• No results found

Philippus Verbrugge

In document Oranje blixems, donderse schelmen (pagina 32-36)

3. Oranje blixems, donderse schelmen

3.1 Philippus Verbrugge

3. Oranje blixems, donderse schelmen

In de voorgaande hoofdstukken is besproken hoe het patriotse ideaal van vrijheid van druk-pers vrijwel meteen na de Bataafse Omwenteling onder vuur lag. Om misbruik te voorkomen stelden de Bataven wettelijke grenzen aan deze vrijheid, zodat niet iedereen alles kon zeggen of schrijven wat hij wilde. In de komende twee hoofdstukken onderzoek ik welke gevolgen dit had voor orangisten in de eerste drie jaren van de Bataafse Republiek. Beperkten de grenzen van de vrijheid van drukpers zich wel slechts tot het misbruik ervan of was er sprake van een minder vrij politiek klimaat, waarin orangisten puur om hun politieke voorkeur niet langer werden geduld? Ik richt mij op de levens en werken van twee Oranjegezinden: Philippus Ver-brugge en Cornelis van der Aa. Deze personen zijn uitermate geschikt om te analyseren, om-dat zij niet alleen zijn veroordeeld en verbannen, maar ook omom-dat Verbrugge en Van der Aa ieder als één van de weinige Oranjegezinden hebben geschreven over deze gang van zaken. Zij schoven hun standpunten met betrekking tot het nieuwe landsbestuur niet onder stoelen of banken en met felle argumenten verkondigden zij waarom de Bataven niet zo vrijheidslievend waren als zij deden voorkomen. Van zowel Verbrugge als Van der Aa behandel ik vier wer-ken. Van beide auteurs zijn drie hiervan geschreven en gepubliceerd ten tijde van de Bataafse Republiek, één ervan is in de daaraan voorafgaande periode uitgegeven. De intentie achter deze keuze om te achterhalen of Van der Aa en Verbrugge hun visies hebben aangepast aan de politieke omstandigheden.

3.1 Philippus Verbrugge

Philippus Verbrugge hield in zijn tijd de gemoederen flink bezig. Meer dan twee eeuwen later is dit onder historici niet anders: Pieter van Wissing heeft veel onderzoek naar Verbrugge ge-daan en karakteriseert hem in één van zijn artikelen als „een verlopen dominee, een chicaneur, maagdenschender, fraudeur en afperser‟.107 De predikant, uitgever en publicist had een veelbewogen leven en heeft vele tegenslagen moeten verwerken. Verbrugge was redacteur van een groot aantal tijdschriften en heeft daarnaast veel zelf gepubliceerd. Aan het begin van zijn carrière maakte hij een ommekeer van het patriottisme naar het orangisme, maar hij stond

107

32

al gauw te boek als een onbetrouwbare Oranjeaanhanger.

Philippus Verbrugge werd op 2 juli 1750 te Deventer geboren als zoon van Philippus Verbrugge en Johanna Hendrica Muller. Na een studie theologie in Leiden, werd hij in 1778 gereformeerd predikant in Koedijk. Reeds vier jaren later werd hij wegens een aantal zaken uit zijn ambt gezet. Zo zou Verbrugge, toen het weeskind Dirk Hendriksz Hartland werd verplaatst van een gereformeerd gezin naar een katholieke kleermaker, gevreesd hebben dat „dit kind blootgesteld was om al vroeg met de stroom der Roomsche dwalingen en bijgelovigheden zagtkens weg te drijven‟ en wilde hem, tegen de zin van de diakenen in, laten onderbrengen bij „mensen van hun eigen geloof‟. Verbrugges koppigheid bleek ook naar aanleiding van een aantal andere voorvallen, zoals zijn pertinente weigering om op het raadhuis te vergaderen in plaats van bij hem thuis. Hiernaast zou Verbrugge door middel van een vervalste brief de diaken Pieter IJffsz, die een dienstmeid bezwangerd had, uit zijn ambt hebben gezet. Vier kerkenraadsleden verzochten hem deze uitspraak terug te draaien, maar Verbrugge weigerde. Zelfs nadat de zaak voor zowel de classis, als de wereldlijke rechter was verschenen, weigerde Verbrugge zijn excuses te maken aan Pieter IJffsz.108

