• No results found

64. Ondanks dat de hervorming van de procedure inzake de gerechtelijke vereffening-verdeling reeds in voege is getreden op 1 april 2012, kan het overgangsrecht hieromtrent op heden nog altijd een belangrijke rol spelen. Er liggen namelijk nog heel wat dossiers inzake de gerechtelijke vereffening-verdeling bij notarissen die vóór 1 april 2012 zijn opgestart maar die nog steeds niet afgewerkt zijn.148 De vraag stelt zich dan of de oude procedure of de nieuwe procedure van toepassing zijn op deze oudere zaken.

65. Krachtens artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek zijn de wetten in verband met de rechterlijke organisatie, de bevoegdheid en de rechtspleging onmiddellijk van toepassing op de hangende rechtsgedingen behoudens de uitzonderingen bij wet bepaald. Dus de wet inzake de hervorming van de gerechtelijke vereffening-verdeling zou in principe onmiddellijk in werking moeten treden, namelijk op 1 april 2012, maar de wet kan uitzonderingen bepalen op de onmiddellijke inwerkingtreding.

De wetgever heeft inzake de hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling een dergelijke uitzondering voorzien in artikel 9 van de wet houdende de hervorming van de procedure inzake de gerechtelijke vereffening-verdeling. Hierin wordt bepaald dat bij de zaken waarin de vordering tot verdeling hangende is en die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet in beraad zijn genomen, de bepalingen van toepassing zijn zoals die golden vóór de inwerkingtreding van die wet.149

We kunnen dus besluiten dat de nieuwe procedureregels van toepassing zijn bij enerzijds vorderingen die worden ingesteld vanaf 1 april 2012 en anderzijds vorderingen die reeds werden ingesteld vóór 1 april 2012 maar die nog in beraad worden genomen na 1 april 2012. De oude procedureregels zijn enkel nog van belang voor vorderingen die worden ingesteld voor 1 april 2012 én die nog in beraad zijn op 1 april 2012.

148 S. MOSSELMANS, “Temporele werking van de procedure tot vervanging van een notaris-vereffenaar”, RW 2019-

20, afl. 6, 225.

149 A. VANDERHAEGHEN, “Gerechtelijke procedure tot vereffening-verdeling. Hervorming”, NJW 2011, afl. 250,

66. De vraag kan worden gesteld wat de wetgever echter heeft bedoeld met een vordering die hangende is en nog in beraad is. Het is namelijk zo dat een gerechtelijke vereffening-verdeling start bij een vordering tot vereffening en verdeling. Nadien kunnen er verscheidene andere gedingen voordoen zoals de beoordeling van de zwarigheden, de vervanging van de notaris, … Voor elke van die vorderingen kan een zaak hangende zijn en in beraad worden genomen. Volgens het hof van beroep te Brussel lijkt het zinnig om de vordering tot verdeling te interpreteren als de vordering tot vereffening en verdeling die leidt tot de aanstelling van een notaris-vereffenaar. Het vonnis waarin de gerechtelijke vereffening-verdeling wordt bevolen met de aanwijzing van de notaris(sen)- vereffenaar(s) is dus het kantelpunt. Daar vangt de gerechtelijke verdeling aan, met toepassing van de procedureregels die op dat moment van toepassing zijn.150 Wanneer men zou aannemen dat de nieuwe wet zou moeten gelden bij elke nieuwe incidentele vordering die volgt na een aanstelling van de notaris onder de oude wet, zou de overgangsbepaling geen zin hebben. De nieuwe wet zou namelijk een onmiddellijke toepassing kennen.151

67. Hoewel deze overgangsmaatregel mijns inziens eenvoudig en duidelijk is, blijkt dit niet voor iedereen. Zo oordeelde het hof van beroep te Antwerpen in een arrest van 14 november 2017 bij een procedure waarbij de vordering tot vereffening-verdeling werd ingesteld op 12 januari 2010 en de vereffening-verdeling werd bevolen op 19 februari 2010 dat de oude procedureregels van toepassing waren. Het Hof van Cassatie oordeelde dan ook mijns inziens terecht dat hun beslissing niet naar recht verantwoord is en vernietigt het bestreden arrest.152

