• No results found

Opzet en keuze van de pensioenregeling

36 §4.2 Gevolgen voor accountants en de accountantsverklaring

Hoofdstuk 5: Opzet en keuze van de pensioenregeling

In welke mate wordt de opzet en keuze van de pensioenregeling bij werkgevers door RJ 271 en IAS 19 beïnvloed?

§1. Inleiding

De gevolgen die RJ 271 en IAS 19 met zich meebrengen spelen ongetwijfeld een rol op de opzet en financiering van de pensioenregeling. In paragraaf 2 wordt besproken in welke mate de nieuwe boekhoudregels de opzet en keuze van de pensioenregeling beïnvloeden. Tevens wordt beschreven welke overwegingen daarbij een rol spelen. In paragraaf 3 wordt ingegaan op het verloop van de typen pensioenregelingen in Nederland, voor en na de inwerkingtreding van de nieuwe boekhoudregels. Vervolgens wordt in paragraaf 4 een conclusie gegeven van wat in paragraaf 2 en 3 besproken is.

§2. Invloed op opzet en keuze van de pensioenregeling

Om de invloed van de nieuwe boekhoudregels op de opzet en keuze van de pensioenregeling bij werkgevers te kunnen vaststellen, is een vragenlijst opgesteld (zie bijlage 3). Deze vragenlijst is naar twintig werkgevers verstuurd. Deze werkgevers zijn willekeurig gekozen. De helft van de werkgevers heeft de vragenlijst ingevuld. De resultaten van de geretourneerde vragenlijsten zijn opgenomen in bijlage 5. Uit de gegeven antwoorden blijkt, dat alle ondervraagde werkgevers recent de pensioenregeling hebben herzien en 70% gaat op korte termijn de pensioenregeling nogmaals herzien. Een logische verklaring hiervoor kan zijn, dat de eerste herziening van de pensioenregeling achteraf toch niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Hierbij kan het bijvoorbeeld zo zijn dat de kosten en of risico’s nog niet in voldoende mate zijn verminderd en de pensioenregeling anders te kwalificeren is, dan de aanvankelijk de bedoeling was bij de herziening van de pensioenregeling.

De redenen voor het herzien voor de pensioenregeling tussen de verschillende werkgevers blijken redelijk overeen te komen. In de vragenlijst konden werkgevers kiezen uit zestien redenen voor het herzien van de pensioenregeling. Zie grafiek 1 voor de antwoorden en tabel 3 op de volgende pagina voor een toelichting op de redenen.

40

Grafiek 1: Redenen voor het herzien van de pensioenregeling85

Tabel 3: Redenen voor het herzien van de pensioenregeling

Nr. Reden

1. De nieuwe boekhoudregels: IAS 19 en/of RJ 271

2. Elimineren/reduceren van het risico op aanvullen tekorten (in geval van onderdekking) van het pensioenfonds

3. Elimineren/reduceren van de volatiliteit (schommelingen) in de balans

4. Elimineren/reduceren van de effecten van de pensioenregeling op het resultaat

5. Het reduceren van de kosten, die verbonden zijn aan de pensioenregeling

6. Het stabiliseren van/verkrijgen van zekerheid over de aan de pensioenregeling verbonden kosten 7. Risico-overdracht

8. Onvoldoende middelen om een dekkingstekort bij het pensioenfonds te kunnen aanvullen 9. Het vertrouwen in het pensioenfonds is toegenomen/afgenomen

10. Het reduceren/elimineren van de afhankelijkheid van het beleggingsbeleid van het pensioenfonds 11. Vertrouwen beleggers vergroten en/of waardering van de onderneming verhogen

12. De nieuwe Pensioenwet 13. Gelijke behandelingswetgeving 14. VPL-wetgeving

15. WIA-wetgeving

16. Het nieuwe Financiële toetsingskader

De belangrijkste redenen om de pensioenregeling te herzien zijn reden nummer vijf en twee. Het reduceren van de kosten wordt door 90% van de werkgevers gezien als een zeer belangrijke reden om de pensioenregeling te herzien. 70% van de werkgevers beschouwt het elimineren/reduceren van het risico op het aanvullen tekorten (in geval van onderdekking) van het pensioenfonds, als een zeer belangrijke reden om de pensioenregeling te herzien. Dit is begrijpelijk gezien de impact die RJ 271 en IAS 19 kunnen hebben op het resultaat en de balans van een onderneming. RJ 271 en IAS 19 hebben ervoor gezorgd dat werkgevers bewust zijn geworden van de risico’s en kosten, die een pensioenregeling met zich mee kan brengen.

