• No results found

(buiten beschouwing laten van geluidbronnen) In een omgevingsplan wordt bepaald dat:

In document ONTWERPBESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING (pagina 37-49)

geluidgevoelig gebouw kan worden gerealiseerd, de op grond van artikel 5.44, eerste tot en met derde lid vastgestelde genoemde grenswaarden voor de gevel gelden op de plaats waar de gevel mag worden gebouwd in overeenstemming met het omgevingsplan, of, als met toepassing van artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de wet daarvan is afgeweken, de omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit.

Artikel 5.46 (andere regels dan geluidwaarden)

1. In een omgevingsplan kunnen met het oog op het beperken van geluidhinder andere regels worden gesteld over een bedrijfsmatige activiteit.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op bedrijfsmatige activiteiten bij of op een militair terrein of terrein met een militair object als bedoeld in artikel 5.90, eerste lid.

Artikel 5.47 (gebouwen met een functionele relatie met een bedrijfsmatige activiteit) 1. In een omgevingsplan wordt bepaald dat de grenswaarden die op grond van artikel 5.44 zijn vastgesteld, niet van toepassing zijn op in het omgevingsplan aangewezen geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige locaties die een functionele binding hebben met een bedrijfsmatige activiteit voor zover het betreft het geluid door die bedrijfsmatige activiteit.

2. In een omgevingsplan kan worden bepaald dat voor in het omgevingsplan aangewezen geluidgevoelige gebouwen die eerder functioneel verbonden waren met een bedrijfsmatige

activiteit, het geluid afkomstig van die bedrijfsmatige activiteit buiten beschouwing wordt gelaten, voor zover het betreft:

a. een activiteit als bedoeld in afdeling 3.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, b. een activiteit, verricht op een bedrijventerrein, of

c. een activiteit in de horecasector.

Artikel 5.48 (buiten beschouwing laten van geluidbronnen) In een omgevingsplan wordt bepaald dat:

a. de in artikel 5.44, eerste, tweede en derde lid genoemde grenswaarden en de in artikel 5.46 genoemde regels niet van toepassing zijn op het geluid door de inzet van motorvoertuigen of helikopters voor spoedeisende medische hulpverlening, ongevallenbestrijding, brandbestrijding, gladheidbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval, en

38

b. de in artikel 5.44, eerste, tweede en derde lid bedoelde waarden niet van toepassing zijn op onversterkt menselijk stemgeluid.

Artikel 5.49 (binnenwaarden)

1. Er kunnen met toepassing van artikel 5.44, derde lid, alleen hogere grenswaarden in een omgevingsplan worden opgenomen dan de waarden uit bijlage XV, tabel A, bij dit besluit als dat binnen geluidgevoelige ruimten van in- of aanpandige geluidgevoelige gebouwen, of

geluidgevoelige ruimten van andere geluidgevoelige gebouwen niet leidt tot een overschrijding van de waarden uit bijlage XV, tabel B, bij dit besluit.

2. Het eerste lid is niet van toepassing als:

a. onevenredig ingrijpende maatregelen aan de gevel van bestaande geluidgevoelige gebouwen nodig zijn om de voor die gebouwen te voldoen aan de binnenwaarde, of

b. de eigenaar van een bestaand geluidgevoelig gebouw weigert mee te werken aan het onderzoek naar het geluid in geluidgevoelige ruimten door bedrijfsmatige activiteiten buiten die gebouwen en de noodzakelijke geluidwerende maatregelen, of weigert eventuele verbeteringen van de

geluidwering aan te laten brengen.

§ 5.1.4.2.3 Geluid door specifieke activiteiten Artikel 5.50 (windturbines)

1. Aan artikel 5.43 wordt voor het in gebruik hebben van een in een omgevingsplan toegelaten windturbine of combinatie van windturbines voldaan als in het omgevingsplan is bepaald dat deze activiteit zo wordt verricht dat de geluidbelasting door de activiteit op de gevel van geluidgevoelige gebouwen of de begrenzing van geluidgevoelige locaties niet meer bedraagt dan 47 dB Lden en 41 dB Lnight.

2. In een omgevingsplan kunnen in verband met cumulatie met het geluid van een andere

windturbine of een andere combinatie van windturbines, lagere grenswaarden worden vastgesteld dan de standaardwaarden uit het eerste lid.

3. In een omgevingsplan kunnen in verband met bijzondere lokale omstandigheden andere grenswaarden worden vastgesteld dan de standaardwaarden uit het eerste lid.

