• No results found

Kernen waarvan het niveau van bekwaamheid niet kan worden vastgesteld

In document De Kern van Zeijen (pagina 64-76)

5. Kernen en bekwaamheid

5.6 De kernen van Zeijen

5.6.6 Kernen waarvan het niveau van bekwaamheid niet kan worden vastgesteld

Van 32 kernen (31,1 %)is het niet mogelijk te zeggen tot welk niveau de bewerker behoorde. Bij veel kernen, die hieronder besproken worden is dit onmogelijk doordat het slechts om een klein fragment gaat van een oorspronkelijk grotere kern. Op een aantal fragmenten zijn zo weinig bewerkingssporen waar te nemen, dat op basis van die sporen geen uitspraak kan worden gedaan over de kwaliteiten van de bewerker. Van andere kernen is de kwaliteit vuursteen heel slecht. Op deze kernen zijn een redelijk aantal fouten zichtbaar. Het kan zijn dat deze worden veroorzaakt door de slechte kwaliteit vuursteen, maar het kan ook zo zijn dat de kernen zijn bewerkt door een gevorderde pupil. Wanneer een kern niet met een redelijke mate van zekerheid bij één van de drie niveaus van bekwaamheid kan worden ingedeeld, worden ze in deze categorie beschreven. Eén van de kernen die hieronder is beschreven is vermoedelijk een mesolithische kern. Net als bij de kern beschreven paragraaf 5.6.4, is op deze kern minder patina waar te nemen.

Vondstnummer 119; 96×56×29 millimeter, 124 gram.

Op één zijde van de kern is preparatie zichtbaar. Voor de rest zijn geen bewerkingssporen waar te nemen. Mogelijk is dit een fragment en is de oorspronkelijke kern gebroken door interne vorstbreuken.

Vondstnummer 231; 59×30×22 millimeter, 40 gram.

Waarschijnlijk is de kern groter geweest, aan de zijkanten zitten vorstsplijtvlakken die recent aandoen. Er is één slagvlak zichtbaar waarvandaan een aantal afslagen geslagen zijn. Twee negatieven zien er goed uit, terwijl twee andere eindigen in hinges. Er zijn te weinig bewerkingssporen op de kern aanwezig om iets te kunnen zeggen over de kwaliteit van de bewerker.

Vondstnummer 422; 40×36×29 millimeter, 28 gram.

Dit is een distaal fragment van een kern in de preparatie fase. Waarschijnlijk is de kern tijdens deze fase gebroken door interne vorstscheuren. Op basis van de preparatie is niets te zeggen over de bewerker.

Vondstnummer 1581; 31×21×13 millimeter, 7 gram.

Op dit kleine kernfragment zijn twee kleine klingnegatieven zichtbaar. Deze zien er goed uit, maar zijn erg klein voor laat-paleolithische klingen. Het lijkt of dat bij het vernieuwen van het slagvlak

stacked steps zijn ontstaan. Deze kern ziet er recenter uit dan het overige materiaal dat in

Zeijen is gevonden. Er is geen witte- of glanspatina zichtbaar op de kern. Dit fragment heeft dezelfde fijne negatieven en recent uiterlijk als het de vermoedelijke mesolithische kern (vondstnummer 4177). Het is dan ook waarschijnlijk dat dit een mesolithisch kernfragment is.

Vondstnummer 2159; 78×70×37 millimeter, 166 gram.

Op de kern zijn twee kleine klingnegatieven zichtbaar die er redelijk goed uit zien. Voor de rest zijn er nog een paar kleine afslagen zichtbaar op de kern. Naast de klingnegatieven zit een vorstsplijtvlak dat mogelijk is ontstaan tijdens de bewerking. Er is te weinig informatie aanwezig op de kern om een indeling mogelijk te maken.

Fig. 55. Detailfoto van twee hinges op de kern met vondstnummer 23.

Vondstnummer 2195; 32×48×17 millimeter, 28 gram.

Op dit kleine fragment zijn weinig bewerkingssporen waar te nemen. Er zijn twee negatieven van kleine afslagen zichtbaar, maar het is niet duidelijk of naar een slagvlak of afbouwvlak gekeken wordt. Over dit fragment is dan ook verder niks te zeggen.

Vondstnummer 2197; 41×36×21 millimeter, 25 gram.

De kern zal uitéén gevallen zijn tijdens of na het bewerken, dit is slecht een klein fragment van de kern. Op de kern is vermoedelijk een deel van het slagvlak en het afbouwvlak te zien. Er lijken een aantal negatieven van klingen zichtbaar te zijn, waarvan er één eindigt in een

step. Maar dit fragment is te klein om uitspraken te kunnen doen over de bekwaamheid van de

bewerker.

