• No results found

(passend onderzoek in geval van een mogelijke proliferatie) Als het zwemwaterprofiel bedoeld in artikel 3.11 wijst op een mogelijke proliferatie van

In document ONTWERPBESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING (pagina 89-96)

cyanobacteriën of een neiging tot proliferatie van macroalgen of marien fytoplankton, voert het bevoegd gezag een passend onderzoek uit om gezondheidsrisico’s te kunnen vaststellen.

Artikel 10.27 (inspectie op zwemwaterverontreiniging)

Het bevoegd gezag inspecteert de zwemlocatie gedurende het badseizoen visueel op zwemwaterverontreiniging door teerachtige residuen, glas, plastic, rubber of ander afval.

Artikel 10.28 (verzamelen gegevens)

1. Het bevoegd gezag verzamelt gedurende het badseizoen voor elke zwemlocatie een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens.

2. Het bevoegd gezag baseert een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens op het aantal monsters dat verzameld is op basis van de controle, bedoeld in artikel 10.24 gedurende een periode als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onder b.

3. In afwijking van het tweede lid, wordt een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens gebaseerd op in ieder geval zestien monsters als zich een van de omstandigheden, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, voordoet.

§ 10.2.3.2 Gegevensbeheer en toegang tot gegevens

Artikel 10.29 (informatieuitwisseling met andere staten)

Als sprake is van grensoverschrijdende effecten op de zwemwaterkwaliteit, verstrekken gedeputeerde staten passende informatie aan de Belgische of Duitse autoriteiten.

Artikel 10.30 (voorlichting publiek)

1. Gedeputeerde staten lichten het publiek gedurende het badseizoen voor over de risico’s voor de gezondheid en de veiligheid in gevallen, bedoeld in:

a. artikel 3.12, tweede en derde lid, en 3.14 en 10.27, b. artikel 3.13, als zij oordelen dat dit nodig is,

c. artikel 10.23, als de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in dat artikel niet leiden tot toepassing van artikel 3.15 of 3.16.

2. Gedeputeerde staten geven de voorlichting op een passende wijze in de nabijheid van een zwemlocatie en via media en op digitale wijze.

3. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, bestaat de voorlichting in ieder geval uit:

a. het plaatsen van een bord op een zichtbare en gemakkelijk toegankelijke plaats in de nabijheid van een zwemlocatie met de informatie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de

zwemwaterrichtlijn, en

b. het verspreiden van de informatie, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de zwemwaterrichtlijn in ieder geval via internet en zo nodig in andere talen.

§ 10.2.4 Geluid

§ 10.2.4.1 Monitoring en gegevensverzameling

Artikel 10.31 (vaststelling belangrijke wegen, spoorwegen en luchthavens) 1. Gedeputeerde staten melden elke vijf jaar vóór 1 april aan Onze Minister:

a. op welke delen van wegen die in beheer zijn bij de provincie naar verwachting in het daaropvolgende kalenderjaar meer dan drie miljoen maal een motorvoertuig zal passeren, en b. op welke delen van spoorwegen anders dan hoofdspoorwegen naar verwachting in het daaropvolgende kalenderjaar meer dan 30.000 maal een trein zal passeren.

2. Onze Minister publiceert elke vijf jaar vóór 30 juni in de Staatscourant de delen van wegen en spoorwegen die door gedeputeerde staten zijn gemeld en de luchthavens die worden aangeduid als belangrijke luchthavens als bedoeld in artikel 3, onder p, van de richtlijn omgevingslawaai.

90

§ 10.2.4.2 Verslagen en kaarten

Artikel 10.32 (aanwijzing agglomeraties)

Onze Minister wijst elke vijf jaar vóór 30 juni verstedelijkte gebieden met ten minste 100.000 inwoners aan als agglomeratie.