De tekst van artikel 9 van de wet van 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling geeft namelijk aanleiding tot verschillende interpretaties. Dit komt omdat de wetgever zich nooit de vraag heeft gesteld welke procedureregels van toepassing moeten zijn wanneer de familierechtbank na het aanstellingsvonnis nog eens wordt aangesproken, bijvoorbeeld bij de vordering tot vervanging van de notaris. De wetgever heeft enkel nagedacht over wat er moet gebeuren bij hangende dossiers bij de notaris maar niet over hangende dossiers na het aanstellingsvonnis bij de rechter. Meer bepaald heeft de wetgever zich nooit afgevraagd wat er moet

150 Brussel 26 juni 2012, T. Not. 2013, 132.

151 T. VAN SINAY, “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T. Fam. 2012, 109.

gebeuren bij zaken waarbij er vóór 1 april 2012 reeds een notaris is aangesteld en waarbij nadien de zaak terug bij de familierechtbank is gekomen. 153

68. Als gevolg hiervan zijn er drie strekkingen in de rechtsleer over de toepasselijkheid van de nieuwe regels inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar.154

De eerste strekking wordt vooral gevolgd door H. CASMAN, S. DEVOS en T. VAN SINAY. Deze strekking is net zoals mij, van oordeel dat de tekst duidelijk is en derhalve niet geïnterpreteerd dient te worden. De nieuwe regels inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar zijn van toepassing wanneer enerzijds de vordering tot verdeling is ingesteld vanaf 1 april 2012 en anderzijds wanneer de vordering tot verdeling reeds werd ingesteld vóór 1 april 2012 maar die nog in beraad worden genomen na 1 april 2012. De oude regels inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar zijn enkel nog van belang voor vorderingen die worden ingesteld vóór 1 april 2012 én die nog in beraad zijn op 1 april 2012.155 Deze strekking sluit zich aan bij de verantwoording die is gegeven in de Kamer156 en bij het Hof van Cassatie, zoals geoordeeld in het arrest van 2 november 2018, zoals hiervoor besproken157. Het was namelijk ook niet de bedoeling om het overgangsrecht ingewikkeld te maken met oog op de rechtszekerheid. Dit zou echter wel betekenen dat alle zaken met een aanwijzingsvonnis van vóór 1 april 2012 definitief onder de oude procedureregels vallen.158

De tweede strekking wordt gevolgd door J. VERSTRAETE en P. HOFSTRÖSSLER. Deze strekking is van oordeel dat de nieuwe wet onmiddellijk kan worden toegepast op zaken die onder de oude wet niet werden geregeld. Deze strekking is niet strijdig met de overgangsbepaling, aangezien deze letterlijk bepaalt dat “de oude bepalingen van toepassing blijven zoals die golden voor de inwerkingtreding van deze wet”. Wanneer het dus gaat om het verzoek betreffende de

153 J. VERSTRAETE, “Temporele werking van de nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling: 'Roma locuta, causa

finita'?”, Not.Fisc.M. 2019, 51-53.

154 S. MOSSELMANS, “Temporele werking van de procedure tot vervanging van een notaris-vereffenaar”, RW 2019-

20, 226.

155 J. VERSTRAETE, “Temporele werking van de nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling: 'Roma locuta, causa

finita'?”, Not.Fisc.M. 2019, afl. 2, 51.

156 Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling – Amendementen, Parl.St.Kamer 2010-11, nr. 1513/2, 3.

157 Zie randnummer 67.

158 S. MOSSELMANS, “Temporele werking van de procedure tot vervanging van een notaris-vereffenaar”, RW 2019-

vervanging van de notaris-vereffenaar, dan zullen hierop de nieuwe regels onmiddellijk van toepassing zijn omdat er onder de oude wetgeving geen wettelijke grondslag was voorzien.159 Deze strekking sluit zich dus aan bij de visie van het hof van beroep te Antwerpen bij het arrest van 14 november 2017, zoals hiervoor besproken.160 Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde in vorige arresten ook in dezelfde zin, zoals in het arrest van 5 november 2014, waar het hof nog eens de nadruk legde op het feit dat ze van oordeel zijn dat voor de procedure inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar het oude recht niet kan worden toegepast omdat de oude wet het probleem van de vervanging van de notaris-vereffenaar niet regelde dus dat de nieuwe wet daarom dient te worden toegepast.161 Dit arrest wordt nog eens bevestigd in een arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 28 juni 2016.162