Na de beëindiging van zijn loopbaan als predikant begon Verbrugge met schrijven. In deze beginperiode was hij nog duidelijk patriots, wat blijkt uit zijn anoniem verschenen brochures De patriottische artz en T’Zamenspraken.109 Al gauw begon Verbrugge echter meer ten gunste van Oranje te schrijven en het is in deze tijd dat hij in contact kwam met de Drentse drost S.P.A. van Heiden Reinestein, met wie hij de mogelijkheid tot het opzetten van een orangistische periodiek besprak.110 Uit deze onderhandelingen kwam De Post naar den

Neder-Rhijn voort, een blad dat het antwoord moest zijn op het patriotse blad De Post van den Neder-Rhijn. Verbrugge werd de anonieme auteur van het blad en werd financieel gesteund

door Oranje met een jaarlijks pensioen van 900 gulden. Deze vergoeding was vastgelegd in een contract dat op 6 december 1782 was opgemaakt en ondertekend.111 Een jaar nadat het

eerste nummer was verschenen kwam er reeds een einde aan het blad. Een kritische brief aan het adres van de stadsregering van Gouda, die in de aflevering van 14 juni 1783 was geplaatst, leidde tot een zware boete voor de drukker en de uitgever van De Post en tot arrestatie van Verbrugge zelf.112 Willem Bilderdijk verdedigde Verbrugges zaak. Tijdens zijn

108

De Geus, „Philippus Verbrugge‟, 27-33.

109 Van Wissing, „De kwaadaardige bedrijven‟, 150.

110 Ibidem.

111 Ibidem, 153 en 157.

112

33

gevangenschap in Delft schreef Verbrugge een Gemeenzame briev, waarin hij de omstandigheden van zijn verblijf omschreef en zijn beklag deed over zijn lot. Zo schreef hij „al enigen tijd met zware benaauwheden gekweld geweest [te zijn…] die zomtijds zó erg kunnen zijn dat het klamme zweet (…) uitbreekt‟.113

Na zijn vrijlating en verbanning verscheen in juli 1784 het laatste nummer van De Post.

Na het einde van De Post naar den Neder-Rhijn zette Verbrugge snel achter elkaar een aantal tijdschriften op, waarvan De hartloper van staat als de opvolger van De Post wordt gezien. Voor dit blad kreeg Verbrugge eveneens financiële steun van Oranje.114 Het einde van het tijdschrift kwam sneller dan verwacht, waarna Verbrugge in 1785 de Prinslyke courant lanceerde. Deze gratis courant werd meteen verboden, evenals de kort daarop verschenen

Postbode van staat.

Ondertussen speelde er een rechtszaak die veel invloed had op Verbrugges leven. Medio 1784 had het hof van Oranje besloten Verbrugges pensioensakte van 900 gulden per jaar af te kopen, omdat de slechte reputatie van de auteur het hof geen goed deed. Aanvankelijk was er slechts onenigheid over de hoogte van het afkoopbedrag, maar doordat Verbrugge door bleef gaan met het schrijven van provocatieve stukken tegen onder anderen Willem V werd uiteindelijk zijn volledige pensioen ingetrokken.115 Nadat er vervolgens ophef was ontstaan over mogelijke betrekkingen tussen de stadhouder en Verbrugge verscheen in 1787 de bundel Copien van echte stukken, betrekkelyk zekere onderhandeling tusschen

Willem den Vyfden (…) en Philippus Verbrugge. In deze bundel was materiaal opgenomen dat

erop duidde dat Verbrugge inderdaad ingehuurd was door het stadhouderlijk hof en dat hij de prins slecht afschilderde.116 Onduidelijk is wie de auteur was van de Copien, maar zeker is dat de relatie tussen Verbrugge en het stadhouderlijk hof niets meer waard was. Het enige dat deze pensioenskwestie nog opleverde was een aantal publicaties van Verbrugge, waarmee hij hoopte alsnog zijn gelijk te krijgen.

Tussen de veelbewogen periodes door trouwde Verbrugge in 1785 met Christina Jonas en schreef hij zich op 17 oktober van dat jaar in voor een studie rechten te Duisburg. Hij promoveerde er met zijn studie „De adquisitione dominii per adjunctionem‟ in beide

113

Philippus Verbrugge, Gemeenzame briev van Philippus Verbrugge, schrijver van het bekend weekblad de

Post naar den Neder-Rhijn, en tans gedetineerde op den raadhuize der stad Delft enz. (z.p. 1784) 5

[Raadpleegbaar via The Early Modern Pamphlets Online, http://tempo.idcpublishers.info., pamfletnummer 20850. Laatst geraadpleegd: 10-11-2010.]

