• No results found

Kritische nabespreking

71. Na een grondig overzicht van de mogelijkheden tot vervanging van de notaris(sen)- vereffenaar(s), blijken er toch enkele tekortkomingen.

165 GwH 20 oktober 2016, nr. 138/2016.

166 Cass. 2 november 2018, AR nr. C.18.0134.N, http://jure.juridat.just.fgov.be/.

167 S. MOSSELMANS, “Temporele werking van de procedure tot vervanging van een notaris-vereffenaar”, RW 2019-

72. Eén van de grote pijnpunten aan de regelgeving inzake de vervanging van de notaris- vereffenaar is het feit dat er wel gronden zijn ingeschreven in de wet op basis waarvan de vervanging van de notaris-vereffenaar kan worden gevraagd maar dat deze gronden niet voldoende duidelijk zijn uitgewerkt door de wetgever. Dit zorgt voor een grote rechtsonzekerheid. Het is echter wel te begrijpen dat het voor de wetgever een onbegonnen werk is om alle vervangingsgronden uit te schrijven en dat er steeds discussie kan worden gevoerd over bepaalde situaties die er al dan niet kunnen onder vallen. Nochtans zou een duidelijke omschrijving wel zorgen voor minder discussie in de rechtspraak en minder onterechte verzoeken tot vervanging. De wetgever zou dit probleem ook deels kunnen oplossen door een niet-limitatieve opsomming te maken bij elke grond tot vervanging van specifieke situaties waarin de vervanging kan worden gevraagd.

Het zou echter ook een middenweg zijn om bepaalde gronden uitdrukkelijk uit te sluiten waarop de vervanging kan worden gevraagd zoals in het geval van niet- provisionering. De wetgever had namelijk bij de vervangingsgrond op basis van de weigering kunnen vermelden dat de weigering op basis van niet-provisionering niet mogelijk is.

Het is voornamelijk de vervangingsgrond in geval er omstandigheden zijn die gerechtvaardigde twijfel doen ontstaan over de onpartijdigheid of onafhankelijkheid, die aanleiding geeft tot heel wat rechtspraak. Mijns inziens is deze vervangingsgrond te ruim, aangezien zelf een schijn van onpartijdigheid of onafhankelijkheid aanleiding kan geven tot de vervanging van de notaris- vereffenaar. Het lijkt mij dan ook beter dat de wetgever vooropstelt dat een schijn op zich onvoldoende is om een notaris-vereffenaar te vervangen.

73. De procedure om de vervanging van de notaris-vereffenaar in te stellen is duidelijk genoeg omschreven in de wet. In tegenstelling tot de vervangingsgronden, is hier veel minder discussie over. Toch lijkt het mijns inziens aangeraden om de beslissingen inzake de vervanging van de notaris-vereffenaar wel vatbaar te maken voor enige rechtsmiddelen. Wanneer één van de partijen van oordeel is dat er een grond tot vervanging aanwezig is, maar hij ongelijk krijgt, zal hij willen blijven procederen om de vervanging te bekomen, weliswaar op basis van andere gronden. Dit zal leiden tot meer procedures, terwijl dit net een argument was om het hoger beroep onmogelijk te maken tegen beslissingen inzake de vervanging van de notaris.

74. Mijns inziens zou het ook beter zijn om een extra vervangingsgrond te voorzien, namelijk in het geval de samenwerking tussen de partijen en de notaris-vereffenaar niet meer mogelijk lijkt, zoals reeds voorzien is in het geval dat de samenwerking tussen twee notarissen-vereffenaars niet meer mogelijk is. Om een misbruik aan verzoeken te vermijden, zou het wel nuttig zijn om deze vervangingsgrond enkel te aanvaarden ingeval het verzoek uitgaat van alle deelgenoten. De deelgenoten zouden immers heel wat procedures kunnen instellen om de vervanging te bekomen, hoewel daarvoor op heden nog geen grond voor bestaat, omdat ze een samenwerking met de huidige notaris-vereffenaar niet meer zien zitten. Dit kan sneller opgelost worden door een nieuwe vervangingsgrond te voorzien.

75. Overigens is het ook tijd voor de wetgever om langer stil te staan bij het overgangsrecht wanneer er een wetswijziging aankomt. Mijns inziens wordt hier in het algemeen te weinig aandacht aan besteed. Wanneer het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof elkaar dan beginnen tegen te spreken inzake de toepasselijkheid van de nieuwe regels omtrent de vervanging van de notaris- vereffenaar, weet geen enkele rechter nog hoe de vork aan de steel zit. Hoe kan men dan verwachten dat het recht dan correct wordt toegepast?