Vondstnummer 2215; 71×39×19 millimeter, 45 gram.

De kern heeft één slagvlak dat enige malen vernieuwd is. Er zijn twee klingnegatieven zichtbaar, die vanaf het slagvlak zijn geslagen. Op een andere zijde is kernpreparatie zichtbaar. Het is niet duidelijk waarom daar de kern is geprepareerd. Er zijn te weinig bewerkingssporen om iets over de kwaliteit van de bewerker te zeggen.

Vondstnummer 2225; 36×51×25 millimeter, 36 gram.

De kern zal tijdens of na de bewerking uit elkaar gevallen zijn door interne vorstscheuren. Er zijn niet veel bewerkingssporen zichtbaar. Er lijkt een slagvlak te zijn gecreëerd door middel van een afslag en er zijn twee klingnegatieven zichtbaar. Doordat er weinig bewerkingssporen zichtbaar zijn, is het lastig deze kern in te delen. In ieder geval kan gezegd worden dat de negatieven te mooi zijn voor een beginnend bewerker en dat de kern vermoedelijk in een vroeg stadium is neergelegd.

Vondstnummer 2249; 31×34×46 millimeter, 39 gram.

Door vorstbreuken is alleen het proximale deel van de kern bewaard gebleven. Het slagvlak is geprepareerd en enkele malen vernieuwd. Het bovenste deel van het afbouwvlak laat het begin van een aantal negatieven zien die er regelmatig uitzien. Maar op basis van dit kleine fragment kan niets over de bekwaamheid van de bewerker worden gezegd.

Vondstnummer 2305; 55×25×18 millimeter, 17 gram.

Op dit kleine kernfragment zijn maar enkele bewerkingssporen waar te nemen. Er is één geprepareerd slagvlak te zien en drie delen van negatieven. Deze lijken er op het eerste gezicht wel redelijk goed uit te zien, maar het fragment is te klein om iets over de kwaliteiten van de bewerker te kunnen zeggen.

Vondstnummer 4176; 20×27×31 millimeter, 17 gram.

Dit proximale kernfragment heeft een geprepareerd slagvlak dat enkele malen vernieuwd is. Van het afbouwvlak zijn nog maar de bovenste twintig millemeter zichtbaar. De negatieven lijken er goed uit te zien.

Vondstnummer 4178; 28×43×20 millimeter, 19 gram.

Op dit proximale kernfragment is een geprepareerd slagvlak zichtbaar en een deel van het afbouwvlak. De slaghoek is tussen de 60 en 70 graden, ideaal voor het bewerken van vuursteen. De negatieven zien er, voor zoveel zichtbaar, regelmatig uit. Waarschijnlijk is deze kern bewerkt door een ervaren bewerker. Maar op basis van een fragment dat zo klein is, kan dat niet met zekerheid worden gezegd.

Vondstnummer 4184; 44×37×16 millimeter, 30 gram.

Het is waarschijnlijk dat de kern groter is geweest en na de bewerking is gebroken. Op de kern is nog een slagvlak zichtbaar en een groot deel van het afbouwvlak. De klingnegatieven zien er veelal regelmatig en goed uit. Alleen de drie laatste klingen eindigden is hinges. Het is goed mogelijk dat dit kwam door interne vorstscheuren.

Vondstnummer 4186; 61×37×18 millimeter, 39 gram.

Dit fragment is onderdeel geweest van een grotere kern en te klein om iets over de mate van bewerking te zeggen. Wel zijn nog twee slagvlakken tegenover elkaar zichtbaar, die bestaan uit oude vorstsplijtvlakken. Van het afbouwvlak is weinig overgebleven.

Vondstnummer 4190; 48×24×33 millimeter, 50 gram.

Dit lijkt een kernfragment van een restkern dat na de bewerking is gebroken. Er is maar één slagvlak zichtbaar dat geprepareerd is en een aantal keren vernieuwd. Alleen het proximale deel van het afbouwvlak is bewaard gebleven. Er kan niks worden gezegd over de lengte van de klingen en hoe ze eindigen in de kern.

Vondstnummer 4194; 61×21×31 millimeter, 72 gram.

