• No results found

Doelgroep, community en diversiteit

Voordat we het begrip doelgroepparticipatie nader omschrijven, gaan we eerst in op het begrip ‘doelgroep’. Een doelgroep bestaat uit mensen die de beoogde begunstigden zijn van de gezondheidsbevorderende interventies.

In de doelgroepen waar het programma Gezond Leven van ZonMw zich specifiek op richt (jongeren, ouderen, allochtonen en mensen met een lage ses) zijn achtereenvolgens leeftijd, etniciteit en sociaal-economische positie de kenmerken om een doelgroep te definiëren. Deze kenmerken veronderstellen echter niet per definitie gemeenschappelijke sociaal-culturele kenmerken en gedeelde problemen, opvattingen en belangen. In de focus op een specifieke doelgroep kan de nadruk te veel komen te liggen op één dominant kenmerk. Het gevaar daarvan is dat zowel de diversiteit binnen de doelgroep (sekse,

etniciteit, leeftijd, opleidingsniveau, leefstijl) als samenbinden-de kenmerken (zoals samenbinden-deel uitmaken van bepaalsamenbinden-de sociale netwerken en gedeelde problemen en belangen) uit het oog worden verloren. ‘Diversiteit’ en ‘community’ zijn in dit kader belangrijke begrippen.

Het concept diversiteit staat zowel voor een verzameling kernaspecten van maatschappelijke positietoewijzing als voor persoonlijke identiteit. Het kruispuntdenken is een bruikbare theorie ter verdieping van de kennis over gezondheidsproble-men, door die problemen in specifieke groepen met een specifieke context te onderzoeken (Bekker, e.a. 2005). In een recente literatuurstudie voor de organisatiebrede implementatie van diversiteit en patiëntenperspectief in ZonMw programma’s is het begrip diversiteit en het gerelateerde begrip ‘kruispuntden-ken’ (ook wel: intersectionaliteit) uitgewerkt (Boland et al., 2005). In een diversiteitsbenadering is er aandacht voor de categorieën waarin mensen in een samenleving van elkaar verschillen (Halsema & Jacobs, 2002 in Boland, et al., 2005).

Diversiteitsaspecten zijn gelijktijdig en in onderlinge interactie werkzaam in een dynamisch proces, want verschillen tussen mensen zijn niet statisch en veranderlijk, maar variëren in betekenis. Om inzicht te krijgen in de complexe manieren

waarop de diversiteitsaspecten op elkaar inwerken, is het kruispuntdenken geïntroduceerd (Mens-Verhulst, 2001, Wekker

& Lutz, 2001, Wekker, 2002, in Boland, et al., 2005). De identiteit van een persoon wordt dan als een kruispunt gezien van verschillende assen van maatschappelijke betekenisgeving.

In de Angelsaksische literatuur over participatie is ‘target group’

een weinig gangbaar begrip en wordt meestal gesproken van

‘community’. Het begrip community heeft een andere lading dan ‘doelgroep’ en is minder eenduidig. Rifkin en haar collega’s (2000) onderscheiden definities in termen van geografie of in termen van gedeelde kenmerken. Een doelgroep of een community is in die definities op te vatten als een al dan niet geografisch bepaalde groep mensen met gemeenschappelijke economische, sociaal-culturele en politieke belangen en gedeelde problemen en behoeften.

Koelen en van den Ban (2004) waarschuwen voor het gebruik van de geografische dimensie, omdat dat vaak een zwakke schakel is in het definiëren van gemeenschappelijke belangen. Mensen die in een zelfde wijk wonen of in hetzelfde bedrijf werken hebben niet per definitie dezelfde opvattingen en belangen. Bovendien maken mensen deel uit van verschillende communities (de familie, de sportclub, de school, het werk). Daarnaast zijn communities dynamisch en veranderen ze steeds van samenstel-ling. Door de digitale mogelijkheden kunnen mensen tegenwoor-dig ook deel uitmaken van virtuele communities. Een community omvat volgens Koelen en van den Ban (2004) niet alleen een groep mensen, maar ook sociale instituties, zoals voorzieningen en netwerken in een buurt die op zich weer communities vormen. Daarnaast omvat een community ook componenten van sociale controle, zoals informele en formele regels en wetten, en gedeelde waarden en normen (Koelen & van den Ban, 2004).

