• No results found

CONCLUSIE EN DISCUSSIE

6.2 Overzicht verschillende onderdelen

Het onderzoek zoals hier beschreven bestond uit drie grote onderdelen: een korte pilotstudie ter overzichtelijkheid en ter bepaling van de definitieve onderzoeksperiode, een kwantitatieve analyse van 11 geselecteerde perioden binnen het tijdvak 2000-2014 en een meer gedetailleerde analyse van 4 perioden waar voor het onderzoek relevante discussies speelden.

Het eerste gedeelte van het onderzoek was een pilotstudie waarbij via de krantendatabase van LexisNexis werd gekeken naar het aantal per jaar verschenen artikelen met een of meerdere van de termen ‘hoofddoek’, ‘niqaab’, ‘hijaab’ of ‘burqa’. Ik heb dit gedaan bij vijf grote Nederlandse dagbladen.

In deze pilotstudie werd duidelijk dat er een algemene stijging van het aantal artikelen plaatsvond vanaf het jaar 2000. De term ‘hoofddoek’ kwam veruit het vaakst voor, gevolgd door ‘burqa’. De termen ‘niqaab’ en ‘hijaab’ kwamen duidelijk veel minder frequent voor. Hoewel er vanaf de eeuwwisseling een stijging in het aantal artikelen waarneembaar was, vonden er per jaar toch fluctuaties in de frequenties plaats. Hierbij viel op dat deze fluctuaties bij alle geïncludeerde dagbladen redelijk goed overeenkwamen. Er was verder een duidelijk verschil tussen de kwaliteitskranten (NRC, Volkskrant en Trouw) en de populaire dagbladen (Telegraaf en het Algemeen Dagblad). Bij eerstgenoemde groep was het aantal artikelen dat aan de zoekcriteria voldeed duidelijk groter dan bij de populaire dagbladen. Verder viel op dat dit onderscheid over het algemeen bij de term ‘burqa’ minder groot was dan bij de term ‘hoofddoek’.

In het tweede deel van het onderzoek – een analyse van 11 geselecteerde perioden – bleek er een groot verschil te zijn tussen de 4 perioden waarin hoofddoekgerelateerde zaken speelden en de overige perioden. Dit is in principe niet opvallend: als er in een bepaalde periode een grote discussie betreffende de hoofddoek speelt is het logisch dat er meer krantenartikelen verschijnen die deze term bevatten dan in perioden waarin een dergelijke discussie niet speelt. Dit verschil bleek nog duidelijker bij de zogenaamde ‘debatrelevante’ artikelen. Op zich is ook dit niet verwonderlijk. Toch bleek het verschil nog groter dan verwacht. In de overige perioden bleken er nauwelijks debatrelevante artikelen over hoofddoek- of burqagerelateerde zaken te verschijnen. Dit gold ook voor de vier geïncludeerde perioden waarin wel degelijk islamgerelateerde kwesties speelden. Duidelijk is geworden dat als er islamgerelateerde zaken spelen dit nog niet hoeft te betekenen dat specifiek de hoofddoek ook automatisch een groot thema wordt.

Verder viel bij de pro-contra-analyse op dat de dagbladen in het algemeen over de burqa opvallend negatiever waren dan over de hoofddoek en dat de populaire dagbladen negatiever waren dan de kwaliteitskranten. Hier zal ik in het vervolg van dit hoofdstuk (paragraaf 6.4) nog verder op ingaan.

Tijdens het derde deel van het onderzoek – een meer gedetailleerdere analyse van vier perioden waarin hoofddoek- of burqagerelateerde zaken speelden – is ook gekeken naar de formele kenmerken van de artikelen. Hierbij bleek dat veel van de artikelen binnen deze periode grote, niet-voorpagina-artikelen waren. Het ging hier vaak om achtergrondartikelen of grote opiniestukken. Van alle dagbladen publiceerden de kwaliteitskranten veruit de meeste columns over het onderwerp en in het Algemeen Dagblad verschenen relatief veel lezersreacties.

149 In de analyse op woordniveau werd per artikel systematisch gecodeerd naar het voorkomen van 25 voor de hoofddoekenthematiek relevante termen. Om tot de keuze van deze termen te komen is vooraf op een inductief-explorerende wijze naar de verschillende artikelen gekeken252. In deze analyse bleek dat er erg veel verschil was in het voorkomen tussen de verschillende termen. Sommige termen bleken vooral in één enkele periode voor te komen, terwijl andere in alle perioden veel (of juist bijna niet) voorkwamen.