Artikel 10.33 (plicht tot opstellen geluidbelastingkaart)

1. Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente die behoort tot een agglomeratie als bedoeld in artikel 10.32, eerste lid, stelt geluidbelastingkaarten vast voor:

a. belangrijke wegen en belangrijke spoorwegen als bedoeld in artikel 10.32, tweede lid, die in beheer zijn bij de gemeente, en

b. een activiteit of een samenstel van activiteiten, waarvoor regels als bedoeld in de artikelen 2.22, eerste lid, 2.24, eerste lid, of 4.3 van de wet zijn gesteld voor de geluidbelasting.

2. Gedeputeerde staten stellen geluidbelastingkaarten vast voor:

a. belangrijke wegen binnen het provinciaal grondgebied als bedoeld in artikel 10.31, tweede lid, in beheer bij het waterschap,

b. belangrijke wegen en belangrijke spoorwegen als bedoeld in artikel 10.31, tweede lid, in beheer bij de provincie,

c. belangrijke luchthavens van regionale betekenis als bedoeld in artikel 10.31, tweede lid, waarvoor provinciale staten een luchthavenbesluit hebben vastgesteld.

3. Onze Minister stelt geluidbelastingkaarten vast voor:

a. wegen in beheer bij het Rijk, b. hoofdspoorwegen, en

c. de luchthaven Schiphol en andere belangrijke luchthavens van nationale betekenis.

4. De geluidbelastingkaarten worden elektronisch vastgesteld.

Artikel 10.34 (inhoud geluidbelastingkaart algemeen) 1. De geluidbelastingkaarten hebben betrekking op:

a. de geluidbelasting en de geluidbelasting Lnight van geluidgevoelige objecten, veroorzaakt door de in artikel 10.33 genoemde geluidbronnen in het kalenderjaar voorafgaand aan dat van de

vaststelling van de geluidbelastingkaart, en

b. stille gebieden als bedoeld in de artikelen 4.26 en 4.27 die liggen in de nabijheid van wegen en spoorwegen in beheer bij de provincie en het Rijk.

2. De geluidbelastingkaart bevat een overzicht van de belangrijkste punten van die kaart.

§ 10.2.5 Bodem

Artikel 10.35 (verzoek om gegevens stortplaatsen)

1. Dit artikel is van toepassing op milieubelastende activiteiten die betrekking hebben op het exploiteren van een stortplaats, als bedoeld in artikel 8.32.

2. Het bevoegd gezag kan de exploitant van de stortplaats waarvoor voor 1 maart 1993 een omgevingsvergunning is verleend, verzoeken de bij het verzoek aangegeven gegevens binnen een daarbij aangegeven termijn te verstrekken.

3. Het verzoek kan alleen betrekking hebben op gegevens over de voorschriften, bedoeldin de artikelen 8.33 tot en met 8.47 van dit besluit te verstrekken binnen een daarbij aangegeven termijn.

4. De exploitant van de stortplaats verstrekt de gegevens, zo nodig na het verrichten van onderzoek.

Artikel 10.36 (elektronische beschikbaarstelling eindonderzoek bodem)

1. Als maatregelen als bedoeld in artikel 5.3, onder f, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn getroffen, stelt het bevoegd gezag voor het publiek relevante informatie over die maatregelen voor een ieder elektronisch beschikbaar.

2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden pas beschikbaar gesteld nadat de juistheid van die gegevens deugdelijk is vastgesteld.

91

§ 10.2.6 Emissies in lucht, water en bodem

§ 10.2.6.1 Monitoring en gegevensverzameling

Artikel 10.37 (aanwijzing bestuursorganen gegevensverstrekking PRTR-verordening) Als instantie als bedoeld in artikel 2, onder 2, van de PRTR-verordening wordt aangewezen het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in bijlage I bij die verordening.

Artikel 10.38 (kwaliteitsbeoordeling PRTR-verslag)

1. Het bestuursorgaan bedoeld in artikel 10.37, beoordeelt de kwaliteit van het PRTR-verslag, bedoeld in artikel 5.10, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar.

