• No results found

4 Agrarische sector

4.5 Pionierschap als wetenschap

Door het maken van afwegingen en berekeningen neemt de boer zijn beslissingen en neemt een positie in in een voor hem gecreëerde categorie. De beslissingen geven de boer betekenis en richting aan de ontwikkeling van zijn bedrijf (Ploeg vd, 1991: 71). In het boerenbe- drijf gaat het om werken, plannen, organiseren en onderhandelen vanuit een eigen weloverwogen ‘logica’, met eigen ervaringen, inzich- ten en posities waarin de landbouwpolitiek en industrie ook een grote rol spelen. Daarmee is en blijft landbouw mensenwerk (Ploeg vd, 1991: 79). Echter, de boerenkennis heeft plaats gemaakt voor weten- schappelijke kennis. Hierin ligt de basis vaak niet meer in ervaringen, maar in kennis van de landbouwwetenschap waarin problemen worden opgelost en er weer nieuwe bijkomen. Het is een systeem dat steeds meer zichzelf stuurt en waarbij men te maken krijgt met ‘zelf- regulering’ (Ploeg vd, 1991: 204). Van der Ploeg adviseert om boeren de onderzoeksagenda te laten definiëren. De identificatie van speci- fieke tekortkomingen uit de praktijk zoekt naar specifieke antwoorden die door de wetenschap kunnen worden beantwoord. Hierbij gaat het ook om het opbouwen van coalities waarin boeren en boerinnen beschikken over voldoende (onder)handelingsruimte (Ploeg vd, 1991: 304). Een voorbeeld is dat alle partijen in een netwerk, alliantie of coalitie moeten ‘snoeien in het woud van zelfontwikkelde regel- geving’. Het advies van de RLG zijn dan ook de sleutelwoorden: een- duidig, eenvoudig en aansprekend om de administratieve belasting te verminderen waardoor er meer ruimte is voor innovatie (2001: 25).

38

Horlings ziet de ondernemende boer in zijn onbestuurbare positie als ‘nieuwe maker’ van het platteland. De boer die een voortrekkersrol vervult in het creëren van handelingsruimte in gebiedsprocessen. Na de milieuproblemen in landbouw, MKZ-crisis, varkenspest en voed- selschandalen werd de kwaliteit en veiligheid van landbouwproducten veel belangrijker en moest de Nederlandse landbouw opnieuw zijn ‘license to produce’ verdienen (Horlings, 2008: 22). Horlings is van mening dat het vormen van coalities met private en publieke partijen vanuit private initiatieven een belangrijke rol speelt in de maakbaar- heid van het agrarische landschap naar een consumptielandschap dat ten dienste staat van stedelingen. De ‘nieuwe makers’ zijn voortrek- kers en tonen leiderschap, hebben een visionaire rol, zoeken naar samenwerking en introduceren agenda’s voor duurzame gebiedsont- wikkeling (Horlings, 2008: 22). In het onderzoek naar strategieën en rollen van private voortrekkers in duurzame gebiedsontwikkeling heeft Horlings in haar interviews gevraagd naar “facts and feelings” en naar de motivaties van ‘voortrekkers’. Hieruit kwam naar voren dat de geïnterviewden aandacht voor het gevoel van urgentie, rollen en aanpak en institutionele randvoorwaarden belangrijke onderwerpen vonden. Daarnaast waren persoonlijke motivatie, bezieling en passie gecombineerd met doorzettingsvermogen ook belangrijke factoren om nieuwe coalities te vormen. De geïnterviewden benoemden een sterke innerlijke motivatie die zij via de coalities konden omzetten in praktisch handelen. De motivaties voor het starten van gebiedsont- wikkelingsprocessen waren zeer divers (Horlings, 2008: 34): - De verantwoordelijkheid een goed product te maken richting de consument;

- De verantwoordelijkheid die men voelt in de samenleving;

- Het plezier dat men ontleent aan samenwerking met anderen en het contact met mensen;

- De behoefte om te leren; - De behoefte aan zelforganisatie; - De eigen toekomst willen realiseren; - De rol van voortrekker ‘an sich’.