De kern heeft maar één slagvlak. Er zijn maar twee duidelijke negatieven zichtbaar die er goed uitzien. Aan één zijkant en aan de achterkant van de kern zijn oude vlakken zichtbaar. Aan de andere zijkant van de kern lijkt een recenter vorstsplijkstuk te zitten. Mogelijk is de kern tijdens of na de bewerking uit elkaar gevallen en kijken we nu niet naar de complete kern. Op basis van twee negatieven valt er weinig te zeggen over deze kern.

Vondstnummer 4199; 61×31×34 millimeter, 53 gram.

Dit fragment is te klein om iets over de kwaliteit van de bewerker te zeggen. Er is nog wel zichtbaar dat de kern twee geprepareerde slagvlakken tegenover elkaar heeft, maar van het afbouwvlak is bijna niets bewaard.

Vondstnummer 4201; 53×48×18 millimeter, 49 gram.

De twee geprepareerde slagvlakken zitten evenwijdig gepositioneerd op de kern. Bij beide slagvlakken is een ander afbouwvlak gebruikt. Op zich zien de klingnegatieven er redelijk uit, maar ze zijn aan de kleine kant. Van deze kern kunnen ook geen lange klingen geslagen worden, het is dan ook onduidelijk wat de bedoeling van deze kern was.

Vondstnummer 4202; 72×36×25 millimeter, 80 gram. Refit met kling met kernvoet (vondstnummer 2234).

Wanneer de kling met kernvoet op de kern is gerefit is te zien dat er twee slagvlakken zijn, waarvan er één geprepareerd is. Op het oorspronkelijke afbouwvlak is een bult ontstaan, waardoor aan beide kanten negatieven eindigen in hinges. Deze kon niet worden weggewerkt door de bewerker. Hierna is een vanaf een andere zijde geprobeerd klingen van de kern te slaan, waarbij de kling met kernvoet van de kern is geslagen en zo het distale deel van de kern is verwijderd. Vervolgens zijn nog een aantal klingen geslagen die ook eindigden in hinges. De vuursteen is van slechte kwaliteit met veel onregelmatig heden. Het is niet duidelijk of dit de oorzaak is voor de vele foute afslagen of dat de bewerker verantwoordelijk is voor de fouten.

Vondstnummer 4203; 39×52×38 millimeter, 63 gram.

De twee slagvlakken bestaan uit twee vorstsplijtstukken. Het is vanaf het begin een heel kleine kern geweest voor het slaan van klingen. De negatieven zien er niet slecht uit, er zijn

wel een aantal foutjes gemaakt tijdens het bewerken. Op een aantal plaatsen zijn de afslagen bijna meteen afgebroken en op één plaats is er bijna sprake van stacked steps.

Deze kern ziet er relatief jong uit in vergelijking met het overige vuursteenmateriaal. De kern heeft geen witte patina en de kleine afslagen rond het slagvlak zien er recent uit. Op de klingnegatieven is echter wel een zelfde glanspatina waar te nemen als op de andere kernen. Het is mogelijk dat deze kern langs de slagvlakken is geraakt door een ploeg, waardoor de kern er recenter uitziet.

Vondstnummer 4205; 60×44×35 millimeter, 84 gram.

De kern heeft twee slagvlakken die tegenover elkaar liggen en welke beide geprepareerd zijn. Het afbouwvlak is nu nog 58 millimeter en wordt aan de kleine kant voor het vervaardigen van klingen. Ook wordt de kern dunner wat het moeilijker maakt deze te bewerken. Een aantal negatieven ziet er goed uit, maar andere zijn kort en eindigen in een hinge of een step. Aan de zijkant van de kern zit een plek waar bewerking logischer wijs niet plaats zou vinden en waar stacked steps te zien zijn.

Vondstnummer 4218; 77×36×25 millimeter, 69 gram.

Op het afbouwvlak zijn op twee plaatsen nog gedeeltes van oude vlakken zichtbaar. Dat betekent dat de kern nog in het begin stadium van bewerking verkeerde. Aan de zijkanten van het afbouwvlak is nog kernpreparatie zichtbaar, net zoals op de achterzijde van de kern. Op het afbouwvlak zijn een aantal negatieven zichtbaar. Deze zien er niet regelmatig uit en een aantal afslagen eindigt in steps en hinges. De preparatie van de kern is goed gelukt, maar er zijn geen goede klingen van de kern gekomen. Het is niet te zeggen of dit komt door de ervaring van de bewerker of door de slechte kwaliteit vuursteen.

Vondstnummer 4221; 61×49×35 millimeter, 99 gram.