Een belangrijke vraag is wie de community definieert (Rifkin et al., 2000. Zijn dat de communityleden of buitenstaanders? Uit de literatuur blijkt dat in de meeste gevallen buitenstaanders (professionals, beleidsmakers) definiëren wat de community is, in plaats van de begunstigden van een programma of project (Rifkin et al., 2000). In de optiek van Koelen en van den Ban (2004) is er alleen sprake van een community als de leden dat zelf vinden en zichzelf daarvan deel uit vinden maken. Op basis van de bovenstaande overwegingen definiëren Koelen en van

themselves by their group membership, sharing a common interest, common social institutions and common social control components.’ De vraag is echter of deze definitie misschien mensen uitsluit die zich niet per definitie of niet bij voorbaat verbonden voelen met elkaar, maar die we juist wel willen bereiken en organiseren door doelgroepparticipatie.

In deze studie vatten we een doelgroep op als een groep mensen met bepaalde gemeenschappelijke kenmerken. Specifiek voor allochtonen zal het dus gaan om etnisch-culturele overeenkom-sten. Vanuit het professionele en beleidsperspectief wordt een doelgroepenbeleid ingezet en verantwoord op empirische en politieke gronden, zoals gezondheidsachterstanden, onderge-bruik van voorzieningen, geringe participatie of ondervertegen-woordiging. Specifiek voor allochtonen kan doelgroepenbeleid ook worden ingezet om communicatieproblemen te ondervan-gen, bijvoorbeeld door allochtone intermediairs in te zetten. Bij het definiëren van een doelgroep dienen we ook rekening te houden met diversiteitsaspecten. Vanuit het community-perspectief staan gemeenschappelijke belangen en behoeften centraal.

Participatie van doelgroepen of communities

Community participatie wordt op meerdere manieren gedefini-eerd. Koelen en van den Ban (2004) noemen de volgende

gemeenschappelijke kenmerken in de definities. Ten eerste gaat het om de betrokkenheid van individuele leden van een

community vanuit het perspectief dat het niet realistisch is om te veronderstellen dat de hele community participeert. Bij zeer omvangrijke communities is vertegenwoordiging een manier om doelgroepparticipatie te verwezenlijken. Ten tweede vatten de meeste definities community participatie op als een proces. Ten derde gaat het om de betrokkenheid van de doelgroep in de verschillende fasen van het proces. Koelen en van den Ban definiëren participatie als: ‘a process whereby community members take part in the identification of their needs, setting priorities, identifying and obtaining means to meet those priorities, including the development, implementation and evaluation of those means in terms of their outcomes.’ (2004, p. 138.)

Een belangrijke vraag is of participatie een middel is of een doel (Rifkin et al., 2005). Jacobs et al. (2005) beschouwen participa-tie als een methode of werkvorm om empowerment in de praktijk gestalte te geven. Rifkin en collega’s (2000) stellen dat participatie vaak wordt gebruikt om mensen te mobiliseren om doelen te bereiken die zijn bepaald door buitenstaanders. Het gevolg is dat de begunstigden voornamelijk bijdragen op door anderen gedefinieerde manieren. In dit kader stellen Rifkin et al. ook twee vervolgvragen. De eerste is of participatie actief of passief is. Kan overeenstemming van communityleden met voorstellen van professionals of andere buitenstaanders worden opgevat als participatie, of is daar meer voor nodig? De tweede vraag is of participatie een product is of een proces. Als participatie wordt opgevat als product dan wordt het vaak vertaald in termen van uitkomsten of impact en gemeten in concrete resultaten. In de benadering van participatie als proces gaat het om kwalitatieve verandering en verbeteringen die een resultaat zijn van leerervaringen. Daarnaast stellen Rifkin et al.

de vraag wie beslist over de prioriteiten en acties. Hierbij gaat het niet alleen om de verdeling van macht tussen professionals/

beleidsmakers en een community, maar ook tussen de leden van een community onderling.

De vragen van Rifkin veronderstellen dat er sprake is van verschillende dimensies van participatie met twee polen of dichotome kenmerken, zoals passief of actief en proces of uitkomst. De vraag is alleen of die kenmerken tegenover elkaar staan of elkaar per definitie uitsluiten. Zeker in praktijken waarin participatie wordt opgevat als een dynamisch proces, kan participatie zowel actief (voor een deel van de doelgroep) als passief (voor een ander deel van de doelgroep), zowel doel als middel, en zowel top-down als bottom-up zijn. De kenmer-ken kunnen in verschillende mate en in diverse combinaties in meerdere fasen van het proces voorkomen.

In deze studie vatten wij doelgroepparticipatie op als een dynamisch proces dat is gericht op actieve participatie van een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken. Actieve participatie van de doelgroep of community is zowel instrumen-teel als een waarde op zich. Wie wat als doelgroep of in bredere zin als community definieert en met welke diversiteitsaspecten men (vooral) rekening houdt, kan gaandeweg het proces