• No results found

2

Opzet monitoringprogramma

De opzet van het monitoringprogramma volgt de systematiek van de KRM, die werkt met zogenaamde descriptoren. Dat zijn min of meer meetbare bouwstenen van het mariene milieu. Voor elk van de descriptoren zijn milieudoelen bepaald en één of meerdere indicatoren opgesteld. Bij het bepalen van de milieudoelen voor de KRM is zoveel mogelijk aangesloten bij de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Bij het opstellen van de indicatoren is zoveel mogelijk geprobeerd aan te sluiten bij bestaande indicatoren zoals de EcoQO’s van OSPAR.

2.1 Descriptoren en indicatoren

De KRM heeft elf descriptoren waarvoor de goede milieutoestand (GMT) moet worden bereikt, te weten:

1. Biodiversiteit 2. Exoten

3. Commerciële vis-, schaal- en schelpdierbestanden 4. Voedselketens

5. Eutrofiëring 6. Zeebodemintegriteit

7. Hydrografische eigenschappen 8. Vervuilende stoffen

9. Vervuilende stoffen in vis en andere visserijproducten 10. Zwerfvuil

11. Energie/Onderwatergeluid

Voor elk van de descriptoren zijn één of meerdere indicatoren benoemd om de toestand van het mariene milieu te kunnen aangeven.

Sommige descriptoren hangen onder de noemer ‘mariene ecosysteem’ sterk met elkaar samen. Nederland heeft er dan ook voor gekozen deze descriptoren – biodiversiteit (1), commerciële vis-, schaal- en schelpdierbestanden (3), voedselwebben (4) en

zeebodemintegriteit (6) – samen te voegen onder de noemer mariene ecosysteem. Omdat een aantal indicatoren wordt gebruikt voor de waardebepaling van meerdere descriptoren, en bovendien een descriptor zoals biodiversiteit zelf ook is samengesteld uit meerdere onderdelen (vogels, vissen, benthos, zeezoogdieren), beschrijft het

monitoringprogramma álle afzonderlijke descriptoren en de daarvoor gebruikte

indicatoren. Bij het verwerken van meetgegevens kan dan later elke gewenste combinatie worden gemaakt.

Het monitoringprogramma gebruikt voor de indeling van indicatoren dezelfde nummering als in het overzicht in Mariene Strategie Deel 1.

Nr. Indicatoren per descriptor Benthos

1 Geaggregeerde indicatoren voor verspreiding, voorkomen en conditie van

representanten van langlevende en voor bodemberoering gevoelige benthossoorten en biogene structuren

2 De primaire indicator voor de visserijdruk op commerciële visbestanden is de vissterfte van commercieel gevangen vis (= F). Waar waarden voor F niet beschikbaar zijn, kan de (verandering in) vangst per visserij-inspanningseenheid worden genomen (Catch Per Unit of Effort)

3 De biomassa van de paaibestanden (SSB van commercieel gevangen vis)

4 Grootteverdeling van visbestanden, zowel van commerciële als van kwetsbare soorten. Per soort de 95% percentiel van de vislengtedistributie waargenomen in onderzoeken van researchschepen

5 Geaggregeerde indicatoren voor populatieomvang, verspreiding en conditie van haaien en roggen, vissoorten met een langdurige negatieve trend en trekvissen

6 Discards bij visserij Vogels

7 Verspreiding, omvang, conditie en toekomstperspectief van populaties kwetsbare vogelsoorten en de kwaliteit van het leefgebied

Zeezoogdieren

8 Verspreiding, omvang en conditie en toekomstperspectief van populaties zeezoogdieren en de kwaliteit van het leefgebied

Demografische kenmerken

9 Relevante indicatoren zijn al onder ‘soorten’ genoemd Voedselwebben

10 Aandeel grote vissen in vangsten van bodemsoorten (IBTS): lengte-frequentieverdeling 11 Indicatoren voor zeevogels, zeezoogdieren en haaien en roggen als toppredatoren 12 Voedselrelatie van sleutelsoorten