Over het algemeen bleken de meeste termen in de kwaliteitskranten (veel) frequenter voor te komen dan in de onderzochte populaire dagbladen. Deze bevindingen wekten geen verwondering, daar de gemiddelde artikellengte bij eerstgenoemde dagbladen vaak veel groter was dan bij de populaire dagbladen. Ook bleek dat de frequentie van de termen in de periode rond het Franse hoofddoekenverbod groter was dan in de andere drie perioden. Ook dit was niet verwonderlijk, omdat de geselecteerde periode hier veruit het langst was. Het bleek bovendien dat deze verschillen grotendeels wegvielen wanneer er gecorrigeerd werd voor artikellengte en analyseperiode.

Bij de vergelijking tussen voor de discussie wel en voor de discussie niet relevante artikelen bleek dat er bij sommige termen grote verschillen in voorkomen waren. In de periode rond het Franse hoofddoekenverbod bleken er bij de irrelevante artikelen veel meer termen uit de clusters ‘angst’ en ‘geweld’ voor te komen dan bij de relevante artikelen. Ook in de periode rond het burqaverbod van Rita Verdonk was dit het geval: ook hier waren er bij de irrelevante artikelen veel termen uit het cluster ‘geweld’. Ook het cluster ‘islamitisch extremisme’ scoorde hier hoog. Waarschijnlijk kan dit verklaard worden doordat veel van deze artikelen handelen over de politieke situatie (oorlog, geweld, onderdrukking, etc.) in het Midden-Oosten. Het is niet verwonderlijk dat angst, geweld en extremisme in die context belangrijke thema’s zijn. Dit bleek hier in ieder geval meer te zijn dan bij de debatrelevante artikelen, die specifiek over de hoofddoeken- en burqadiscussies in Frankrijk en Nederland handelen.

Ook in de periode rond de kopvoddentaxdiscussie kwamen termen uit de clusters ‘angst’ en ‘geweld’ veel voor bij de niet-debatrelevante artikelen. Dit gold voor alle dagbladen. Bij de debatrelevante artikelen waren deze clusters alleen in de NRC opvallend hoog. Dit laatste gegeven werd vrijwel uitsluitend veroorzaakt door een column van Bas Heine van 19 september en een opiniestuk van Rob Riemen op 26 september253, waar enkele termen uit deze clusters relatief vaak genoemd werden. In deze periode viel tevens op dat de term ‘tolerantie’ bij de irrelevante artikelen in Trouw zeer frequent voorkwam ten opzichte van de andere dagbladen. Ook dit werd veroorzaakt door slechts één artikel254.

In de periode rond het staatsbezoek aan Oman en de VAE bleken de termen ‘onderdrukking’ en ‘respect’ in de debatrelevante artikelen extreem hoog te zijn ten opzichte van de andere termen. Dit kwam voornamelijk door het letterlijk overnemen van citaten van koningin Beatrix en premier Rutte, waarin deze woorden voorkwamen. Bij de irrelevante artikelen scoorde juist de term ‘vrijheid’ hoog ten opzichte van de andere termen en ten opzichte van deze term in de debatrelevante artikelen. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door een (nieuw) politiek voorstel voor een burqaverbod dat in dezelfde periode speelde; een

252 Voor meer informatie over verschillende inhoudsanalytische methoden zie: Jo Segers: Methoden voor de maatschappijwetenschappen, Assen: Van Gorkum en Comp BV, 1999, 235.

253 Titels artikelen: Terugslaan; Column Bas Heijne (NRC, 19 september 2009):

De stelling van Rob Riemen: Een gecorrumpeerde elite is gevaarlijker dan de politieke islam (NRC, 26 september 2009).

150

discussie die overigens grotendeels los stond van de hoofddoekendiscussie als gevolg van het staatsbezoek van Beatrix.

Het laatste gedeelte van dit onderzoeksgedeelte bestond uit het chronologisch-schematisch weergeven van alle in deze vier perioden verschenen debatrelevante artikelen. Hier bleek dat de meeste belangrijke gebeurtenissen vaak tot een of meerdere nieuwsberichten leidden in alle geïncludeerde dagbladen; sommige werden echter in slechts een deel van de dagbladen nieuws. De kwaliteitskranten bleken –zoals verwacht – (veruit) de meeste achtergrond- en opinieartikelen te publiceren. Ook in het Algemeen Dagblad verscheen veel opinie, maar dit betrof bijna uitsluitend korte ingezonden reacties van lezers.