Na de twee bovengenoemde redenen zijn de volgende redenen voor werkgevers een belangrijke tot zeer belangrijke reden voor het herzien van de pensioenregeling: risico-overdracht, de nieuwe Pensioenwet, het stabiliseren van/verkrijgen van zekerheid over de aan de pensioenregeling verbonden kosten, elimineren/reduceren van de effecten van de pensioenregeling op het resultaat en het elimineren/reduceren van

de volatiliteit (schommelingen) in de balans.

41

Ook wordt de VPL-wetgeving door de helft van de werkgevers, aangemerkt als een redelijk tot zeer belangrijke reden om de pensioenregeling te herzien. VPL-wetgeving is een afkorting voor de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling. De VPL-wetgeving heeft tot doel om de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen. De VPL-wetgeving beoogt dit te realiseren door de fiscale voordelen van vervroegd pensioen (vervroegde uitdiensttreding, prepensioen, overbruggingspensioen en ouderdomspensioen gericht op een leeftijd voor 65 jaar) weg te nemen.

Reden 9 en 10, het vertrouwen in het pensioenfonds en het reduceren/elimineren van de afhankelijkheid van het beleggingsbeleid, worden niet genoemd als reden om de pensioenregeling te herzien.

Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat het vertrouwen in pensioenfondsen en het beleggingsbeleid groot is en de afhankelijkheid van het pensioenfonds tevens niet als een probleem wordt ervaren. Over het algemeen hebben Nederlandse pensioenfondsen een redelijk goede dekking en het is daarom niet onwaarschijnlijk dat het vertrouwen in de pensioenfondsen en het beleggingsbeleid groot is.

Een andere verklaring kan zijn, dat het vertrouwen in het pensioenfonds en de afhankelijkheid van het beleggingsbeleid weliswaar een reden zijn om de pensioenregeling te herzien, maar niet als een belangrijke tot zeer belangrijke reden worden beschouwd.

Reden 11, het vergroten van het vertrouwen van de beleggers vergroten en/of verhogen van de waardering van de onderneming, speelt voor werkgevers evenmin een belangrijke rol bij het herzien van de pensioenregeling. Dit kan als volgt worden verklaard. Het herzien van de pensioenregeling wordt vaak niet als positief ervaren en het feit dat een herziening nodig is, zal in eerste instantie juist een negatief signaal afgeven aan beleggers. Vanuit is dit oogpunt is het begrijpelijk dat het vergroten van het vertrouwen van beleggers juist geen belangrijke reden zijn om de pensioenregeling te herzien.

Reden 16, het nieuwe Financiële toetsingskader, is voor werkgevers geen belangrijke reden voor het herzien van de pensioenregeling. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is, dat werkgevers zelf niet direct te maken hebben met het nieuwe Financiële Toetsingkader.

Uit de vragenlijsten is gebleken, dat bij 55% van de werkgevers na herziening van de pensioenregeling, sprake is van dezelfde pensioenregeling als voorheen. 27% van de werkgevers geeft aan te zijn overgestapt naar een hybride regeling en 18% is overgestapt naar een collectief DC-regeling. In feite is bij 45% van de werkgevers sprake van een overstap naar een collectief DC-regeling, aangezien een hybride regeling in feite een collectief DC-regeling is. Na herziening van de pensioenregeling heeft 46% van de ondervraagde werkgevers te maken met een DB-regeling. 27% van de werkgevers heeft na herziening een hybride regeling en eveneens heeft 27% van de werkgevers een collectief DC-regeling. Bij deze antwoorden van werkgevers dient echter een groot vraagteken te worden geplaatst. Immers is in Hoofdstuk 4 niet voor niets geconcludeerd, dat de kwalificatie van de pensioenregeling complex en aan interpretatie onderhevig is. Het is daarom nog maar de vraag of werkgevers de pensioenregeling zelf wel juist (weten te) kwalificeren.

42

§3. Typen pensioenregelingen in Nederland

Onderstaande tabel geeft een weergave van de typen pensioenregelingen, die in Nederland aanwezig zijn. Voor de jaren 1998 tot en met 2006, wordt per type pensioenregeling aangegeven, hoe vaak en in welk percentage de betreffende regeling in Nederland voorkomt. In 2006 bedroeg het aantal DB-eindloonregelingen 299. Het totaal aantal pensioenregelingen in dat jaar was 792. Het aantal DB-eindloonregelingen in 2006 ten opzichte van het totaal bedroeg derhalve 37,8%.