4. Artikel 5.45 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.51 (buitenschietbanen en kleiduivenbanen)

1. Aan artikel 5.43 wordt voor een in een omgevingsplan toegelaten schietbaan of combinatie van schietbanen in de buitenlucht of in een gebouw of deel van een gebouw zonder een gesloten afdekking, voldaan als in het omgevingsplan is bepaald dat deze activiteit zo wordt verricht dat de geluidbelasting door de activiteit niet meer bedraagt dan 50 dB Bs,dan op de gevel van

geluidgevoelige gebouwen en op de begrenzing van geluidgevoelige locaties.

2. In een omgevingsplan kunnen voor militaire schietbanen hogere grenswaarden worden opgenomen dan de standaardwaarden uit het eerste lid, mits deze grenswaarden:

a. voor militaire schietbanen waarop artikel 3.293 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is niet hoger zijn dan 60 dB Bs,dan, en

b. voor andere militaire schietbanen dan de onder a. bedoelde, niet hoger zijn dan 55 dB Bs,dan. 4. Artikel 5.45 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.52 (spoorwegemplacementen) [Gereserveerd]

§ 5.1.4.2.4 Trillingen

Artikel 5.53 (toedelen van functies aan locaties)

1. In het omgevingplan wordt rekening gehouden met trillingen afkomstig van bedrijfsmatige activiteiten op geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige locaties.

2. De regels in een omgevingsplan voorzien erin dat de trillingsterkte door een in het

omgevingsplan toegelaten bedrijfsmatige activiteit, op de gevel van geluidgevoelige gebouwen, op

39

de begrenzing van geluidgevoelige locaties en in geluidgevoelige ruimten van in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar is.

Artikel 5.54 (trillingen door activiteiten, standaard- en grenswaarden of regels in omgevingsplan)

1. In een omgevingsplan wordt bepaald dat een in het omgevingsplan toegelaten bedrijfsmatige activiteit zo wordt verricht dat de continue trillingen in geluidgevoelige ruimten door die activiteit niet meer bedragen dan de standaardwaarden voor de trillingsterkte, genoemd in bijlage XV, tabel C, bij dit besluit.

2. In een omgevingsplan wordt bepaald dat een in het omgevingsplan toegelaten bedrijfsmatige activiteit zo wordt verricht dat de herhaald voorkomende trillingen door transportmiddelen in geluidgevoelige ruimten door die activiteit niet meer bedragen dan de standaardwaarden voor de trillingsterkte, genoemd in bijlage XV, tabel D, bij dit besluit.

3. Voor bedrijventerreinen kunnen in plaats van de standaardwaarden uit bijlage XV, tabellen C en D, bij dit besluit in het omgevingsplan hogere grenswaarden worden vastgesteld, die niet hoger mogen zijn dan de standaardwaarden, genoemd in bijlage XV, tabellen C en D, bij dit besluit vermenigvuldigd met 1,8.

4. Artikel 5.45 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.55 (gebouwen met een functionele relatie met een bedrijfsmatige activiteit) 1. In een omgevingsplan wordt bepaald dat de grenswaarden die op grond van artikel 5.54 zijn vastgesteld, niet van toepassing zijn op in het omgevingsplan aangewezen geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige locaties die een functionele binding hebben met een bedrijfsmatige activiteit voor zover het betreft de trillingen door die bedrijfsmatige activiteit.

2. In een omgevingsplan kan worden bepaald dat voor in het omgevingsplan aangewezen geluidgevoelige gebouwen die eerder functioneel verbonden waren met een bedrijfsmatige activiteit, de trillingen afkomstig van die bedrijfsmatige activiteit buiten beschouwing worden gelaten, voor zover het betreft:

a. een activiteit als bedoeld in afdeling 3.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, b. een activiteit, verricht op een bedrijventerrein, of

c. een activiteit in de horecasector.

Artikel 5.55a (vaststelling van hogere waarden dan de grenswaarden)

1. In afwijking van artikel 5.54, derde lid, kunnen in een omgevingsplan, als zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen, voor onderdelen van het grondgebied waarden worden vastgesteld die uitgaan boven de in dat artikellid bedoelde grenswaarden.

2. De locatie waarvoor op grond van het eerste lid een hogere waarde is vastgesteld wordt in het omgevingsplan begrensd.

§ 5.1.4.3 Geluid rond luchthavens [Gereserveerd]

§ 5.1.4.4 Bodemkwaliteit [Gereserveerd]

§ 5.1.4.5 Geur

§ 5.1.4.5.1 Algemene bepalingen

Artikel 5.56 (toepassingsbereik regels geurbelasting)

1. De geurbelasting is de concentratie van geur in de lucht op een locatie.

2. Een geurgevoelig gebouw is een gebouw met:

40 a. een woonfunctie,

b. een onderwijsfunctie,

c. een gezondheidszorgfunctie met bedgebied, of

d. een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang voor kinderen jonger dan 4 jaar.

