• No results found

Overige artefacttypen

In document De Kern van Zeijen (pagina 31-42)

4.4.1 Klingen

Bijna de helft van het vuursteenmateriaal uit Zeijen bestaat uit klingen (49,8 %), in totaal zijn 1956 klingen of klingfragmenten gevonden. Van 287 klingen zijn geen coördinaten bekend,

Fig. 30. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de geretoucheerde afslagen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

dit zijn oppervlakte vondsten of artefacten waarvan coördinaatgegevens ontbreken. De overige 1669 klingen waarvan de coördinaten wel bekend zijn, bestaan uit kerncorrectieklingen (4 stuks), klingen met kernvoet (35 stuks) waarvan één met kernpreparatie, decorticatieklingen (52 stuks), kernpreparatieklingen (106 stuks) en ‘gewone’ klingen (1472 stuks). In figuur 31 is de ruimtelijke verspreiding van alle klingen te zien over het opgravingsvlak.

Kerncorrectieklingen.

Wanneer tijdens het bewerken van de kern fouten voorkomen, zoals steps of hinges, of wanneer er bulten ontstaan die het bewerken van de kern moeilijk maken, wordt dikwijls geprobeerd om deze weg te slaan. Dit wordt gedaan door met harde percussie een dikke kling of afslag van de kern te verwijderen, waarbij het de bedoeling is dat de oneffenheden met de afslag van het afbouwvlak verdwijnen. Deze klingen worden kerncorrectieklingen genoemd en zijn te herkennen doordat er negatieven van hinges en steps of bulten zichtbaar zijn. Doordat deze door middel van harde percussie van de kern worden verwijderd, is de slagbult meestal goed te zien en zijn de afslagen doorgaans dikker dan de andere afslagen.

Tijdens het bekijken van het vuursteen materiaal van Zeijen zijn vier kerncorrectieklingen gevonden met een dikte variërend van 8 tot 16 millimeter. In figuur 32 is de ruimtelijke verspreiding van deze klingen over de opgraving te zien. Het valt op dat ze geclusterd liggen ten zuidoosten van de mogelijke haard.

Fig. 31. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van alle klingen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

Klingen met kernvoet

Tijdens het slaan van klingen kan het voorkomen dat de kling niet uit de kern loopt, maar dat deze naar binnen slaat waarbij het onderste gedeelte van de kern wordt meegenomen (Beuker 1990, p 31). In het laat-paleolithicum wordt voor de productie van klingen vaak gebruik gemaakt van twee slagvlakken tegenover elkaar. Dit zien we terug bij veel kernen die zijn gevonden in Zeijen. Wanneer een kling met kernvoet wordt geslagen, verdwijnt (een deel van) het slagvlak van de tegenoverliggende zijde. Deze moet opnieuw worden geprepareerd of er wordt gekozen de klingen nog maar vanaf één slagvlak te slaan. De kern kan ook worden weggegooid om verschillende redenen. Het kan zijn dat de kern bijna is opgebruikt en dat het de moeite niet meer waard is om een reparatie uit te voeren, maar de kern kan ook zodanig beschadigd zijn na het slaan van de kling met kernvoet dat het niet meer te repareren is. Wanneer er een overvloed aan geschikt vuursteen voorhanden is, zal sneller gekozen worden om een kern in de steek te laten en aan een nieuwe vuursteenknol te beginnen.

In Zeijen zijn 43 klingen met kernvoet gevonden, waarvan 35 met coördinaten. Op één van deze klingen is ook kernpreparatie zichtbaar. De ruimtelijke verspreiding van de klingen is te zien in figuur 33. De klingen met kernvoet liggen redelijk verdeeld over het opgravingsvlak en in geen enkel opgegraven blok komen meer dan twee klingen met kernvoet voor.

Wanneer een kling met kernvoet van een kern wordt afgeslagen, blijft er een karakteristiek negatief achter op de kern. Hierdoor is het goed mogelijk om de klingen met kernvoet op te kernen te refitten. In vier gevallen is dit ook gelukt voor het vuursteen materiaal van Zeijen. Twee klingen met kernvoet passen op kernfragmenten en twee op hele kernen. Op één van de klingen met kernvoet (vondstnummer (vn) 2223) die past op een

Fig. 32. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de kerncorrectieklingen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

kernfragment (vn 4215) kan ook de kernpreparatie kling met kernvoet worden gerefit. Deze

refits zullen besproken worden in paragraaf 5.6.