De kern heeft twee slagvlakken die niet heel mooi tegenover elkaar liggen, maar iets schuin. Een van de slagvlakken bestaat nog uit de cortex. Het andere slagvlak is wel geprepareerd en een aantal keren vernieuwd. Het is een rest kern, er is een bult ontstaan die niet meer weg te werken is en de hoeken worden stomp. De kern is ook al aan de kleine kant om nog goede klingen ervan af te slaan. De laatste klingen zien er onregelmatig uit door de bult, maar daarvoor lijken mooie klingen van de kern te zijn geslagen.

Vondstnummer 4239; 89×48×37 millimeter, 128 gram.

Op de kern zijn brandsporen zichtbaar. Het proximale deel van het afbouwvlak, bij het slagvlak is weg door de brandsporen. De kernpreparatie is nog zichtbaar, de kern was dus nog in het begin stadium van bewerking toen het werd weggegooid. Het is niet gelukt om de eerste kling over de gehele lengte van het afbouwvlak te slaan. Halverwege braken de klingen af waardoor een bult ontstond die onwerkbaar was. Hierna is de kern weggegooid.

Vondstnummer 4240; 50×48×27 millimeter, 78 gram.

Op de kern is één slagvlak aanwezig dat een oud vorstsplijtvlak is. Het heeft al een goede hoek voor bewerking, dus het hoeft niet geprepareerd te worden. Er is een kling met kernvoet van de kern afgekomen. Op het afbouwvlak zijn een aantal goede negatieven te zien, maar de laatste afslagen eindigen veelal in hinges of steps. Net onder het slagvlak komen stacked steps voor. Enerzijds is er goede bewerking zichtbaar op de kern, anderzijds worden op het einde veel fouten gemaakt. Hierdoor is het onduidelijk over welke kwaliteiten de bewerker beschikte. Het zou eventueel ook nog mogelijk zijn dat deze kern primair is bewerkt door een goede bewerker en secundair door één die minder bekwam was.

Vondstnummer 4242; 85×51×31 millimeter, 117

gram.

De kern heeft twee geprepareerde slagvlakken tegenover elkaar. Het afbouwvlak is nog 85 millimeter lang. Van deze kern kunnen dus lange klingen geslagen zijn, veel negatieven eindigen echter halverwege het afbouwvlak in hinges. Ook zijn er net onder het slagvlak een aantal foute afslagen bij elkaar te zien. Het is niet duidelijk of deze fouten geslagen zijn omdat de kern te dun werd voor goede bewerking of doordat de bewerker nog niet ervaren was.

Vondstnummer 4246; 68×56×33 millimeter, 119

gram.

De kern heeft één slagvlak en een afbouwvlak van ongeveer 70 millimeter. Een aantal negatieven ziet er goed uit, maar de negatieven van de afslagen die als laatste van de kern af zijn gekomen zijn

beduidend minder goed en onregelmatig. Het is raar dat bovenop deze goede negatieven, zulke slechte negatieven zitten. Maar het is niet zeker dat dit het resultaat is van een secundaire bewerkingsfase.

Vondstnummer 4248; 91×45×34 millimeter, 130 gram.

Deze kern lijkt aan alle kanten uit elkaar gevallen te zijn. Op sommige plekken zie je nog sporen van bewerking en negatieven. Er is nog een slagvlak zichtbaar en er is nog te zien dat deze geprepareerd is. Maar aan alle kanten lijken vorstsplijtstukken te zitten en deze zien er allemaal recenter uit dan de afslagen. De negatieven vertonen enige mate van glanspatina en op de vorstsplijtstukken lijkt deze te ontbreken. Doordat de kern zo gefragmenteerd is, is het niet mogelijk een uitspraak te doen over de kwaliteiten van de bewerker.

Vondstnummer 4257; 50×42×41 millimeter, 120 gram.

Het proximale gedeelte van de kern is afgebroken door vorstscheuren. Er zit nog heel veel cortex aan de vuursteen, het lijkt erop dat de kern in de preparatiefase uit elkaar is gevallen. Doordat alleen het distale deel van de kern bewaard is gebleven kan weinig worden gezegd over de bewerking.

Vondstnummer 5981; 65×16×44 millimeter, 61 gram.

Het afbouwvlak is maar 14 millimeter breed. Op de randen is nog kernpreparatie te zien, en ook op beide slagvlakken aan weerszijden van het afbouwvlak is preparatie zichtbaar. Het is niet gelukt om de eerste kling over de gehele lengte van het afbouwvlak te slaan, waardoor een bult op het afbouwvlak ontstond. Bij pogingen om deze weg te werken zijn stacked steps ontstaan, waarna de kern aan de kant gelegd is.

Vondstnummer Zeijen; 103×63×52 millimeter, 477 gram.