114 Van Wissing, „De kwaadaardige bedrijven‟, 156.

115 Ibidem, 157.

116

34

rechten.117 Na zijn trouwen en de pensioenskwestie is het een tijd stil rond Verbrugge. Pas omstreeks de Omwenteling horen we weer van hem. Op 10 september 1796, anderhalf jaar na de Bataafse Omwenteling, werd Verbrugge gearresteerd naar aanleiding van zijn Historie der

politieke eeden. Het Comité van Waakzaamheid van Holland hield hem zes weken vast in

Amsterdam omdat het dat werk te opruiend achtte. Verbrugge vond dit zo stuitend dat hij be-sloot in het vervolg zijn werken niet langer anoniem, maar met vermelding van zijn naam te publiceren.118 Een jaar later, in juni 1797, werd hij wederom opgepakt, nu vanwege zijn verhandeling Over de duurzaamheid, of onduurzaamheid, des nieuwen Nederlandschen

staatsgebouws. Daarnaast zou zijn betrokkenheid bij De Post hem ook nog parten hebben

gespeeld. Hij werd veroordeeld tot geseling op het schavot voor het bordes van het stadhuis, vijf jaren rasphuis en twaalf jaren verbanning uit Holland. 119 Na zijn vrijlating in 1801 ves-tigde Verbrugge zich in het Duitse Nordhorn. Hier schreef hij zijn Beknopt verhaal en redi-geerde hij de periodiek De waarheiddelver.120 Eenmaal terug in Amsterdam werd hij redac-teur van het tijdschrift De Themis, dat maar een kort leven beschoren was. Het blad bevatte honende uitdrukkingen tegen het Bataafse gouvernement en de Franse regering werd ver-guisd. In 1804 besloot het Staatsbewind, bij monde van de invloedrijke Franse ambassadeur Gerard Brantsen, Verbrugge het burgerrecht te ontnemen. Wanneer hij in de Republiek of in aan Frankrijk verbonden landen zou worden opgepakt, moest hij met militaire escorte over de grens worden gezet.121 Het is niet duidelijk of Verbrugge na deze veroordeling is opgepakt. Hij hield zich stil in deze periode en is op 29 december 1806 in Amsterdam overleden.122

117

Zie hiervoor de matrikels van de oude universiteit van Duisburg [Raadpleegdbaar via http://www.uni-due.de/collcart/matrikel/stud-alph-v.htm. Laatst geraadpleegd: 8-10-2010.] Zie ook: Van Wissing, „De

kwaadaardige bedrijven‟, 157. Van Wissing baseert dit op het door Verbrugge zelf geschreven Memorie en daar

toe behorende bijlagen (1794) dat te vinden is in het Koninklijk Huisarchief, Archief Willem V, inv.nr. 1322. Op

pagina 400 van de Algemene Vaderlandsche Letter-oefeningen (Amsterdam 1797) staat tevens dat Verbrugge „op de Pruisische Academie te Duisburg tot den Rechten Doctor [is] bevorderd‟. Daarnaast schrijft Verbrugge zelf op het titelblad van Over de duurzaamheid, of onduurzaamheid, des nieuwen Nederlandschen staatsgebouws meester te zijn in „beide rechten‟.

118

Philippus Verbrugge, Over de duurzaamheid, of onduurzaamheid, des nieuwen Nederlandschen

staatsgebouws (Amsterdam etc. 1797) ix. [Raadpleegbaar via The Early Modern Pamphlets Online,

http://tempo.idcpublishers.info., pamfletnummer 22903. Laatst geraadpleegd: 10-11-2010.] Hoewel de Historie

der politieke eeden anoniem is gepubliceerd, schrijft Verbrugge in zijn daaropvolgende publicatie Over de duurzaamheid, of onduurzaamheid, des nieuwen Nederlandschen staatsgebouws dat dit werk aan hem

toebehoord.

119 W.P. Sautijn-Kluit, „De Post naar den Neder-Rhijn, enz.‟, De Nederlandsche spectator (1876) 230-233, 239-240, 247-249, 257-259, aldaar 256-257 en Philippus Verbrugge, Beknopt verhaal van de vrij zonderbaare en

aanmerkelijke crimineele proceduires, gevoerd in 1797 te Amsterdam tegen mr. Philippus Verbrugge (Nordhorn

1801) 12.

120 Sautijn-Kluit, „De Post naar den Neder-Rhijn‟, 257.

121 Ibidem, 258-259 en Van Wissing, „De kwaadaardige bedrijven‟, 162-163.

122

In document Oranje blixems, donderse schelmen (pagina 32-36)