3. Een geurgevoelige locatie is een locatie voor:

a. het plaatsen van een woonwagen, of b. een drijvende woonfunctie.

4. Paragraaf 5.1.4.5 is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen en geurgevoelige locaties die in een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit niet zijn toegelaten of voor een duur van minder dan tien jaar zijn toegelaten.

5. In afwijking van het tweede tot en met vierde lid kunnen in een omgevingsplan andere

geurgevoelige gebouwen en geurgevoelige locaties worden aangewezen waarop paragraaf 5.1.4.5 van toepassing is.

6. De paragrafen 5.1.4.5.4 tot en met 5.1.4.5.7 zijn alleen van toepassing op de geurbelasting door veehouderijen als bedoeld in artikel 3.163 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 5.57 (bepalen geurbelasting en meten afstand) 1. De geurbelasting op een:

a. geurgevoelig gebouw wordt bepaald op de plaats waar de gevel van het geurgevoelige gebouw gebouwd mag worden in overeenstemming met het omgevingsplan, of, als met toepassing van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de wet daarvan is afgeweken, de omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit,

b. geurgevoelige locatie wordt bepaald op de grens van die locatie.

2. Als vanwege de geurbelasting een aan te houden afstand tot een:

a. geurgevoelig gebouw wordt gesteld, wordt deze gemeten vanaf een bij ministeriële regeling vast te stellen punt van het dierenverblijf tot op de plaats waar de gevel van het geurgevoelige gebouw gebouwd mag worden in overeenstemming met het omgevingsplan, of, als met toepassing van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de wet daarvan is afgeweken, de omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit,

b. geurgevoelige locatie wordt gesteld, wordt deze gemeten vanaf een bij ministeriële regeling vast te stellen punt van het dierenverblijf tot op de grens van die locatie.

Artikel 5.58 (aanwijzen bebouwingscontour geur)

Voor de toepassing van de paragrafen 5.1.4.5.3 tot en met 5.1.4.5.8 wordt in het omgevingsplan een bebouwingscontour geur vastgesteld voor het gebied waarbinnen een hoger

beschermingsniveau voor geur geldt.

§ 5.1.4.5.2 Geurbelasting door bedrijfsmatige activiteiten

Artikel 5.59 (geurbelasting door bedrijfsmatige activiteiten)

1. In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met de geurbelasting door bedrijfsmatige activiteiten op geurgevoelige gebouwen en geurgevoelige locaties.

2. Als sprake is van geurbelasting op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie door meer dan één bedrijfsmatige activiteit, wordt rekening gehouden met de naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan relevante cumulatie van geur door die bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 5.60 (gebouwen met functionele binding met een bedrijfsmatige activiteit) 1. Artikel 5.59, eerste lid, is niet van toepassing op geurgevoelige gebouwen en geurgevoelige locaties die een functionele binding hebben met een bedrijfsmatige activiteit voor zover het betreft de geurbelasting door die bedrijfsmatige activiteit.

2. In een omgevingsplan kan worden bepaald dat voor in het omgevingsplan aangewezen

geurgevoelige gebouwen die eerder functioneel verbonden waren met een bedrijfsmatige activiteit, de geurbelasting door die bedrijfsmatige activiteit buiten beschouwing wordt gelaten, voor zover het betreft:

a. een activiteit als bedoeld in paragraaf 3.5.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving,

41

b. een activiteit als bedoeld in paragraaf 3.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving, c. een activiteit, uitgevoerd op een bedrijventerrein, of

d. een activiteit in de horecasector.

§ 5.1.4.5.3 Geurbelasting door zuiveringtechnische werken

Artikel 5.61 (geurbelasting door zuiveringtechnische werken)

1. Aan artikel 5.59, eerste lid, is in ieder geval voldaan als de geurbelasting door een zuiveringtechnisch werk op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie niet meer bedraagt dan de grenswaarde, bedoeld in bijlage XVI, onder A, bij dit besluit.

2. In afwijking van het eerste lid, is aan artikel 5.59, eerste lid, in ieder geval voldaan als de geurbelasting door een zuiveringtechnisch werk dat is opgericht voor 1 februari 1996 en waarvoor op dat tijdstip een vergunning op grond van de Wet milieubeheer in werking en onherroepelijk was op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie die op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf was toegelaten niet meer bedraagt dan de grenswaarde voor een dergelijk zuiveringtechnisch werk, bedoeld in bijlage XVI, onder A, bij dit besluit.