De Telegraaf bleek over alle perioden samen veruit de minste aandacht (laagste aantal artikelen) te besteden aan de kwesties. Mogelijk heeft dit te maken met het gegeven dat bij dit dagblad onderwerpen gerelateerd aan religie en filosofie over het algemeen niet de grootste prioriteit hebben. Het andere ‘populaire’ dagblad, het AD, scoort hier duidelijk hoger, hoewel dit dagblad pas vanaf het burqadebat in 2005-2006 veel artikelen gaat publiceren en daarmee ‘achterloopt’ op de kwaliteitskranten, die al tijdens de discussie met betrekking tot het Franse hoofddoekenverbod veel artikelen publiceerden. Overigens valt op dat de Telegraaf vooral bij de hoofddoekendiscussie rond het staatsbezoek van Beatrix wél relatief veel artikelen publiceerde. Hier is echter sprak van veel ‘ruis’: veel van de in deze periode verschenen artikelen bleken over het staatsbezoek an sich te handelen, en in het geheel niet in te gaan op de hoofddoekendiscussie die er rond dit bezoek speelde. Hieruit blijkt vooral het belang van het Koninklijk Huis als nieuwsonderwerp voor dit dagblad.

In tegenstelling tot de Telegraaf zijn religie, cultuur en filosofie voor Trouw juist belangrijke thema’s. Het is niet verwonderlijk dat in het laatstgenoemde dagblad in het algemeen veel (grote) opinieartikelen verschenen rond de hoofddoek of burqa.

151 6.3 Onderzoeksvragen

Het onderzoek was opgebouwd rond 4 centrale onderzoeksvragen. Deze vragen waren achtereenvolgens: - Heeft de toegenomen aandacht voor de islam na de aanslagen in de Verenigde Staten invloed

gehad op de kwantiteit van berichtgeving over de hoofddoek in de Nederlandse dagbladen? - Is er een evolutie in de berichtgeving doorheen de tijd zichtbaar?

- Zijn er verschillen tussen de onderzochte dagbladen?

- Is er een relatie tussen de berichtgeving en de (oorspronkelijke) signatuur van de betreffende krant?

Hieronder zal ik nader ingaan op deze vier vragen afzonderlijk in relatie met de resultaten van de uitgevoerde analyses.

1.Heeft de toegenomen aandacht voor de islam na de aanslagen in de Verenigde Staten invloed gehad op de kwantiteit van berichtgeving over de hoofddoek in de Nederlandse dagbladen?

In het algemeen kan gesteld worden dat kwesties rond de hoofddoek of burqa in de geanalyseerde periode in alle vijf geselecteerde dagbladen nieuwswaarde hadden. Vooral uit het chronologisch-schematisch analyseren bleek dat er een algemeen patroon van nieuwsvorming te onderscheiden was dat in meer of mindere mate op alle dagbladen en in alle perioden toepasbaar was. In de meeste gevallen werden er naar aanleiding van een bepaalde (nieuwswaardige) gebeurtenis een of meerdere nieuwsberichten gepubliceerd. Als gevolg van deze berichtgeving werden er vaak achtergrondartikelen en/of opiniestukken over het nieuwsonderwerp gepubliceerd. De mate waarin dit gebeurde hing vooral af van de nieuwswaarde of het maatschappelijke belang van het gepubliceerde nieuwsbericht. De opiniestukken riepen op hun beurt weer nieuwe opiniestukken op (vaak met een tegengestelde of anderszins afwijkende mening). Bovendien werd duidelijk dat (veel) berichtgeving naar aanleiding van een bepaalde nieuwsgebeurtenis ook andere – vaak objectief minder belangrijke – nieuwsfeiten ineens publicatiewaardig werden (zie figuur 1). Dit laatste principe blijkt overigens een van de typische kenmerken van mediahypes te zijn. Op het gegeven ‘mediahype’ zal ik verder in dit hoofdstuk nog uitgebreider ingaan.

Het moge duidelijk zijn dat er – kwantitatief gezien – meer nieuwsberichten over een bepaald thema gepubliceerd werden als er ook werkelijk een maatschappelijke of politieke zaak speelde. Dit is op zich logisch, omdat media-aandacht per definitie onderdeel is van het maatschappelijke discours. De toegenomen aandacht voor de hoofddoek in deze perioden gold vooral voor het aantal gepubliceerde achtergrond- en opinieartikelen. In de perioden rond het Franse hoofddoekenverbod en het burqaverbod van Rita Verdonk werden er over het algemeen meer achtergrondartikelen gepubliceerd en in de perioden rond de kopvoddentaxdiscussie en het staatsbezoek van Beatrix meer opinieartikelen. Verder bleken de populaire dagbladen meer binnenlands nieuws over de betreffende kwesties te publiceren en Trouw en het Algemeen Dagblad relatief veel kleine opinieartikelen. Op kwalitatief niveau bleek bij de pro-contra-analyse dat de dagbladen in het algemeen positiever ten opzichte van de hoofddoek stonden dan tegenover de burqa en dat de Telegraaf en het Algemeen Dagblad negatiever waren dan de andere onderzochte dagbladen.