76. De vervanging van de notaris zal altijd zorgen voor een tijdverlies en dus frustraties bij de partijen, hoewel dit het tegenovergestelde is van wat de wetgever voor ogen had tijdens de invoering van de nieuwe procedure inzake de gerechtelijke vereffening-verdeling. Er zijn heel wat gronden in de wet ingeschreven om de vervanging van de notaris-vereffenaar te bekomen, waardoor de vervanging gemakkelijk kan worden gevraagd. Mijns inziens is het daarom aan de rechter om deze vervangingsgronden zo beperkt mogelijk te interpreteren, zodat een vaste rechtspraak wordt opgebouwd, waarbij de vervangingsprocedure een uitzonderlijke procedure wordt. Om dan toch te eindigen met een positieve noot, zullen er volgens mij toch minder vervangingsverzoeken worden ingesteld vanwege de wijziging van de Organieke Wet door de Potpourri V-wet. Wanneer de notaris verhinderd is, zal het nu makkelijker en snel gaan om een associé aan te stellen in zijn plaats. Gelet op het aantal notarissen die tegenwoordig geassocieerd zijn, vormt dit toch een belangrijk verbeterpunt sinds de hervorming van de procedure inzake de gerechtelijke vereffening-verdeling.

BIBLIOGRAFIE

Wetgeving

Bindende wetgeving

- Wet van 3 augustus 1992 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, BS 31 augustus 1992.

- Wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, BS 1 oktober 1999.

- Wet 13 augustus 2011 houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening-verdeling, BS 14 september 2011, 59.603.

- Wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

- Deontologische code van 22 juni 2004 vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen, BS 3 november 2005.

- Koninklijk besluit van 9 maart 2003 houdende goedkeuring van de reglementen van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding en voor het toezicht op de boekhouding, BS 1 april 2003.

- Koninklijk besluit van 21 september 2005 tot goedkeuring van de deontologische code vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen, BS 3 november 2005, 47.389. - Reglement voor de Organisatie van de notariële boekhouding goedgekeurd door de

Algemene Vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen op 9 oktober 2001, gewijzigd bij besluit van de Algemene Vergadering van de Nationale Kamer van Notarissen op 22 oktober 2002, goedgekeurd bij KB van 9 maart 2003, BS 1 april 2003. Niet-bindende wetgeving

- Algemeen reglementair kader met betrekking tot de regels van de notariële praktijk, aangenomen door de algemene vergadering van 24 oktober 2000, gewijzigd door de algemene vergaderingen van 25 januari 2005, van 26 april 2005 en van 24 januari 2019.

Parlementaire voorbereiding

- Wetsvoorstel houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening- verdeling, Parl. St. Senaat 2010-11, nr. 405/6, 54-57.

- Wetsontwerp houdende hervorming van de procedure van gerechtelijke vereffening- verdeling – amendementen, Parl. St. Kamer 2010-11, nr. 1513/2, 3.

- Verslag van de commissie, Parl. St. Senaat 2010-11, nr. 5-405/6, 58.

Rechtspraak

Europees

- EHRM 28 november 2000 (Siegel/Frankrijk), RTDF 2001, 759.

Belgisch

- Antwerpen 18 maart 2002, T.Not. 2004, 157.

- Antwerpen 5 november 2014, RW 2014-15, 1426-1427. - Antwerpen 6 januari 2016, RW 2017-18, 262-263. - Antwerpen 31 mei 2016, RW 2018-19, 1031-1032. - Antwerpen 28 juni 2016, RW 2018-19, 186-189. - Antwerpen 3 oktober 2018, TEP 2018/4, 871-873. - Bergen 25 november 2003, JLMB 2004, 1209. - Bergen 17 februari 2009, JLMB 2011, 357.

- Brussel, 28 juli 2008, Rev.trim.dr.Fam., 2011, 787. - Brussel, 28 juli 2008, T.Not. 2011, 148.

- Brussel 26 juni 2012, T.Not. 2013, 132. - Brussel 14 januari 2014, JT 2014, 287. - Gent 29 april 2003, NJW 2003, 1081.

- Gent 23 oktober 2012, RW 2014-15, nr. 4, 149-152. - Gent 16 april 2013, T.G.R. 2013, 256-257.

- Gent 7 januari 2016, T.Not. 2016, 583.

- Luik 5 december 2006, RTDF 2007, 1266-1270. - Cass. 24 oktober 2002, NJW 2003, nr. 22, 237.

- GwH 14 oktober 2011, nr. 155/2011, https://www.const-court.be. - GwH 17 maart 2016, nr. 43/2016. - GwH 16 juni 2016, nr. 96/2016. - GwH 20 oktober 2016, nr. 138/2016.

Rechtsleer

Boeken

- BARBAIX, R., “Actuele ontwikkelingen familial vermogensrecht 2016” in N. CARETTE en R. BARBAIX, Tendensen Vermogensrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 9.

- DECLERCK, C., en MOSSELMANS, S., “Een nieuw draaiboek tot gerechtelijke vereffening-verdeling in het licht van de wet van 13 augustus 2011” in CASMAN, H., en DECLERCK, C. (eds.), De hervorming van de gerechtelijke vereffening en verdeling, Antwerpen, Intersentia, 2012, 12-16.

- MOSSELMANS, S., “Leidraad bij de aanwijzing en vervanging van de notaris(sen)- vereffenaar(s) inzake gerechtelijke vereffening-verdeling”, in CARETTE, N., en BARBAIX, R. (eds), Tendensen Vermogensrecht 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 198-212.

