• No results found

Paragraaf Financiering

In document Jaarstukken 2018.pdfPDF, 3,9 MB (pagina 65-69)

2.2 Paragrafen

2.2.4 Paragraaf Financiering

Inleiding

In het Treasury handvest en -Statuut zijn de kaders opgenomen waarbinnen het college de financieringsfunctie mag uitoefenen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitvoering van de financiering in 2018.

2.2.4.1 Belangrijke ontwikkelingen

De rente is gedurende geheel 2018 zeer laag geweest. De korte rente is nog steeds negatief, waardoor lenen geld opleverde in plaats van geld kostte. Dat de rente zo laag is, is voor een groot deel afhankelijk van de refi-rente die de ECB (Europese Centrale Bank) hanteert. Dit is de rente waarvoor banken kunnen lenen bij de ECB.

In onderstaande grafiek is de trend zichtbaar van de afgelopen 5 jaar voor zowel de 3 maands-euribor als de 10 jaar fixe.

Ontwikkeling leningenportefeuille

De leningenportefeuille is gedurende 2018 gewijzigd. Er is in februari 2018 een lening van € 20 mln.

aangetrokken voor 20 jaar. Gezien de prognose van de financieringsbehoefte is financiering van deze omvang met ”lang” aan te trekken middelen nodig. Gezien de huidige lage rentestand is er gekozen om voor een langere periode een lening aan te trekken. Twee leningen die in 2017 voor iets langer dan een jaar waren aangetrokken zijn in november 2018 afgelost. Daarmee blijft het bedrag aan lange leningen (> 1 jaar) op € 40 mln.

Overzicht van opgenomen geldleningen Rente 1-1-2018 31-12-2018 BNG (overname van Stg Wijkcentra) 4,60% 294.958 294.958 BNG (overname van Stg Wijkcentra) 4,60% 264.487 264.487 Waterschapsbank (8-12-11/8-12-21) 3,29% 10.000.000 10.000.000 BNG (13-11-17/16-11-18) -0,33% 10.000.000 -BNG (27-11-17/29-11-18) -0,34% 10.000.000 -BNG (19-12-17/20-12-27) 0,83% 10.000.000 10.000.000

AG (27-2-18/27-2-38) 1,77% 20.000.000

Totaal opgenomen 40.559.445 40.559.445

2.2.4.2 Risicobeheer

Op het gebied van financiering worden verschillende risico's onderkend. De wet financiering

decentrale overheden (fido) is gericht op het beheersen van renterisico's. Deze beheersing krijgt vorm door wettelijke limieten voor de omvang van de netto vlottende schuld (kasgeldlimiet) en limieten op renteherzieningen en herfinanciering van de vaste schuld (renterisiconorm).

Kasgeldlimiet

Het renterisico op korte termijn wordt in beeld gebracht via de kasgeldlimiet. Maximaal 8,5% van het begrotingstotaal (het totaal van de begrote lasten) mag kort worden gefinancierd met geleend geld (kort betekent hier korter dan een jaar). Als de gemiddelde liquiditeitspositie van drie

achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet overschrijdt, dan moet de gemeente een plan ter goedkeuring aan de toezichthouder (Provincie) voorleggen, waarin staat hoe en binnen welke termijn de overschrijding ongedaan wordt gemaakt. Dit betekent bijvoorbeeld overgaan tot financiering met lang geld.

In 2018 was de kasgeldlimiet voor Zoetermeer 32,3 mln. De kasgeldlimiet is in 2018 niet

overschreden. Het verloop van de kasgeldlimiet is opgenomen in onderstaande tabel. Mede vanwege het aantrekken van de lange lening van € 20 mln. is binnen de kasgeldlimiet gebleven.

Renterisiconorm

De wettelijke norm voor het beheersen van het budgettaire renterisico op lange termijn is de renterisiconorm. De jaarlijkse contractuele renteherzieningen en aflossingen van vaste schulden mogen niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal (het totaal van de begrote lasten). Uit onderstaande tabel komt naar voren dat in 2018 de financiering van de vaste schuld ruim onder de renterisiconorm is gebleven.

Kredietrisico

Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat door de gemeente uitgezette geldleningen door de debiteur niet kunnen worden afgelost.

