• No results found

Uit de verkennende studie komt het volgende algemene beeld naar voren als het gaat om participatie van allochtonen in gezondheidsbevorderende interventies. In de literatuur en in onderzoek is weinig informatie te vinden over het specifieke van participatie van allochtonen. In individuele projecten worden weliswaar kenmerken van de doelgroep genoemd, maar in de meeste gevallen (met uitzondering van taal en zeer specifieke culturele gebruiken) kunnen deze kenmerken ook gelden voor andere of autochtone doelgroepen. Daarmee is nog onvoldoende duidelijk wat de betekenis is van het ontbreken van specifieke informatie over participatie van allochtonen. Duidt dit op de overtuiging dat de principes van doelgroepparticipatie door allochtonen niet afwijken van participatie door andere

doelgroepen, zoals ouderen en jongeren? Ook bij deze

doelgroe-pen is het bijvoorbeeld noodzakelijk goed aan te sluiten bij de specifieke culturele en sociale kenmerken. Een andere

verklaring is dat de informatie ontbreekt omdat er vooralsnog geen onderzoek is uitgevoerd vanuit deze specifieke invalshoek.

In de literatuur en de projectbeschrijvingen zijn de termen

‘doelgroep’ en ‘allochtone doelgroep’ vaak onvoldoende helder uitgewerkt. De professionele organisatie definieert als regel de doelgroep op basis van de vraag wie wel of niet de mogelijkheid hebben om daadwerkelijk te participeren. De term doelgroep veronderstelt een groep die helder is af te bakenen, rond bepaalde kenmerken, maar de realiteit is veel complexer. Dat geldt zowel voor de ‘einddoelgroep’ als voor intermediaire doelgroepen zoals zelforganisaties. Het is van belang aandacht te besteden aan de diversiteit binnen de doelgroep en aan de verschillende posities die mensen tegelijkertijd innemen (intersectionaliteit).

De vraag is vervolgens wie de doelgroep definieert en op welke gronden. Er bestaat – per definitie – een spanning tussen de wensen en belangen van de doelgroep en van professionals.

Wordt vanuit professioneel perspectief voldoende aandacht besteed aan de (verschillende) wensen en belangen van de betreffende mensen zelf? Welke dimensies zijn relevant of dominant in de definiëring en benadering van de doelgroep of community? Hoe positioneren mensen uit de doelgroep zichzelf?

Dat betekent bijvoorbeeld dat niet alleen samenwerking wordt gezocht met allochtone zelforganisaties, maar ook met

organisaties die gericht kunnen zijn vrouwen, jongeren, ouderen, religieuze groeperingen, et cetera. De nadruk op diversiteit betekent dat er nog steeds aandacht moet zijn voor overeenkomsten en gemeenschappelijkheid. Een doelgroep valt echter niet per definitie samen met een ‘community’.

Bij doelgroepparticipatie wordt van beide partijen – de doelgroep die participeert en de professional waarmee wordt samengewerkt – bepaalde kennis en vaardigheden verwacht. In de gevonden projectbeschrijvingen komt slechts beperkt naar voren over welke competenties beide partijen zouden moeten beschikken. De meeste informatie betreft de (allochtone) doelgroep. Het is opvallend dat bijna nooit expliciet wordt ingegaan op de competenties die professionals nodig hebben om

vaardigheden in interculturele communicatie. Professionals moeten ook kunnen omgaan met verschillende rollen: enerzijds moeten zij inspelen op de wensen van de doelgroep, anderzijds wordt een beroep gedaan op hun professionaliteit om die wensen verder uit te werken en uit te voeren. Erkenning van de expertise van de doelgroep is essentieel voor een goede samenwerking: de bagage van de doelgroep weegt even zwaar als de bagage van professionals. Dit punt moet een expliciete plaats krijgen in de Preffi bij de uitwerking van de prestatie-indicatoren. Hieraan gaat de erkenning vooraf dat de doelgroep participeert vanuit eigen motieven en hoopt door participatie eigen doelen te realiseren.

Het is wellicht zinvol om twee benaderingen te onderscheiden:

een ideologische en een instrumentele. Vanuit een ideologische invalshoek gaat het om diversiteit in participatie van mensen van wie de belangen versterkt dienen te worden. Daarbij is het van belang om rekening te houden met de posities die mensen innemen op meerdere assen van verschil, zoals leeftijd, etniciteit, gender, sociaal-economische status, leefstijl. Vanuit een instrumenteel perspectief kan het van belang zijn om te kiezen voor interventies die zijn toegesneden op een specifieke groep die helder wordt omschreven op basis van gemeenschap-pelijke kenmerken.

In het licht bovenstaande conclusie plaatsen de onderzoekers een kanttekening bij de titel van het gerichte traject. We stellen voor de titel in heroverweging te nemen en deze bijvoorbeeld te herformuleren in Diversiteit in participatie in gezondheidsbevordering.

5.3 (Gezondheids)thema’s en settings

Uit de verkennende studie blijkt dat de (gezondheids)thema’s waarmee doelgroepparticipatie wordt uitgevoerd en onderzocht nauw samenhangen met de settings waarin doelgroepparticipa-tie plaatsvindt.

Doelgroepparticipatie (van allochtonen) krijgt in de praktijk vooral gestalte via wijkgericht werken. Daarbij wordt ingezet op gezondheid in de bredere context van thema’s als leefbaarheid

en sociale cohesie. Wijkgericht werken lijkt een veelbelovende aanpak. Aandachtspunt bij deze benadering is wel dat de doelgroep, de community en de buurt/wijk niet altijd samen-vallen. Verder kunnen problemen, behoeften en oplossingen het schaalniveau van wijk/buurt overstijgen.

Het is belangrijk om aan te sluiten bij bestaande sociale verbanden (de (informele) sociale infrastructuur) en gebruik te maken van netwerken die al ontwikkeld zijn. Aandachtspunt is dat niet alle mensen uit de doelgroep worden vertegenwoordigd (of zich vertegenwoordigd voelen) door zelforganisaties. Waar nodig moet de communicatie met niet-actief participerende doelgroepleden verder ontwikkeld worden. Het opbouwwerk speelt hierbij een belangrijke rol.

Er zijn twee redenen om verder te kijken dan alleen naar het terrein van gezondheidsbevordering. Ten eerste richten veel interventies zich op achterstandsgroepen met allerlei proble-men. Het inzetten op alleen gezondheid is voor deze mensen veel te beperkt. Zij hebben juist ook veel behoeften op andere (welzijns)terreinen. Het inzetten op de aanpak van andere (bredere) problemen fungeert daarbij ook als opstap naar het aanpakken van gezondheidsproblemen. Ten tweede is er veel ervaring in het werken met doelgroepparticipatie op andere werkvelden. Juist van het opbouwwerk kunnen we leren hoe complexe problemen aangepakt en ‘moeilijke doelgroepen’

benaderd kunnen worden.

5.4 Thema’s en vragen voor beleid, praktijk en onderzoek