De derde strekking wordt vooral verdedigd door C. DECLERCK en S. MOSSELMANS. Deze strekking volgt een teleologische interpretatie en is dus van oordeel dat de nieuwe wet onmiddellijk toepassing moet krijgen waar het reeds mogelijk is. Voorbeelden hierbij zijn de onmiddellijke toepassing van de procedure van de vervanging van de notaris-vereffenaar maar ook de mogelijkheid om af te zien van de boedelbeschrijving. Het hof van beroep te Gent heeft in een niet- gepubliceerd arrest verschillende elementen naar voor gebracht om deze strekking steun te geven. Zo wijst ze onder meer op de onmiddellijk toepasbaarheid van een procedurewet op hangende geschillen, het oordeel dat de overgangsregeling onvolkomen is, en het oordeel dat de nieuwe wet beter is dan de oude wet.163 Dit arrest ligt in dezelfde lijn als de vorige arresten van het hof van beroep te Gent. In een arrest van 23 oktober 2012 oordeelde het hof van beroep te Gent reeds dat de nieuwe procedureregels inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar reeds van toepassing zijn, ook al dateert het aanwijzingsvonnis van vóór 1 april 2012.164

Op vlak van de vervanging van de notaris-vereffenaar, sluit deze derde strekking dus aan bij de tweede strekking maar op basis van een andere redenering.

159 J. VERSTRAETE, “Temporele werking van de nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling: 'Roma locuta, causa

finita'?”, Not.Fisc.M. 2019, afl. 2, 51-52.

160 Zie randnummer 67.

161 Antwerpen 5 november 2014, RW 2014-15, 1426-1427. 162 Antwerpen 28 juni 2016, RW 2018-19, 186-189.

163 J. VERSTRAETE, “Temporele werking van de nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling: 'Roma locuta, causa

finita'?”, NFM 2019, 52.

Het Grondwettelijk Hof heeft over deze materie een arrest geveld op 20 oktober 2016 waarbij zij zich ook aansluiten bij het de tweede en derde strekking. Meer bepaald ging het hierover een vervanging die werd gevraagd maar niet werd verkregen. Er wordt hier tegen beroep ingesteld maar dit beroep wordt onontvankelijk verklaard omdat artikel 1211, §2, in fine van het Gerechtelijk Wetboek elk rechtsmiddel uitsluit. Eén van de partijen gaat hiermee naar het Grondwettelijk Hof omdat hij van oordeel is dat de oude procedureregels nog van toepassing zijn en dat daarbij wel hoger beroep was toegelaten. Het Grondwettelijk Hof geeft het hof van beroep gelijk omdat noch de wet, noch de parlementaire voorbereidingen zich verzetten tegen de onmiddellijke toepassing van de nieuwe procedureregels inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar. Ze gaan hierbij zelf niet in op het feit dat het hier vermoedelijk om een procedure ging die onder de oude procedureregels valt. 165

69. Door de verschillende strekkingen in de rechtsleer en de rechtspraak is het duidelijk dat het overgangsrecht de komende jaren nog steeds een discussiepunt zal vormen. Het lijkt mij het veiligste om de eerste strekking te volgen, gezien de meest recente uitspraak deze strekking ook volgt.166 70. De vraag kan worden gesteld of de nieuwe wetgeving dan helemaal geen zin meer heeft voor procedures die nog onder de oude wetgeving vallen. S. MOSSELMANS stelt voorop dat partijen kunnen worden aangemoedigd om de nieuwe wet nog contractueel van toepassing te laten verklaren, indien dit nog mogelijk is. Indien dit niet meer mogelijk is, kan de nieuwe wetgeving toch steeds dienen als een leidraad die wordt gevolgd voor problemen die zich situeren onder de oude wetgeving.167