Als gevolg van het invoeren van het schatkistbankieren moeten eventuele overtollige middelen, boven een bedrag van 0,75% van het begrotingstotaal (€ 2,85 mln. gemiddeld over 1 kwartaal), gestald worden bij het rijk. Het deel dat niet bij het rijk gestald moet worden staat op de rekening van de huisbankier, de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Hierdoor kan het kredietrisico als te verwaarlozen worden beschouwd.

2017

Kwartaal 4 Kwartaal 1 Kwartaal 2 Kwartaal 3 Kwartaal 4

Saldo vlottende schuld/middelen 36 30,8 32,3 30,6 29,2

Kasgeldlimiet 33,1 32,3 32,3 32,3 32,3

Ruimte binnen kasgeldlimiet -2,9 1,5 0 1,7 3,1

Bedragen * 1 mln.

Kasgeldlimiet 2018

2018 Bedragen *1.000

Begrotingstotaal 379.530

Percentage regeling 20%

Renterisiconorm begrotingsjaar (A) 75.906

Berekening renterisconorm

Renterisiconorm A 75.906

Renteherziening -

Aflossingen 20.100

Totaal renterisico B 20.100

Ruimte onder renterisiconorm (A - B) 55.806

Renterisiconorm

Omdat er in 2018 geen uitgezette langlopende leningen zijn, is het kredietrisico (het risico dat uitgezette gelden niet terugbetaald worden) feitelijk nihil.

2.2.4.3 Renteresultaat

Rentenota

In november 2018 is de rentenota 2018 vastgesteld. Hiermee is de werkwijze rondom de rente in de begroting en jaarrekening fors gewijzigd. Hiermee wordt voldaan aan de nieuwe regelgeving rondom begroten en verantwoorden (BBV). Bij de vaststelling van de nota is ook een nieuwe raming voor de verwachte rentelasten en rentebaten opgenomen.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

 Er geen wordt rente meer berekend over het eigen vermogen;

 De toerekening van rente aan de programma’s gebeurt via het rente-omslagpercentage Deze wordt bepaald aan de hand van de door de wetgever voorgeschreven rekenmethode (BBV).

De calculatierente van 4% die afgelopen jaren werd gehanteerd is hiermee komen te vervallen. De toerekening van rente aan de programma’s is voor 2018 0,1% geweest;

 Er wordt geen rente meer toegeschreven aan reserves en voorzieningen. Om reserves en voorzieningen op peil te houden wordt indien nodig inflatie bijgeschreven.

 Alle uitgaven en inkomsten worden verantwoord op het product Treasury binnen het Overzicht Algemene Dekkingsmiddelen (OAD).

Saldo van de financieringsfunctie

Het saldo van de financieringsfunctie wordt gedefinieerd als het saldo van (a) de betaalde rentelast over de aangegane leningen en over de aangetrokken middelen in de rekening courant en (b) de ontvangen rente (baat) over de uitzettingen. Onderstaande tabel geeft dit saldo weer:

Renteresultaat en rente-omslagpercentage

Het rente-omslagpercentage wordt volgens onderstaande methode berekend.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de rentelasten bijna € 470.000 lager zijn dan geraamd en de baten

€ 120.000 lager. Per saldo is dit een voordeel ten opzichte van de begroting van € 348.000. Dit is

Dit rentevoordeel is gestort in de rente-egalisatiereserve; het renteresultaat heeft geen invloed op het rekeningresultaat van de gemeente.

Het rente-omslagpercentage is lager dan geraamd. Bij de vaststelling van de rentenota is besloten dat alleen als de afwijking materieel is (> € 500.000) de toerekening aan de programma’s wordt

aangepast. De toerekening van rente aan de programma's bedraagt op basis van de begrote rente-omslag van 0,1%, € 267.396 (0,1% van de boekwaarde van € 267 mln.). De rente die volgens bovenstaande methode toegerekend zou mogen worden aan de programma's bedraagt -€ 27.000 (e.

uit de kolom werkelijk). Het verschil tussen deze twee bedragen is € 294.000. Dit is ruim onder de € 500.000 waardoor er geen hernieuwde toerekening aan de programma’s plaatsvindt.

De lagere boekwaarde in de jaarstukken dan waarmee in de begroting rekening is gehouden, houdt verband met het achterblijven van geplande investeringen.

In document Jaarstukken 2018.pdfPDF, 3,9 MB (pagina 65-69)