• No results found

De Laat-Ordovicische IJstijd

Inleiding

In dit hoofdstuk waag ik mij op glad ijs. Ik ga namelijk betogen dat er veel aanwijzingen zijn voor een ijstijd aan het einde van het Ordovicium (tussen 460 en 440 miljoen jaar geleden, met een piek rond de 445 miljoen jaar). Creationist Michael Oard heeft echter een boek geschreven waarin hij het bewijs voor deze ijstijd betwist en ik heb zijn boek niet gelezen (Oard 1997). Wel heb ik zijn reactie gelezen op een lange kritiek van Kevin Henke op zijn boek (Oard 2009). Ik hoop dat dat voldoende is om mijn argumentatie niet direct bij publicatie waardeloos te laten zijn. Ik zal overigens alleen maar gebruikmaken van bronnen die na 1997 geschreven zijn.

Zuurstofisotopen

Zuurstofisotopen vormen een betrouwbare maatstaf voor de paleotemperatuur en het ijsvolume op een bepaald moment. In mariene afzettingen duidt een hoog promillage δ18O op lage temperaturen met veel ijs, terwijl een laag promillage duidt op warme temperaturen met weinig ijs. Een recente compilatie van zuurstofisotopenrecords voor het hele Fanerozoïcum laat zien hoe er tijdens het Ordovicium een afkoeling was die eindigde in een uitschieter die wijst op een zeer koude periode (Song et al. 2019). De figuur hieronder heb ik gemaakt aan de hand van de ruwe data uit deze studie. De koude periode rond 445 miljoen jaar geleden wordt verder beschreven door Finnegan et al. (2011). Creationisten zullen met een verklaring moeten komen voor deze uitschieter in de zuurstofisotopenrecord.

Koolstofisotopen en uitsterving

Door middel van koolstofisotopen (δ13C) kan de koolstofcyclus in het verleden onderzocht worden.

Daaruit blijkt dat er tijdens het Ordovicium een daling was in de CO2-concentratie, waarschijnlijk door plantengroei en vulkanisme (Tao et al. 2020). Tijdens de koolstofisotoopexcursie die hierop wijst, vond op lage breedtegraden ook het uitsterven van onder andere phytoplankton plaats (Delabroye et al. 2011).

De verlaagde CO2-concentratie is een deel van de verklaring van het ontstaan van de ijstijd en de uitsterving kan heel goed door de ijstijd verklaard worden. IJzerisotopen (Ahm et al. 2017) en uraniumisotopen (Bartlett et al. 2018) laten namelijk zien dat er anoxische condities heersten tijdens de Ordovicische ijstijd, waarschijnlijk vanwege veranderingen in de oceaancirculatie. Tot nu toe zijn er dus vier trends die een ijstijd als gemeenschappelijke verklaring hebben: (1) zuurstofisotopen, (2) koolstofisotopen, (3) soortenrijkdom van phytoplankton en (4) ijzer- en uraniumisotopen. Creationisten moeten hier alternatieve verklaringen voor ontwikkelen.

22

Glaciogene structuren

Er is een grote hoeveelheid aanwijzingen voor glaciogene (door ijs gevormde) structuren in het Ordovicium, zoals eskers, drumlins, roches moutonnées, till, striaties, dropstones, U-dalen, smeltwatergeulen en dergelijke. Deschamps et al. (2013) melden de aanwezigheid van till, eskers, drumlins, striaties en glaciale valleien op een locatie in Algerije. Zelfs al zou er over de interpretatie van sommige van deze verschijnselen discussie mogelijk zijn, dan nog maakt de combinatie ervan op één locatie het zeer waarschijnlijk dat het hier om glaciale structuren gaat. Moreau et al. (2005) beschrijven een locatie in Libië waar ook meerdere glaciale kenmerken aanwezig zijn, zoals grootschalige striaties, smeltwatergeulen, drumlins en eskers. Dergelijke structuren uit het Ordovicium komen voor in Afrika, Arabië, Europa en Zuid-Amerika (Ghienne 2003).