2. Het bestuursorgaan kan uiterlijk op diezelfde datum verklaren dat de in het PRTR-verslag niet voldot aan één of meer van de eisen, genoemd in paragraaf 5.3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

3. Het bestuursorgaan kan de afgifte van de verklaring voor ten hoogste drie maanden uitstellen.

Van het uitstel wordt uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk mededeling gedaan aan de exploitant.

4. Het bestuursorgaan kan na het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, of als toepassing is gegeven aan het derde lid, na het tijdstip dat met toepassing daarvan is vastgesteld, alsnog verklaren dat het PRTR-verslag niet voldoet aan de eisen, als:

a. het verslag onjuiste of onvolledige gegevens bevat, of

b. het verslag op een andere manier onjuist is, en degene die het verslag heeft ingediend, dat weet of behoort te weten.

5. De bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, vervalt vijf jaar na afloop van het verslagjaar.

Artikel 10.39 (niet tijdige indiening PRTR-verslag)

Als niet tijdig een PRTR-verslag is ingediend kan het bestuursorgaan uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar verklaren dat geen PRTR-verslag is ingediend.

Artikel 10.40 (inwerkingtreding verklaring niet voldoend of niet tijdig ingediend verslag) 1. Een besluit als bedoeld in artikel 10.38, tweede en vierde lid of artikel 10.39 treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop het besluit bekend is gemaakt.

2. Als gedurende die termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.

Artikel 10.41 (verstrekken gegevens aan Onze Minister)

1. Het bestuursorgaan verstrekt de gegevens, bedoeld in artikel 5.10, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, na de kwaliteit daarvan te hebben beoordeeld, telkens uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar in elektronische vorm aan Onze Minister.

2. Het eerste lid is niet van toepassing:

a. op gegevens waarover het bestuursorgaan heeft verklaard dat ze niet aan één of meer van de eisen, genoemd in paragraaf 5.3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving voldoen, en

b. als het bestuursorgaan heeft verklaard dat geen PRTR-verslag is ingediend.

3. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, meldt het bestuursorgaan uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, aan Onze Minister dat een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onder a, respectievelijk b, is afgegeven.

4. In afwijking van het derde lid wordt de verklaring niet eerder gemeld dan nadat het betrokken besluit in werking is getreden.

92 Artikel 10.42 (geheimhouding gegevens)

1. Het bestuursorgaan kan, op verzoek van de exploitant of ambtshalve, beslissen dat bepaalde in een PRTR-verslag opgenomen gegevens niet aan Onze Minister worden verstrekt. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van overeenkomstige toepassing.

2. Een ambtshalve besluit als bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar genomen.

3. Een besluit als bedoeld in het eerste lid treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop het besluit is bekend gemaakt. Als gedurende die termijn bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist.

Artikel 10.43 (handelwijze bij geheim gehouden gegevens)

1. Als het bestuursorgaan heeft beslist bepaalde in het PRTR-verslag opgenomen gegevens niet aan Onze Minister te verstrekken, deelt het uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar volgend op het verslagjaar aan Onze Minister mee:

a. welk type informatie geheim is gehouden, en

b. de uitzonderingsgrond uit artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur die is toegepast.

2. De mededeling bevat een samenvatting van de motivering van de beslissing.

3. Als de mededeling betrekking heeft op de naam van een verontreinigende stof, wordt de naam aangegeven van de groep verontreinigende stoffen waartoe de geheimgehouden verontreinigende stof behoort. De naam wordt in het PRTR opgenomen en aangeduid in overeenstemming met bijlage 5 bij het Besluit activiteiten leefomgeving.

4. In afwijking van artikel 10.41, eerste lid, worden gegevens waarvoor een verzoek als bedoeld in artikel 10.42, eerste lid, is afgewezen, niet eerder verstrekt dan nadat het betrokken besluit in werking is getreden.