152 NIEUWSBERICHT opinie opinie opinie opinie achtergrond achtergrond

Figuur 1; Basisdiagram verloop berichtgeving (een nieuwsbericht genereert zowel opinie- als achtergrondartikelen die tezamen (zwart bolletje) een katalysator blijken (+) voor de publicatie van nieuwe nieuwsberichten over het betreffende onderwerp)

2.Is er een evolutie in de berichtgeving doorheen de tijd zichtbaar?

Voor wat betreft de tweede onderzoeksvraag bleek dat er wel degelijk een evolutie doorheen de tijd merkbaar was. Meest opvallend was een algemene stijging van het aantal artikelen tussen 2000 en 2003 en een verdere stijging in de periode 2005 tot en met 2008. De eerste stijging hield vooral verband met een versterkte focus op islamgerelateerde zaken na de aanslagen in New York in 2001, de daaropvolgende oorlog in Afghanistan en het Franse hoofddoekdebat vanaf 2003. De tweede stijgingsperiode vanaf 2005 hield voornamelijk verband met aan Nederland gerelateerde kwesties rond hoofddoek en burqa, die vanaf die periode steeds meer in het nieuws kwamen.

Verder viel op dat de hoogste frequenties voor de termen ‘hoofddoek’ en ‘burqa’ niet gelijktijdig plaatsvonden. De term hoofddoek kwam vooral veel voor in de periode tussen 2003 en 2005 en van 2010 tot 2011. De term burqa kwam het meeste voor in de periode van 2005-2008 en van 2010-2012. Hoewel de hoofddoek- en burqadiscussie inhoudelijk veel overeenkomsten hebben, bleken deze elkaar dus niet geheel te overlappen.

3.Zijn er verschillen in berichtgeving tussen de onderzochte dagbladen?

4.Is er een relatie tussen de berichtgeving en de (oorspronkelijke) signatuur van de betreffende krant?

Voor wat betreft de laatste twee onderzoeksvragen – de verschillen tussen de dagbladen en hun positionering ten opzichte van de hoofddoekdiscussie in relatie tot hun oorspronkelijke signatuur – waren er enkele opvallende bevindingen.

Het meest opvallend was het gegeven dat het soort dagblad (‘populair’ of ‘kwaliteits’) een duidelijkere determinant bleek voor de wijze waarop er over hoofddoek of burqa gepubliceerd werd dan de oorspronkelijke maatschappelijke of religieuze signatuur. Artikelen in de drie onderzochte kwaliteitskranten bleken vooral vaak groot (dat wil zeggen: met een groot aantal woorden) te zijn, waarbij een groot gedeelte achtergrond- en opinieartikelen die ook veel belang aan buitenlands nieuws hechtten. De populaire

153 dagbladen bleken juist vaak kleine berichten te publiceren, vaak bestaande uit nieuwsberichten of entertainment- en shownieuws en meer aandacht te besteden aan binnenlands nieuws.

Naast deze algemene tendens was er wel nog een aantal kleine nuances tussen de dagbladen. Voor wat betreft de populaire dagbladen bleek de Telegraaf nog meer op sensatie (weinig tekst, grote afbeeldingen/koppen, specifieke onderwerpkeuze) gericht dan het AD en in de periode rond het staatsbezoek aan Oman en de VAE veel meer aandacht te hebben voor het Koninklijk Huis an sich. Het AD bleek dan weer veel meer ruimte aan lezersopinie over de betreffende discussies te besteden.

Bij de kwaliteitskranten bleek Trouw de meeste aandacht aan religieuze- en/of filosofische achtergronden en discussies rondom de hoofddoek of burqa te besteden. De NRC publiceerde over het algemeen de langste (achtergrond)artikelen over de verschillende kwesties.

Ten slotte viel nog op dat – naast de algemene grote gebeurtenissen die in alle dagbladen wel in kleinere of grotere mate voorkwamen – er ook enkele thema’s waren die specifiek voor één dagblad waren. Een duidelijk voorbeeld hiervan is berichtgeving rond een interview met een lid van de commissie Stasi over de rol van Nederland bij de totstandkoming van het advies over het Franse hoofddoekverbod. Dit werd alleen in de NRC (uitgebreid) behandeld. Een ander voorbeeld is de uitgebreide thematische discussie (met veel lezersreacties en beschouwingen) over de voor- en nadelen van een burqaverbod naar aanleiding van het wetsvoorstel van Rita Verdonk in het AD. Uiteindelijk kan geconcludeerd worden dat er – hoewel er veel overeenkomsten waren – nog wel degelijk dagbladspecificiteit in de berichtgeving bestaat.

154