• No results found

Inleiding

Dankzij plaattektoniek heeft de wereld er altijd anders uitgezien. De configuratie van de continenten beïnvloedt de zeespiegel, het klimaat, evolutie en tal van andere zaken. Wanneer deze configuratie door plaattektoniek verandert, kun je dus ook veranderingen in al die andere zaken verwachten. Door paleomagnetisch onderzoek kunnen we de bewegingen van de continenten in het Paleozoïcum behoorlijk goed reconstrueren (zie hier voor een filmpje). Aan het einde van het Proterozoïcum brak het supercontinent Rodinia uiteen (zie voor een reconstructie Evans 2009). De continenten, die destijds grotendeels rond de zuidpool lagen, dreven uiteen en kwamen ten slotte aan het einde van het Paleozoïcum weer bij elkaar om het supercontinent Pangea te vormen. De continentale botsingen leidden tot de Hercynische gebergten. In het Perm lagen alle continenten dus dicht tegen elkaar in een totaal andere configuratie dan in de rest van het Paleozoïcum en daarvoor, en ook in een andere configuratie dan vanaf het Trias tot het heden. Dat levert voor creationisten een interessante vraag op.

Creationisten en plaattektoniek

De meeste creationisten accepteren namelijk de plaattektoniektheorie. Zij hebben ook hun eigen model waarin plaattektoniek onder grote snelheden heeft plaatsgevonden tijdens de zondvloed (Austin et al.

1994). In dit artikel legt Andrew Snelling, geoloog bij Answers in Genesis, uit dat hij denkt dat Rodinia het supercontinent van voor de zondvloed was en dat Pangea een zeer tijdelijke configuratie tijdens de zondvloed was. De eerste afbeelding in het artikel laat zien hoe dat eruit moet hebben gezien: ten tijde van Pangea stond heel de wereld onder water en dus ook Pangea zelf. Er zijn ook creationisten die er anders over denken. Zij zijn van mening dat Pangea de oorspronkelijke configuratie van voor de zondvloed was. Wat zij dan met Rodinia en de Paleozoïsche plaattektoniek doen, is mij onduidelijk. Het idee van een Pangea dat voorafgaand aan het Paleozoïcum al bestond levert een hele reeks problemen op die ik in dit hoofdstuk niet zal bespreken. Tot slot zijn er nog creationisten die geloven dat er helemaal geen plaattektoniek tijdens de zondvloed heeft plaatsgevonden. Stef Heerema is er daar één van, getuige dit artikel.

Hoe de plaattektoniek tijdens de zondvloed ook heeft plaatsgevonden, wat je in ieder geval niet verwacht is dat deze gedurende de zondvloed leidde tot klimatologische en biogeografische veranderingen.

Immers, de gehele wereld was bedekt met water en dat feit moet er samen met vulkaanuitbarstingen, hevige regen en tsunami’s toe geleid hebben dat ongeveer heel de aarde even onleefbaar was. Bovendien is een jaar veel te kort voor aanpassing van het klimaat en het leven aan veranderde omstandigheden.

Als Pangea dus een kortstondige configuratie tijdens de zondvloed was, kan het leven zich weinig van die configuratie aangetrokken hebben. Voor een paleobiogeografische verspreiding heeft een creationist maar twee opties. Of de fossielen van tijdens de zondvloed vertonen allemaal (ongeacht het tijdperk) de biogeografische verspreiding van voor de zondvloed, of ze zijn grotendeels door elkaar gemengd. Het probleem is dat beide tijdens het Perm niet het geval zijn.

Flora

Studies naar de verspreiding van flora in het Perm zijn gedaan door Rees et al. (1999, 2002). Planten zijn een heel goede indicator voor het klimaat, omdat de morfologie van met name de bladeren zich aanpast aan de temperatuur en de hoeveelheid neerslag. In hun studie uit 2002 gebruikten Rees et al.

maar liefst de gegevens van 721 locaties om tot een reconstructie van het klimaat in het Perm te komen.

In Figuur 2 is goed te zien hoe de soortensamenstelling varieerde op Pangea en ook op welke paleobreedtegraden er veel en weinig plantenfossielen worden gevonden. De tropen en gematigde zones bevatten veel locaties met plantenfossielen, terwijl de aride subtropen en hoge breedtegraden weinig planten bevatten. Tussen de tropen en de hogere breedtegraden is een zeer duidelijk verschil in soortensamenstelling te zien. Rees et al. (1999, 2002) delen op basis daarvan Pangea in in verschillende klimaatzones en vergelijken deze met een numerieke simulatie. De overeenstemmingen daartussen zijn

54

groot. Op detailniveau zijn er natuurlijk veel verschillen, maar de grootschalige verdeling van klimaatzones is hetzelfde.