Decorticatieklingen

Het is goed mogelijk om klingen die zijn geslagen in het beginstadium van het bewerkingsproces van vuursteen te onderscheiden van gewone klingen. Een vuursteenknol zal eerst geprepareerd moeten worden voordat er klingen vanaf kunnen worden geslagen. Het oppervlak van deze eerste klingen zal voornamelijk bestaan uit cortex en/of oude vorstsplijtvlakken. Wanneer de dorsale kant van een kling voor minstens 75 % bestaat uit natuurlijk oppervlak, wordt gesproken van een decorticatiekling. In Zeijen zijn 65 van deze klingen gevonden, waarvan 52 met coördinaten. Op de verspreidingskaart in figuur 34 is te zien dat deze klingen voornamelijk rond het centrum en ten noorden van de opgraving voorkomen en dat ten hoogste drie decorticatieklingen per opgegraven vierkante meter zijn aangetroffen.

Kernpreparatieklingen

Net als decorticatieklingen worden ook kernpreparatieklingen voornamelijk in het eerste stadium van het vuursteen bewerken geslagen. Voor het maken van regelmatige klingen is het noodzakelijk om eerste een rechte rib aan te brengen op het afbouwvlak. Hiervoor wordt doorgaans een rand langs het afbouwvlak geprepareerd door middel van retouche (Beuker 1990, p 31). Op de kling die vervolgens als eerste wordt verwijderd is deze retouche nog zichtbaar. Deze klingen worden kernpreparatieklingen genoemd. Soms is het ook nodig dat de kern tijdens de bewerking aangepast moet worden met behulp van retouche om schade te

Fig. 33. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de klingen met kernvoet met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

repareren die is ontstaan na het slaan van hinges of steps (Johansen & Stapert 2004, p 99). In Zeijen zijn 122 kernpreparatieklingen gevonden waarvan 106 met coördinaten. De verspreiding van de klingen is te zien in figuur 35.

‘Gewone’ klingen

Tijdens de opgraving zijn in Zeijen 1723 klingen en klingfragmenten gevonden. De verspreiding van de 1472 klingen waarvan de coördinaten bekend zijn is te zien in figuur 36. Over bijna de gehele opgraving zijn klingen aangetroffen, maar te zien is dat voornamelijk in het centrum van het opgravingsvlak en ten noorden daarvan de grootste concentraties voorkomen. Van de 1472 klingen zijn 351 klingen distale fragmenten, 372 mediale fragmenten en 369 proximale fragmenten. De overige 380 klingen zijn intact.

Figuur 37 laat de verdeling van de lengte van de intacte klingen zien. Bijna een derde van de klingen (123 stuks) heeft een lengte van 30 tot 40 millimeter. Dit is vrij kort voor laat-paleolithische klingen. De langste klingen zullen zijn gebruikt voor de vervaardiging van werktuigen. Daarnaast zijn lange klingen fragieler dan korte klingen. Deze zullen dan ook eerder breken. De gemiddelde lengte zal dus hoogst waarschijnlijk hoger hebben gelegen dan dat nu het geval is.

Fig. 34. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de decorticatieklingen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

Fig. 35. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de kernpreparatieklingen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

Fig. 36. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de ‘gewone’ klingen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

4.4.2 Afslagen

In Zeijen zijn in totaal 1563 afslagen of afslagfragmenten gevonden, van 1385 afslagen zijn coördinaten bekend. De overige 178 artefacten zijn oppervlakte vondsten of afslagen waarvan de coördinaat gegevens ontbreken. De 1385 afslagen met coördinaten bestaan uit; afslagen met kernpreparatie (3 stuks), kerncorrectieafslagen (2 stuks), kernvernieuwingsafslagen (14 stuks) en ‘gewone’ afslagen (1366 stuks). In figuur 38 is de ruimtelijke verspreiding van de afslagen over de opgraving te zien.

Afslagen met kernpreparatie

Net als de kernpreparatieklingen worden ook afslagen met kernpreparatie voornamelijk in het beginstadium van het bewerken van een vuursteenknol geslagen om een geschikt afbouwvlak te ontwikkelen. Het kan ook voorkomen dat tijdens de bewerking van de kern het afbouwvlak gerepareerd moet worden door middel van kernpreparatie, waarbij afslagen met kernpreparatie van de kern af komen. Tijdens de opgraving in Zeijen zijn drie afslagen met kernpreparatie gevonden. De ruimtelijke verspreiding van de artefacten over de opgraving is te zien in figuur 39. De afslagen bevinden zich alle drie in de noordelijke helft van de opgraving.