Het probleem

Michael Oard heeft een poging gedaan om glaciogene structuren uit (onder andere) het Ordovicium te herinterpreteren. Zijn interpretaties zijn bekritiseerd door Henke (2018), wiens werk ik voor dit hoofdstuk heb gebruikt. Maar zelfs al zou Oards kritiek geldig zijn en de gangbare interpretatie van de vermelde structuren betwistbaar zijn, dan nog is de theorie van een Ordovische ijstijd de meest waarschijnlijke. Ten eerste omdat, zoals genoemd, de glaciogene structuren samen voorkomen, in verschillende combinaties. Ten tweede omdat deze structuren en afzettingen kenmerkend zijn voor het Ordovicium en een beperkt aantal andere periodes waarin een ijstijd plaatsvond. Als deze structuren verklaard zouden worden door de zondvloed zou je ze gelijkmatig verspreid door heel de stratigrafische kolom verwachten. Ten derde valt het voorkomen van deze structuren samen met lage temperaturen (volgens de zuurstofisotopenrecord), lage CO2-concentraties (volgens de koolstofisotopenrecord) en een anoxische oceaanbodem (volgens de ijzerisotopen- en uraniumisotopenrecord). Dit alles bij elkaar wordt veel beter verklaard door een ijstijd dan door een zondvloed. Het is dan ook de uitdaging aan creationisten om met een model te komen dat voor al deze feiten een plausibele verklaring biedt. Tot die tijd vormen de aanwijzingen voor een Ordovicische ijstijd een probleem voor de zondvloedgeologie.

Referenties

Ahm, A. S. C., Bjerrum, C. J., & Hammarlund, E. U. (2017). Disentangling the record of diagenesis, local redox conditions, and global seawater chemistry during the latest Ordovician glaciation. Earth and Planetary Science Letters, 459, 145-156.

Bartlett, R., Elrick, M., Wheeley, J. R., Polyak, V., Desrochers, A., & Asmerom, Y. (2018). Abrupt global-ocean anoxia during the Late Ordovician–early Silurian detected using uranium isotopes of marine carbonates. Proceedings of the National Academy of Sciences, 115(23), 5896-5901.

Delabroye, A. et al. (2011). Phytoplankton dynamics across the Ordovician/Silurian boundary at low palaeolatitudes: Correlations with carbon isotopic and glacial events. Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology, 312(1-2), 79-97.

Deschamps, R., Eschard, R., & Roussé, S. (2013). Architecture of Late Ordovician glacial valleys in the Tassili N’Ajjer area (Algeria). Sedimentary Geology, 289, 124-147.

Finnegan, S. et al. (2011). The magnitude and duration of Late Ordovician–Early Silurian glaciation. Science, 331(6019), 903-906.

Ghienne, J. F. (2003). Late Ordovician sedimentary environments, glacial cycles, and post-glacial transgression in the Taoudeni Basin, West Africa. Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology, 189(3-4), 117-145.

Henke, K. (2018). “Rock Solid Answers” in Oard and Reed

(2009)? Hardly! URL: https://sites.google.com/site/respondingtocreationism/home/documents/articles

23

Moreau, J., Ghienne, J. F., Le Heron, D. P., Rubino, J. L., & Deynoux, M. (2005). 440 Ma ice stream in North Africa. Geology, 33(9), 753-756.

Oard, M.J. (1997). Ancient Ice Ages or Gigantic Submarine Landslides? Chino Valley: Creation Research Society.

Oard, M.J. (2009). Landslides win in a landslide over ancient “Ice Ages”. In M.J. Oard & J.K.

Reed, Rock Solid Answers (pp. 111-123). Chino Valley: Creation Research Society.

Song, H., Wignall, P. B., Song, H., Dai, X., & Chu, D. (2019). Seawater temperature and dissolved oxygen over the past 500 million years. Journal of Earth Science, 30(2), 236-243.

Tao, H., Qiu, Z., Lu, B., Liu, Y., & Qiu, J. (2020). Volcanic activities triggered the first global cooling event in the Phanerozoic. Journal of Asian Earth Sciences, 194, 104074.

24