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de geurbelasting door een

zuiveringtechnisch werk waarvoor tot 1 januari 2011 een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in werking en onherroepelijk was voor zover het betreft de geurbelasting op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie die op het moment van verlening van die vergunning niet aanwezig was of in die vergunning niet als geurgevoelig werd beschouwd.

4. De geurbelasting wordt bepaald met de bij ministeriële regeling aangewezen rekenmethode van het Nieuw Nationaal Model waarbij de geuremissie vanuit het zuiveringtechnisch werk de som van de emissies door de verschillende procesonderdelen, in odour units per seconde is, die worden bepaald met de bij ministeriële regeling aangewezen emissiefactoren en op de bij ministeriële regeling bepaalde wijze.

Artikel 5.62 (geurbelasting bij uitbreiden of wijzigen zuiveringtechnische werken met hogere geurbelasting)

1. In afwijking van artikel 5.61, eerste lid, kan in een omgevingsplan het uitbreiden of wijzigen van een zuiveringtechnisch werk dat is opgericht voor 1 februari 1996 en waarvoor op dat tijdstip een vergunning op grond van de Wet milieubeheer in werking en onherroepelijk was, worden

toegestaan als de geurbelasting door het zuiveringtechnisch werk hoger was dan de grenswaarde bedoeld in het eerste lid van artikel 5.61 en niet hoger is dan de geurbelasting voorafgaand aan de uitbreiding of wijziging.

2. In afwijking van artikel 5.61, eerste en tweede lid, kan in een omgevingsplan het uitbreiden of wijzigen van een zuiveringtechnisch werk waarvoor tot 1 januari 2011 een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht, in werking en onherroepelijk was, worden toestaan als de geurbelasting door het zuiveringtechnisch werk op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie die op het moment van verlening van die vergunning niet aanwezig was of in die vergunning niet als

geurgevoelig werd beschouwd, hoger was dan de grenswaarde bedoeld in het eerste lid van artikel 5.61 en niet hoger is dan de geurbelasting voorafgaand aan de uitbreiding of wijziging.

§ 5.1.4.5.4 Geurbelasting door dierenverblijven voor landbouwhuisdieren van een diercategorie waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld

Artikel 5.63 (geurbelasting door dierenverblijven voor landbouwhuisdieren)

1. Aan artikel 5.59, eerste lid, is in ieder geval voldaan als de geurbelasting door een veehouderij met één of meer dierenverblijven waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie niet meer bedraagt dan de standaardwaarde, bedoeld in bijlage XVI, onder B, bij dit besluit.

42

2. In afwijking van het eerste lid geldt, als op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf de toegelaten geurbelasting van de veehouderij op geurgevoelige gebouwen en

geurgevoelige locaties hoger was dan de standaardwaarde, bedoeld in bijlage XVI, onder B, bij dit besluit, de geurbelasting op dat moment als standaardwaarde voor geurbelasting op die gebouwen en locaties.

3. De geurbelasting wordt bepaald met het bij ministeriële regeling aangewezen

verspreidingsmodel V-Stacks waarbij de geuremissie vanuit een veehouderij de som van de voor de verschillende diercategorieën, gehouden in de dierenverblijven, berekende odour units per seconde per dier is, die worden bepaald met de bij ministeriële regeling aangewezen

geuremissiefactoren per dier.

Artikel 5.64 (oprichten, uitbreiden of wijzigen dierenverblijven veehouderij met hogere geurbelasting)

In afwijking van artikel 5.63, eerste lid, kan in een omgevingsplan het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dierenverblijf worden toegestaan als de toegelaten geurbelasting van de veehouderij op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf hoger was dan de standaardwaarde, bedoeld in bijlage XVI, onder B, bij dit besluit en:

a. een geurbelastingreducerende maatregel wordt toegepast en de totale geurbelasting door de veehouderij na de uitbreiding van een dierenverblijf niet meer bedraagt dan het gemiddelde van de bij die situatie behorende standaardwaarde bedoeld in artikel 5.63, eerste lid, en de geurbelasting die de veehouderij voorafgaand aan het toepassen van de maatregel veroorzaakte, of

b. de geurbelasting die de veehouderij op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie veroorzaakt, door het oprichten, uitbreiden of wijzigen van het dierenverblijf niet toeneemt en het aantal dieren per diercategorie met geuremissiefactor binnen de veehouderij niet toeneemt.