Kerncorrectieafslagen

Zoals in de vorige paragraaf is uitgelegd, worden kerncorrectieafslagen verwijderd om oneffenheden en fouten op het afbouwvlak te herstellen. Daardoor zijn deze afslagen in de regel ook dikker dan gewone afslagen. De twee afslagen die in Zeijen zijn gevonden, hebben

dan ook een dikte van 10 en 18 millimeter. In figuur 40 is te zien dat de twee kerncorrectieafslagen in het zuidwesten in het opgravingsvlak liggen.

Fig. 38. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van alle afslagen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

Fig. 39. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de afslagen met kernpreparatie met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

Kernvernieuwingsafslagen

Het slagvlak is erg belangrijk tijdens het bewerken van een kern. De hoek van het slagvlak en het afbouwvlak moet kleiner dan 90 graden zijn om klingen te kunnen slaan. Het kan voorkomen dat een vuursteenknol van nature een goed slagvlak heeft, maar in de meeste gevallen is het nodig een slagvlak te prepareren. Tijdens de bewerking van vuursteen kan het nodig zijn om een nieuw slagvlak aan te brengen, om bijvoorbeeld fouten aan de rand van het slagvlak weg te slaan. Door met harde percussie op de zijkant van het afbouwvlak te slaan wordt een tablet van de kern afgeslagen en zo ontstaat een nieuw slagvlak. Deze afslagen worden kernvernieuwingsafslagen genoemd en zijn vaak te herkennen aan negatieven van afslagen aan de zijkanten van de vuursteen. Vaak is op de dorsale zijde ook nog slagvlakpreparatie zichtbaar. Tijdens de opgraving zijn veertien kernvernieuwingsafslagen gevonden, waarvan de ligging in figuur 41 te zien is. Acht van deze afslagen liggen gecentreerd in het midden van het opgravingsvlak.

‘Gewone’ afslagen

In Zeijen zijn 1541 afslagen of fragmenten van afslagen gevonden. De verspreiding van de 1366 afslagen waarvan coördinaat gegevens bekend zijn, is te zien in figuur 42. De grootste concentraties afslagen zijn te vinden in het centrum van het opgravingsvlak en ten noordoosten daarvan.

De afslagen zijn tijdens het determineren van het vuursteen onderverdeeld in kleine en grote afslagen. De 386 kleine afslagen hebben een lengte tussen 10 en 25 millimeter en de 465 grote afslagen zijn langer dan 25 millimeter. Tijdens de opgraving werd gezeefd met een

Fig. 40. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de kerncorrectieafslagen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

maaswijdte van 10 millimeter. Hierdoor zijn vuursteenfragmenten kleiner dan 10 millimeter niet bewaard gebleven.

Fig. 41. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de kernvernieuwingsafslagen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

Fig. 42. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de ‘gewone’ afslagen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

4.4.3 Kernen

In Zeijen zijn 103 kernen of kernfragmenten aangetroffen, wat een groot aantal is. Het voorkomen van zoveel kernen wijst erop dat de vindplaats Zeijen voor langere tijd bewoond is geweest. Deze kernen zullen niet binnen een tijdsspanne van een aantal dagen bewerkt zijn. Van 84 kernen zijn coördinaatgegevens bekend, de verspreiding is te zien in figuur 43. De kernen komen verspreid over het opgravingsvlak voor, maar het grootste deel ligt ten oosten van de mogelijke haard. In deze scriptie staan de kernen centraal, in hoofdstuk 5 worden deze uitgebreid besproken.

4.4.4 Blokken.

Vuurstenen waarbij het proximale gedeelte ontbreekt maar waarop wel een deel van een negatief is te zien, worden blokken genoemd. Hierbij is de slagbult niet meer zichtbaar, maar door de regelmatige ribben van afslagnegatieven zijn ze toch als artefacten met sporen van bewerking te herkennen. In Zeijen zijn 72 blokken gevonden, waarvan 65 met coördinaten. De ligging van de blokken is te zien in figuur 44.

Een aantal van deze blokken lijken delen van kernen te zijn die tijdens of na de bewerking uit elkaar zijn gevallen door interne vorstbreuken. Redelijk wat kernen vertonen vorstbreuken en lijken gefragmenteerd. Er is dan ook geprobeerd een aantal blokken op gefragmenteerde kernen te refitten, maar zonder resultaat.

Fig. 43. Dichtheidskaart van de ruimtelijke verspreiding van de kernen met vondstcoördinaten over het opgravingsvlak.

In document De Kern van Zeijen (pagina 31-42)