§ 10.2.6.2 Gegevensbeheer en toegang tot gegevens Artikel 10.44 (PRTR)

1. Er is een PRTR dat gegevens bevat over de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen.

2. Het PRTR wordt beheerd door Onze Minister en is voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk.

Artikel 10.45 (minimale inhoud PRTR) 1. Het PRTR bevat:

a. de in overeenstemming met artikel 10.41 aan Onze Minister verstrekte gegevens en gemelde verklaringen, en

b. gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen als bedoeld in artikel 2, negende lid, van het PRTR-protocol, voor zover die gegevens bij Onze Minister aanwezig zijn, die gegevens een

voldoende mate van ruimtelijke detaillering bezitten en het opnemen van die gegevens in het PRTR uitvoerbaar is.

2. Als in het PRTR gegevens over emissies vanuit diffuse bronnen worden opgenomen, wordt ook de methode aangegeven waarmee die gegevens zijn vergaard.

3. Als het bestuursorgaan in het PRTR-verslag opgenomen gegevens met toepassing van artikel 10.43 niet aan Onze Minister heeft verstrekt staat in het PRTR:

a. het type informatie dat geheim is gehouden,

b. de uitzonderingsgrond uit artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur op grond waarvan tot geheimhouding is besloten, en

c. de samenvatting van de motivering van de beslissing waarbij tot geheimhouding is besloten.

Artikel 10.46 (openbaar maken van gegevens en verklaringen)

Onze Minister maakt de gegevens en verklaringen, bedoeld in artikel 10.45, uiterlijk op 31 maart van het tweede kalenderjaar volgend op het verslagjaar per verslagjaar openbaar via het PRTR.

93 Afdeling 10.3 Behoud van werelderfgoed

Artikel 10.47 (register omgevingsvergunningen rijksmonumentenactiviteit) 1. Het college van burgemeester en wethouders en, voor zover een rijksmonument of een

voorbeschermd rijksmonument is gelegen buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeeld gebied, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, houdt een openbaar register bij dat

gegevens bevat over omgevingsvergunningen voor een rijksmonumentenactiviteit.

2. Het register bevat de volgende gegevens:

a. de datum van de omgevingsvergunning, b. het kenmerk van de omgevingsvergunning,

c. de locatie van het rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument waarop de

omgevingsvergunning betrekking heeft en de relevante kadastrale gegevens van die locatie, en d. de aard van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.

3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden in het register opgenomen binnen een week na de dag waarop een omgevingsvergunning is verleend.

Artikel 10.48 (rapportageverplichting werelderfgoed)

1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verstrekt periodieke inlichtingen als bedoeld in artikel 29 van het Werelderfgoedverdrag aan het Werelderfgoedcomité.

2. De instantie die of het bestuursorgaan dat in het managementplan als bedoeld in de Operational guidelines for the implementation of te World Heritage Convention is aangewezen als siteholder verstrekt aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op verzoek de benodigde gegevens.

Artikel 10.49 (gegevensverstrekking activiteiten die werelderfgoed kunnen aantasten) 1. De bestuursorganen belast met de uitoefening van taken en bevoegdheden krachtens de wet en de instantie die en het bestuursorgaan dat in het managementplan als bedoeld in de Operational guidelines for the implementation of te World Heritage Convention is aangewezen als siteholder die op de hoogte zijn van een voornemen om een activiteit te verrichten die de uitzonderlijke

universele waarde van een werelderfgoed kan aantasten, stellen Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap daarvan zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voordat zich

onomkeerbare gevolgen kunnen voordoen, op de hoogte.

2. De verplichting voor de bestuursorganen belast met de uitoefening van taken en bevoegdheden krachtens de wet geldt als het werelderfgoed op hun grondgebied is gelegen of als de uitoefening van een taak of bevoegdheid de uitzonderlijke universele waarde van een werelderfgoed kan aantasten.

Afdeling 10.4 Natuur

[Gereserveerd]

94 HOOFDSTUK 11 DIGITAAL STELSEL OMGEVINGSWET

[Gereserveerd]

95 HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12.1 (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 12.2 (citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit kwaliteit leefomgeving.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN,

DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP,

DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST,

96

In document ONTWERPBESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING (pagina 89-96)