Artikel 5.65 (afstandsnormen voor specifieke categorieën geurgevoelige gebouwen) 1. In afwijking van artikel 5.63, eerste lid, geldt niet de standaardwaarde voor de geurbelasting maar de standaardafstand, bedoeld in bijlage XVI, onder C, bij dit besluit voor:

a. een geurgevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met een in de nabijheid gelegen dierenverblijf,

b. een geurgevoelig gebouw dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden een functionele binding te hebben met een dierenverblijf, of

c. een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd:

1°. op een locatie die op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij,

2°. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en 3°. in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een geurgevoelig gebouw dat op de locatie, bedoeld in onderdeel c, onder 1° van dat lid, aanwezig is.

3. Het eerste lid is niet van toepassing als de geurbelasting op het geurgevoelig gebouw bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, lager is dan de standaardwaarde die krachtens artikel 5.63, eerste lid, geldt voor het gebied waarin dat gebouw ligt.

4. In afwijking van het eerste lid, kan in een omgevingsplan het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dierenverblijf binnen de veehouderij worden toegestaan als de geurbelasting op het geurgevoelig gebouw niet toeneemt, het aantal dieren per diercategorie met geuremissiefactor binnen de veehouderij niet toeneemt en de afstand van het dierenverblijf tot het geurgevoelig gebouw niet afneemt.

§ 5.1.4.5.5 Geurbelasting door dierenverblijven voor landbouwhuisdieren van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld

Artikel 5.66 (afstandsnormen dierenverblijven)

1. Aan artikel 5.59, eerste lid, is in ieder geval voldaan als de afstand tussen een dierenverblijf voor dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie niet minder bedraagt dan de standaardafstand, bedoeld in bijlage XVI, onder

43 D, bij dit besluit.

2. In afwijking van het eerste lid, geldt als op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf de afstand rechtmatig kleiner was dan de standaardafstand, bedoeld in bijlage XVI, onder D, bij dit besluit, die kleinere afstand als standaardafstand.

3. In afwijking van het eerste lid, kan in een omgevingsplan het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dierenverblijf binnen de veehouderij worden toegestaan als de afstand op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf rechtmatig kleiner was dan de standaardafstand, bedoeld in bijlage XVI, onder D, bij dit besluit en de afstand tot het geurgevoelig gebouw of de geurgevoelige locatie niet verder afneemt en het aantal dieren van één of meer diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld binnen de veehouderij niet toeneemt.

§ 5.1.4.5.6 minimum afstandsnormen dierenverblijven en geurgevoelige gebouwen en locaties Artikel 5.67 (minimum-afstandsnormen dierenverblijf en geurgevoelig gebouw of geurgevoelige locatie)

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5.63 tot en met 5.66 bedraagt de afstand van een dierenverblijf tot het geurgevoelig gebouw of de geurgevoelige locatie ten minste:

a. 50 m als het geurgevoelig gebouw of de geurgevoelige locatie binnen de bebouwingscontour geur ligt, of

b. 25 m als het geurgevoelig gebouw of de geurgevoelige locatie buiten de bebouwingscontour geur ligt.

2. In afwijking van het eerst lid, geldt als op het moment van inwerkingtreding van deze paragraaf de afstand rechtmatig kleiner was dan de afstand, bedoeld in het eerste lid, die kleinere afstand als minimum afstand.

3. In afwijking van het eerste lid kan in een omgevingsplan het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een dierenverblijf worden toegestaan als de rechtmatig kleinere afstand niet verder afneemt en:

a. bij een dierenverblijf met dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld de geurbelasting door de veehouderij op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie niet toeneemt, b. bij een dierenverblijf met dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld het aantal dieren per diercategorie met geuremissiefactor niet toeneemt, de geurbelasting door de veehouderij op een geurgevoelig gebouw of een geurgevoelige locatie niet toeneemt en de afstand van het dierenverblijf tot een geurgevoelig gebouw of geurgevoelige locatie niet afneemt, als die kleiner is dan de standaardafstand, bedoeld in bijlage XVI, onder C, bij dit besluit, of

c. bij een dierenverblijf met dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld het aantal dieren per diercategorie zonder geuremissiefactor niet toeneemt en de afstand tot een geurgevoelig gebouw of geurgevoelige locatie niet afneemt als die afstand kleiner is dan de standaardafstand, bedoeld in bijlage XVI, onder D, bij dit besluit.

§ 5.1.4.5.7 Geurbelasting door andere agrarische activiteiten

§ 5.1.4.5.7 Geurbelasting door andere agrarische activiteiten

In document ONTWERPBESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING (pagina 37-49)