, integendeel, hij wil het noodzakelijke zeggen282, vertellen over dubbele constructies283 en spreken zonder tijd te verdoen284. Enkel op het einde van zijn gedicht verwijst hij tweemaal naar zijn ‘werk’285, wat niet verwonderlijk is aangezien hij in die laatste regels ook het meeste “poetic self- consciousness” toont. Dit zorgt uiteraard voor een contrast tussen de illusie die hij probeert op te wekken en de werkelijkheid, namelijk dat het niet om een orale les gaat die gecreëerd wordt as we

speak, maar om een geschreven leerdicht dat meermaals kan geraadpleegd worden. Aanvullend

is het hierbij interessant om op te merken dat Niketas enkel werkwoorden met de betekenis van

278Zie opnieuw mijn bespreking van het metrum in de inleiding op gedicht P3. 279Volk (2002, p.37). 280Bernard (2014, p.242). 281Volk (2002, p.39-40). 282“τὰ δέοντα μὲν λέγοντες…” (r.8). 283 “τὰς δὲ διπλᾶς προσλήψομαι καὶ περὶ τούτων φράσω.” (r.12). 284 “...λέγωμεν μὴ τρίβοντες τὸν χρόνον.” (r.13). 285“ἔργον” op r.136 en “ἔργα” op r.140.

54

spreken gebruikt, en niet van zingen.286 Volk merkt namelijk hetzelfde op over Hesiodos’ Werken

en Dagen, een werk waar Niketas in de eerste vier regels van dit gedicht al naar verwijst.287 Volk merkt hierbij in een voetnoot op dat we daarom bij Hesiodos wel kunnen spreken over “simultaneity”, maar niet over “poetic simultaneity”.288 Hoewel ik deze conclusie kan begrijpen binnen de context van de 8ste eeuw v. C., aangezien er vaak naar dichters verwezen werd als ‘zangers’, ben ik van mening dat dit niet kan doorgetrokken worden naar de situatie van Niketas. Zangerige metra bestonden nog in de 11de eeuw (denk aan Niketas’ hymnografische werken en canons bijvoorbeeld), maar de politieke verzen behoorden daar zeker niet toe en werden zelfs amper als metrisch beschouwd door bepaalde auteurs.289 Het zou dus onlogisch zijn voor Niketas om naar zichzelf te verwijzen als zanger.

De zinnen waarin Niketas werkwoorden van spreken gebruikt om zijn gedicht te structureren lijken op het eerste gezicht pure overgangspassages te zijn. Ze creëren echter ook nog op een andere manier “poetic simultaneity”, namelijk door de basis te vormen van het “didactic plot”.290 Deze twee begrippen worden door Volk gelinkt aan elkaar via het ‘verhaal’ dat dit soort zinnen vertellen, en de methode die daarvoor gebruikt wordt.291 Didactische poëzie bevat namelijk het ‘verhaal’ van zijn eigen ontstaan als gedicht en tegelijkertijd dat van de leerkracht die de leerling onderwijst en van onwetendheid naar kennis leidt. Een metafoor die hier vaak bij gebruikt wordt, is die van de reis, en dit is ook het geval in gedicht P3. Niketas heeft gekozen om het pad dat hij doorheen het leerdicht met zijn leerling aflegt te symboliseren met een paardenkoers. Vanaf r.56 begint zoals gezegd zijn intermezzo, dat op zich ook het “didactic plot” versterkt door zijn aanwezigheid. In dit intermezzo start Niketas met de metafoor die hij zal doortrekken tot op r.97, waarna hij in de rest van het gedicht er af en toe nog naar terugverwijst. Hoewel niet altijd even eenvoudig om te vertalen, is de metafoor op zich vrij duidelijk te begrijpen: Niketas is de wagenmenner, het veulen/paard (hij gebruikt beide termen) is zijn leerling, en de koers die ze lopen is uiteraard de reis naar kennis. De aanwezigen in het theater, ook wel de ‘fluiters’ genoemd292, zijn iets moeilijker te duiden, maar Niketas verwijst hiermee waarschijnlijk naar zijn rivalen.

Ook na het intermezzo trekt hij de metafoor door, want met uitzondering van r.86-88 waar de zwaluwen het onderwerp zijn, is het paard het onderwerp of het voorwerp van alle voorbeeldzinnen. Hoewel veel van deze voorbeeldzinnen niet expliciet meer gelinkt kunnen worden aan de

286 De enige keer dat Niketas het over zingen heeft, is wanneer hij de varianten van ᾀδω en ἠχέω

bespreekt op r.83-84 en r.87-88. Zelfs de Homeriden zouden gesproken hebben (φθέγξοντο) in plaats van gezongen op r.62.

287 Volk (2002, p.45-46). De verwijzing staat op r.3-4. 288 Volk (2002, p.46, voetnoot 42).

289 Denk opnieuw aan het citaat van Mauropous, zoals in voetnoot 159.

290 Volk (2002, p.40). De inhoud van dit begrip heb ik al besproken in de Status Quaestionis aan de hand

van Fowler’s artikel.

291 Volk (2002, p.40).

55

leerling293, zijn er ook een aantal plaatsen waar Niketas op zeer kundige wijze zijn voorbeeldzin opnieuw die dubbele gelaagdheid geeft, zodat de metafoor opnieuw doorschemert. Zo schrijft hij op r.74 “οὐδ’ ἐμοῦ κατεψεύσατο βαλβίδος ὑπεκτρέχων”, wat men kan vertalen als “(dat paard) heeft mij niet bedrogen toen het van onder het startkoord uit liep”. Volgens mij bedoelt Niketas hiermee dat de leerling alle verwachtingen heeft ingelost die hij van hem had in het begin. Een regel eerder schrijft hij namelijk dat paard de bijnaam “snelvoetig” niet gestolen heeft, wat we kunnen interpreteren als een opmerking over de snelheid waarmee de leerling leert, en een paar regels verder schrijft Niketas dat het paard de veulens inhaalt, wat er zou kunnen op wijzen dat de leerling zijn medestudenten voorbij steekt qua academische verdiensten.294

Zoals gezegd wordt de reismetafoor vanaf r.97 overschaduwd door Niketas’ fictieve ‘dialoog’ tussen hem en zijn rivalen, maar ook hier komt het symbolisch taalgebruik nog aan bod. Zo adviseren de rivaliserende leerkrachten de leerling op r.102 om de wagenbak weg te sturen295, waarmee ze waarschijnlijk bedoelen dat hij Niketas’ lessen moet laten vallen, en ook op r.107 raden ze hem aan om uit de paardenrenbaan weg te lopen (letterlijk ‘dansen’) van zij die hem bespotten.296 Niketas verwijst op r.118 van zijn antwoord vermoedelijk naar zichzelf en zijn (goede!) collega-leerkrachten wanneer hij het over “ruiters” heeft297, en op r.121 zegt hij dat hij het veulen vrolijk maakt298, wat aansluit bij zijn doel om didactische poëzie te maken die zowel speels als serieus is.

De reismetafoor maakt dus een integraal deel uit van dit gedicht van Niketas, en bijgevolg is van alle vier de kenmerken van Volk de “poetic simultaneity” het sterkst aanwezig. Ik zou als aanvulling op deze kenmerken nog kort twee andere aspecten willen bespreken, namelijk de intertekstuele verwijzingen (op basis van Harder’s suggestie299) en de “synoptic quality” van het gedicht (geïnspireerd door Psellos300).