Dit is een hele mooie grote kern, er zijn nog niet veel klingen vanaf gekomen. Het slagvlak is geprepareerd, rond het afbouwvlak is geen kernpreparatie zichtbaar. Twee klingnegatieven eindigen halverwege in een step en rond het slagvlak zijn een aantal afslagen mislukt. De rest

Fig. 56. Detailfoto van de stacked steps aan de bovenzijde van het afbouwvlak op de kern met vondstnummer 4240.

van de negatieven zien er goed en lang uit. Er had nog veel meer klingen van wel tien centimeter van de kern afgeslagen kunnen komen. Het is niet duidelijk waarom de kern aan de kant is gelegd.

6. Conclusie

Uit het vuursteenmateriaal blijkt dat Zeijen een overtuigende Creswell-vindplaats is. De vindplaats voldoet aan de kenmerken die een vindplaats moet hebben om tot de Creswell-traditie te behoren volgens de meest recente definitie van Barton, Jacobi, Stapert en Street (Barton et al. 2003, p 633). De Cheddar-spits is een gidsfossiel voor de Creswell-traditie. In Zeijen zijn zes Cheddar-spitsen gevonden. Daarnaast komen ook Creswell-spitsen en ‘lange B-spitsen’ voor. Er zijn geen Federmesser- of Tjonger-spitsen aangetroffen in Zeijen. Ook andere kenmerkende artefacten voor de Creswell-traditie zijn terug te vinden in het vuursteenassemblage, zoals; schrabbers op het uiteinde van lange spitsen, stekers en boren en

becs. Alleen het gebruik van de en éperon techniek is niet aangetoond in Zeijen.

Zeijen staat al jarenlang bekend in de literatuur als de vindplaats waar een mogelijke tentring en haard is gevonden. In deze scriptie is onderzocht of er aanwijzingen zijn voor het voorkomen van de structuur van veldkeien en de haard. Door middel van een booronderzoek en een veldinspectie rond de vindplaats is de bodemopbouw ter plaatse onderzocht en is gekeken of rond de vindplaats van nature veldkeien voorkomen. Uit het booronderzoek is gebleken dat er geen dekzand meer op de vindplaats aanwezig is en dat de vindplaats mogelijk direct op het keizand ligt. In deze dekzandlaag komt van nature steen, zoals vuursteen en keien voor. Tijdens de veldinspectie op een nabijgelegen veld zijn een aantal veldkeien aangetroffen. Deze komen ook waarschijnlijk uit het keizand. Het is niet duidelijk of de veldkeien die de mogelijke structuur vormen in situ zijn gevonden. In het opgravingsrappport en de dagrapporten van de opgraving wordt eerst vermeld dat 99% van de vondsten niet meer in situ zal liggen door verploeging en vervolgens wordt gesuggereerd dat de veldkeien in situ vast liggen in de bodem. Dit spreekt elkaar tegen en het is dan ook niet aannemelijk dat de vuurstenen wel verploegd zijn en de keien niet. Daarnaast zijn de keien in de omgeving een natuurlijk verschijnsel. Het is om deze redenen dan ook niet mogelijk uit te sluiten dat de stenenkring een natuurlijk verschijnsel is.

Tijdens de bestudering van het vuursteenmateriaal is gekeken of er aanwijzingen zijn dat de zwarte plek die tijdens de opgraving is gevonden mogelijk een laat-paleolithische haard is. Vermoedelijk heeft op de vindplaats Zeijen gedurende langere tijd Creswell-bewoning plaatsgevonden. Een haard zal tijdens langere bewoning enige keren zijn uitgeruimd. Dit beeld wordt ondersteund door de verspreiding van het verbrande vuursteenmateriaal. Ten oosten en noordoosten van de vermoedelijke haard zijn clusters waar te nemen waar proportioneel veel verbrand vuursteen voorkomt. Het is goed mogelijk dat op deze plaatsen het uitgeruimde materiaal uit de haard is neergelegd, zodat bij de heersende westenwind het materiaal niet op het leefoppervlak rond de haard terecht kwam. Op basis van het beeld van het verbrande vuursteen zou het goed mogelijk kunnen zijn dat de zwarte plek daadwerkelijk een haard is geweest gedurende de Creswell-bewoning.

Uit het vuursteenmateriaal blijkt dat in Zeijen veel vuursteen ter plekke is bewerkt. Er zijn veel kernen en een groot aantal afslagen en klingen gevonden op de vindplaats. Daarnaast

In document De Kern van Zeijen (pagina 64-76)