- TAYMANS, J.-F. “Le remplacement du notaire-liquidateur” in La nouvelle procédure de liquition partage judiciaire. Première analyse de la loi du 13 août 2011, Brussel, Larcier, 2012, 259-275.

- VAN DEN BERGH, B., “Wie is er bang van de actieve notaris-vereffenaar?” in N. CARETTE en R. BARBAIX (eds.), Tendensen vermogensrecht 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 120-126.

- VAN DEN BERGH, B., De vervanging van de notaris. Praktisch toegelicht, Brussel, Larcier, 2016, 88 p.

- VAN DEN BOSSCHE, A., “In welke mate is de notaris gehouden zijn ambt te verlenen bij gebrek aan een afdoende provisie bij vereffening en verdeling?” in PINTENS, W. en DECLERCK, C., Patrimonium 2012, Antwerpen, Intersentia, 2012, 299.

- VAN DEN BOSSCHE, A., “Nog maar eens over de onpartijdige en onafhankelijke notaris” (noot onder Rb. West- Vlaanderen 2 december 2016), T.Not. 2017, 185-196. - VERBIST, J., Liber Amicorum Aloïs Van den Bossche, Brugge, die Keure, 2019, 575

- VERSTRAETE, J., en HOFSTRÖSSLER, P., De vernieuwde procedure inzake gerechtelijke verdeling, Brugge, Die Keure, 2012, 397 p.

- WEYTS, L., De notariswet, Mechelen, Kluwer, 2018, 404 p.

Tijdschriften

- AUGHUET, C., “Fiche n° 6 – Pour quelles cuases le notaire-liquidateur peut-il refuser sa mission ou demander son remplacement?, RNB 2016, 134-136.

- AUGHUET, C., en CARBONE, M., “La procédure de liquidation-partage judiciaire nouvelle est arrive!”, Act.dr.fam. 2012, 83.

- CARBONE, M., “Fiche n°7 – L’incidence d’une demande de remplacement sur la poursuite des operations de liquidation-partage judiciaire”, Rev.Not. 2016, 137.

- CASMAN, H. “De gerechtelijke vereffening-verdeling onder de nieuwe wet – nieuwe handleiding voor de notaris-vereffenaar”, NFM 2012, nr. 3, 77.

- DE BOE, C. en VAN DROOGHENBROECK, J.-F., “Boedelbeschrijving”, in Rép. not., Deel XIII, Notariële rechtspleging, Boek 1/2, Bruxelles, Larcier, 2012, nr. 68, X. - DE BUSSCHERE, C., “De bindende deontologische code van de notarissen”, RW 2008-

09, 2-16.

- DE CLERCQ, M., “Actuele ontwikkelingen inzake ambtsweigering”, NFM 2004, 247- 259.

- DEROM, J., “Tableau comparatif en matière de liquidation-partage judiciaire: L'avant/après de la loi du 13 août 2011”, Notamus 2015, Brussel, Bruylant, nr. 2., 50- 65.

- DETANDT, F., en GUISSET, S., “Liquidation-partage: appel d’un jugement relatif au remplacement du notaire-liquidateur”, BSJ 2017, nr. 577, 3.

- MOSSELMANS, S., “Geen rechtsmiddel inzake de vervanging van een notaris- vereffenaar”, (noot onder GwH 17 maart 2016), T. Fam. 2016, 146.

- MOSSELMANS, S., “Temporele werking van de procedure tot vervanging van een notaris-vereffenaar”, RW 2019-20, afl. 6, 225-228.

- P., D., “Note sous Cour constitutionnelle, 20 octobre 2016, n° 138/2016”, RTDF 2017, nr. 2, 285.

- STERCKX, L., “La réforme de la procédure de liquidation-partage”, J.T., 2012/12, n° 6472, 225-237.

- VAN DEN BOSSCHE, A., “De ombudsman”, T.Not. 2015, 595-600.

- VAN SINAY, T., “Grasduinen in de nieuwe gerechtelijke verdeling. Commentaar bij de wet van 13 augustus 2011”, T. Fam. 2012, 109.

- VANDERHAEGHEN, A., “Gerechtelijke procedure tot vereffening-verdeling. Hervorming”, NJW 2011, afl. 250, 650.

- VERSTRAETE, J., “De vervanging van de notaris-vereffenaar en het overgangsrecht van de wet van 13 augustus 2011 op de gerechtelijke verdeling”, T. Not. 2013, afl. 2, 133-136.

- VERSTRAETE, J., “Temporele werking van de nieuwe wet op de gerechtelijke verdeling: 'Roma locuta, causa finita'?”, NFM 2019, 51-53.

Niet-gepubliceerde bijdragen

- HOFSTRÖSSLER, P., “De krachtlijnen van de nieuwe procedure: een nieuw draakboek. De gewijzigde rol van rechter en advocaat”, Bijdrage voor de vormingsdag van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, 2012, 66 p.