Habitats

13 Verspreiding en omvang van algemeen voorkomende habitats (EUNIS-niveau 3) en habitats onder de Habitatrichtlijn

14 Zeebodemareaal dat niet wordt verstoord

15 Indices voor de samenstelling van bodemleefgemeenschappen

16 Indicatoren voor de kwaliteit van de verschillende habitats op EUNIS-niveau 3 Exoten

17 Aantal aanwezige exoten:

het aantal aanwezige invasieve exotensoorten 18 Aantal nieuwe exoten:

het aantal nieuwe invasieve exotensoorten per jaar 19 Ratio inheems/exoot:

de ratio tussen a) dichtheden of biomassa van inheemse soorten voor een selectie van specifieke soortengroepen (fytoplankton, macrobenthos, vis) in Natura 2000-gebieden Eutrofiëring 20 Nutriënten: Nutriëntenniveaus 21 Directe effecten 22 Indirecte effecten Hydrografische eigenschappen

P1 Omvang van het beïnvloede (zeebodem)areaal P2 Omvang van permanente veranderde habitattypen P3 Veranderde functies van habitats

Vervuilende stoffen 23 Polaire stoffen in water:

concentraties van vervuilende stoffen 24 Apolaire stoffen in biota:

25 Imposex en intersex: effecten van TBT (de mate van voorkomen van imposex bij zeeslakken)

26 Olievogels: effecten van olie (het percentage met olie besmeurde aangespoelde vogels) Vervuilende stoffen in visproducten voor menselijke consumptie

27 De frequentie van overschrijdingen van de geldende limieten 28 De daadwerkelijke gehalten die zijn gemeten

29 Het aantal vervuilende stoffen waarvoor overschrijdingen tegelijkertijd zijn gemeten 30 De bron van de vervuiling: zwerfvuil

31 Zwerfvuil op het strand:

trends in hoeveelheden, samenstelling, verspreiding en bronnen van zwerfvuil aangetroffen op de stranden

32 Plastic in stormvogels:

trends in de hoeveelheid en samenstelling van plastics, aangetroffen in de magen van mariene organismen

Onderwatergeluid

O1 Spreiding in tijd en plaats van luide impulsgeluiden met een lage of middenfrequentie O2 Ononderbroken geluid met een lage frequentie

De monitoring voor hydrografische eigenschappen is slechts aan de orde indien door (grote) ingrepen de hydrografische eigenschappen veranderen en levert geen structurele monitoringinspanning op voor het KRM-monitoringprogramma. In voorkomende gevallen wordt de monitoring afgedekt met projectmonitoring voor deze specifieke ingrepen. Daarnaast zijn er in de Mariene Strategie nog twee indicatoren voor onderwatergeluid gedefinieerd waaraan in een separaat onderzoeksprogramma invulling wordt gegeven.

2.2 Monitoringcyclus

Het KRM-monitoringprogramma vormt Deel 2 van de Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee 2012-2020, conform artikel 11 van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Het KRM-monitoringprogramma werkt de 32 indicatoren uit naar concrete monitoring op zee en bepaalt op basis daarvan:

1. in welke mate de gestelde doelen uit de Mariene Strategie Deel 1 worden bereikt (KRM, art 10)

2. de effectiviteit van de onder de KRM genomen maatregelen.

Daarmee voorziet het programma in de informatiebehoefte van beleid en beheer. Het KRM-monitoringprogramma levert daarmee een solide basis voor de update van de initiële beoordeling (KRM art 8) en beschrijving van de goede milieutoestand (KRM art. 9) en milieudoelen en indicatoren (KRM art. 10) die in 2018 zal plaatsvinden. Om dit te realiseren is een cyclisch proces vereist waarin een aantal stappen wordt doorlopen, zoals de volgende figuur weergeeft.

Gegevensinwinning Data- en

informatierapportage

Monitoringplan Informatiebehoefte Beleid & beheer

Informatievraag