In het WUR-onderzoek naar innovatieve processen in de praktijk werd een verschil geconstateerd bij de opzet van coalities. Er was een ver- schil in vervolgactiviteit na de vorming van de netwerken: het eerste netwerk begon met het verkennen van het probleemveld en het tweede netwerk was gericht op het vinden van een oplossing. Zodra het eerste netwerk startte met de verkenning van het probleemveld, werden on- bewust partijen geselecteerd die voor het netwerk iets met de urgentie van doen hadden. Dit heeft vermoedelijk geleid tot een hoger gehalte aan ‘opinieleiders/voortrekkers’ die van nature geneigd zijn hun

39 – Goed Boeren!

omstanders mee te nemen. Het tweede netwerk startte met oplossings- gericht denken en hier werden partijen geselecteerd die iets met passie hadden. Dit heeft waarschijnlijk geleid tot een hoger aantal ‘pioniers / voorlopers’ die van nature minder geneigd zijn om omstanders op sleeptouw te nemen (WUR, 2006: 31). Het zou volgens het WUR- onderzoek, voor socio-technische netwerken die vanuit coalitie- vorming werken, een aanbeveling zijn om vanuit het probleemveld te werken en niet oplossingsgericht. Op die manier zouden de ‘voortrek- kers’ in het netwerk meer mensen kunnen meenemen en zo een groter draagvlak creëren voor een gezamenlijk initiatief. Zoals gezegd spelen naast de persoonlijke motivaties ook bezieling en passie een belang- rijke rol in coalities.

4.6 Conclusie

Kijkend naar het ontwikkelingsperspectief in beleidsplannen is er een begin met afbouw van de inkomenssteun. Afbouw die zal zorgen voor nog meer schaalvergroting, bedrijfsbeëindiging, nieuwe bedrijfscon- cepten en aantasting van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Het beleid begint vanuit het perspectief van de agrarische ondernemer, gericht op de verbreding van de bedrijfsvoering. In datzelfde ontwik- kelingsperspectief wordt ook de burger met zijn vrije tijd, nieuwe economische kansen en problemen bij het combineren van functies in de gebiedsgerichte aanpak genoemd. De combinaties en verbreding van betrokkenen in dit ontwikkelingsperspectief zorgen voor een grijs gebied waarin heel veel mogelijkheden liggen. Het startpunt vanuit de landbouw lijkt met het oog op de toekomst te vervagen. De agrariër wordt een boer, vakman, producent en ondernemer in het platteland en komt terecht in een nieuw speelveld van actoren. Het nieuwe speel- veld vraagt volgens de Nederlandse overheid om een agrarische ondernemer van ‘deze’ tijd met trends als boerenkennis, participatie en duurzaamheid. Volgens Van der Ploeg speelt de boer binnen de huidige beleidsplannen en literatuur de rol van passieve ontvanger van deze huidige trends. Trends die zorgen voor verandering in een stabie- le, passieve positie die de afgelopen vijftig jaar door een zeer grote groep boeren is ingenomen. In de veranderingen naar een informatie- samenleving gebaseerd op netwerken, wordt door de Nederlandse overheid een andere houding verwacht van boeren als het gaat om ondernemerschap in de Nederlandse landbouw.

‘Nieuwe makers’ worden gezien als voortrekkers die leiderschap tonen, een visionaire rol hebben, zoeken naar samenwerking en agenda’s voor duurzame gebiedsontwikkeling introduceren. Zij lijken goed te passen in de informatiesamenleving waarin het realiseren van doelen in tijdelijke netwerken aan de orde van de dag zijn. In het WUR-onderzoek zijn deze mensen beschreven als ‘opinie-leiders /

40

voortrekkers’ die zijn gericht op de urgentie van een vraagstuk en van nature geneigd zijn hun omstanders mee te nemen. Echter, een tweede netwerk organiseerde zich oplossingsgericht. Deze actoren werden beschreven als ‘pioniers/voorlopers’ en waren minder geneigd om- standers mee te nemen. De voorbeelden uit het onderzoek van Horlings zijn gericht op de ontwikkeling van het bedrijf en maat- schappelijke omgeving. Het volgen van passie en bezieling dat naar voren komt in pioniersgedrag kan wrijving veroorzaken in de bedrijfsontwikkeling en maatschappelijke verbindingen die iemand zoekt in een netwerk.

41 – Goed Boeren!