Steenkool, evaporieten en andere indicatoren

Niet alleen planten zijn indicatoren voor het klimaat. Steenkool wijst op natte gebieden, evaporieten en eolische gesteenten op droge gebieden, riffen op warme gebieden en tillieten op koude gebieden.

Verschillende studies hebben dergelijke indicatoren meegenomen om tot klimaatreconstructies voor Pangea tijdens het Perm te komen (Gibbs et al. 2002, Ziegler et al. 2003, Tabor & Poulsen 2008, Roscher et al. 2011). Ook deze reconstructies vertonen weer hetzelfde beeld als de reconstructies op basis van modellen en plantfossielen. Zo komt steenkool voornamelijk voor in de tropische en gematigde zones.

Zoutlagen komen voor rond de dertigste breedtegraad en niet boven de zestigste breedtegraad, wat overeenkomt met de verdeling van gebieden waar de verdamping groter is dan de neerslag. Ziegler et al. (2003) laten in verschillende grafieken de verdeling van dergelijke gesteenten per breedtegraad zien, waaruit ook blijkt dat deze verdeling voor elke periode vanaf het Perm hetzelfde is en ook overeenkomt met de tegenwoordige verdeling. Dat betekent dat klimaatgevoelige afzettingen zich sinds het Perm voortdurend hebben aangepast aan de effecten van plaattektoniek. In de onderstaande afbeelding is ook te zien hoe tillieten (plusjes) uit het Perm alleen op hoge paleobreedtegraden gevonden worden.

Bron: http://www.scotese.com/epermcli.htm

Wegener

Creationisten kunnen op basis van hun zondvloedhypothese een voorspelling doen, namelijk dat de configuratie van Pangea tijdens het Perm geen enkel effect moet hebben gehad op de klimaatzones en biogeografische zones op aarde. Het tegendeel blijkt het geval. Sterker nog, het zijn precies deze aanwijzingen van klimaatzones die ertoe leidden dat Alfred Wegener tot de hypothese kwam dat alle continenten eens aan elkaar hadden vastgezeten. Misschien zien creationisten die beweren dat Pangea de wereld voor de zondvloed was, hierin een bevestiging van hun hypothese. Dat is niet terecht. Gaan we verder terug in de tijd, naar het vroege Paleozoïcum, dan komen we weer andere klimaatzones tegen die bepaald zijn door de configuratie van de continenten op dat moment. Gaan we het Mesozoïcum in, dan zien we in het Jura en het Krijt weer heel andere zones. Dat is bijvoorbeeld ook zichtbaar aan de dinosauriërs, waarbij de diversiteit bepaald werd door migratiemogelijkheden. Deze veranderingen in de loop van de geologische tijd passen zeer goed bij de verwachtingen van de standaard theorie van

55

plaattektoniek, maar zijn niet te rijmen met creationistische modellen die plaattektoniek zeer snel tijdens de zondvloed plaats laten vinden.

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Platentektoniek#/media/Bestand:Gondwana_Nederlandse_versie.png

Referenties

Austin, S. A., Baumgardner, J. R., Humphreys, D. R., Snelling, A. A., Vardiman, L., & Wise, K. P.

(1994, July). Catastrophic plate tectonics: A global Flood model of earth history. In Proceedings of the third international conference on creationism (Vol. 609, p. 622). Pittsburgh, PA: Creation Science Fellowship.

Evans, D. A. (2009). The palaeomagnetically viable, long-lived and all-inclusive Rodinia supercontinent reconstruction. Geological Society, London, Special Publications, 327(1), 371-404.

Gibbs, M. T., Rees, P. M., Kutzbach, J. E., Ziegler, A. M., Behling, P. J., & Rowley, D. B. (2002).

Simulations of Permian climate and comparisons with climate-sensitive sediments. The Journal of Geology, 110(1), 33-55.

Rees, P. M., Gibbs, M. T., Ziegler, A. M., Kutzbach, J. E., & Behling, P. J. (1999). Permian climates:

evaluating model predictions using global paleobotanical data. Geology, 27(10), 891-894.

Rees, P. M., Ziegler, A. M., Gibbs, M. T., Kutzbach, J. E., Behling, P. J., & Rowley, D. B. (2002).

Permian phytogeographic patterns and climate data/model comparisons. The Journal of Geology, 110(1), 1-31.

Roscher, M., Stordal, F., & Svensen, H. (2011). The effect of global warming and global cooling on the distribution of the latest Permian climate zones. Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology, 309(3-4), 186-200.

56

Tabor, N. J., & Poulsen, C. J. (2008). Palaeoclimate across the Late Pennsylvanian–Early Permian tropical palaeolatitudes: a review of climate indicators, their distribution, and relation to palaeophysiographic climate factors. Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology, 268(3-4), 293-310.

Ziegler, A., Eshel, G., Rees, P. M., Rothfus, T., Rowley, D., & Sunderlin, D. (2003). Tracing the tropics across land and sea: Permian to present. Lethaia, 36(3), 227-254.

57