Tabel 4: Typen pensioenregelingen in Nederland86

Defined Benefit:

Eindloon Middelloon Combinatieregeling Vaste bedragen

Aantal % Aantal % Aantal % Aantal %

1998 637 61,4 161 15,5 61 5,9 48 4,6 1999 625 61,3 160 15,7 75 7,4 44 4,3 2000 585 59,2 164 16,6 86 8,7 41 4,1 2001 543 56,4 170 17,7 101 10,5 33 3,4 2002 499 53,1 182 19,4 116 12,4 28 3,0 2003 444 48,2 209 22,7 134 14,5 23 2,5 2004 397 46,2 214 24,9 136 15,8 18 2,1 2005 342 41,2 244 29,4 133 16,0 17 2,0 2006 299 37,8 267 33,7 121 15,3 17 2,1 Defined Contribution: Beschikbare

premie Spaarsysteem Totaal

Aantal % Aantal % 1998 40 3,9 54 5,2 1.038 1999 38 3,7 44 4,3 1.020 2000 38 3,8 41 4,1 988 2001 44 4,6 40 4,2 963 2002 47 5,0 38 4,0 939 2003 46 5,0 34 3,7 921 2004 44 5,1 31 3,6 860 2005 46 5,5 27 3,2 831 2006 50 6,3 21 2,7 792

Het totale aantal pensioenregelingen is in de periode 1998 tot en met 2006 gedaald van 1038 naar 792 pensioenregelingen. Reden voor de daling is de consolidatietendens in de Nederlandse pensioensector. Oorzaak van deze consolidatietendens is de toenemende internationalisering en de veranderende regelgeving in de pensioensector (zie Hoofdstuk 2, paragraaf 3.3). In de bovenstaande tabel staan de middelloonregelingen gekwalificeerd als zijnde DB-regelingen. Een middelloonregeling kan echter een DC-regeling zijn. Zo kan een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling een DC-regeling zijn. In dat geval zijn de bijdragen van tevoren overeengekomen en staan deze daarna vast. Bij een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling is het echter mogelijk, dat de premies (in de toekomst) wijzigen, bijvoorbeeld als gevolg van een wijziging in rekenrente. Een dergelijke regeling mag echter als zijnde een DC-regeling worden verwerkt, wanneer de

43

verplichting van de werkgever beperkt blijft tot het betalen van de (verzekerings)premie. Wanneer de verplichting van de werkgever niet beperkt blijft tot het betalen van de (verzekerings)premies, dient de pensioenregeling te worden aangemerkt en verantwoord als een DB-regeling. Bovenstaande resultaten van de pensioenmonitor suggereren daarom ten onrechte, dat alle middelloonregelingen per definitie DB-regelingen zijn.

De verhouding in het aantal eindloonregelingen, middelloonregelingen en combinatieregelingen is de laatste jaren sterk veranderd. Onderstaande grafiek geeft het verloop in de typen pensioenregelingen weer:

Grafiek 2: Verloop in typen pensioenregelingen over de periode 1998-2006 87

0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Eindloon Middelloon Combinatieregeling Vaste bedragen Beschikbare premie Spaarsysteem De grafiek laat een sterke daling zien van het aantal eindloonregelingen. Deze daling is gaande sinds 2000. Deze daling heef te maken met de sterke daling van de beurskoersen. Als gevolg van deze daling zijn de vermogensbuffers bij de pensioenfondsen aangetast. Om de vermogenspositie te herstellen en de risico’s te spreiden, zijn pensioenfondsen gaan beleggen in alternatieve investeringen. Daarnaast hebben veel pensioenfondsen ervoor gekozen, om de eindloonregeling om te zetten naar een middelloonregeling. Deze omzetting van een eindloonregeling naar een middelloonregeling, wordt echter niet alleen veroorzaakt door de sterke daling van de beurskoersen. De vergrijzing speelt hierbij ook een belangrijke rol. Om de effecten van de vergrijzing tegen te gaan en het pensioen betaalbaar te houden, worden veel eindloonregelingen omgezet naar middelloonregelingen.88 Het aantal middelloonregelingen is, als gevolg van bovenstaande oorzaken, de laatste jaren sterk toegenomen. Het aantal combinatieregelingen is in de jaren 1999 tot en met 2004 toegenomen en neemt sindsdien langzaam weer af. Het aantal beschikbare premieregelingen neemt de laatste paar jaar zeer langzaam toe. Aangezien een eindloonregeling een DB-regeling is en middelloonregeling zowel een DB-regeling als een DC-regeling kan zijn, kan voorzichtigheidshalve geconcludeerd worden dat het aantal DC regelingen is toegenomen. De pensioenmonitor geeft de verhouding tussen DB en DC-regelingen derhalve niet getrouw weer.

87 DNB Pensioenmonitor - http://www.statistics.dnb.nl/index.cgi?lang=nl&todo=PenMonitor

44

§4. Conclusie

Uit de resultaten op de vragenlijsten kan geconcludeerd worden, dat de nieuwe boekhoudregels zelf geen invloed hebben gehad op de opzet en keuze van de pensioenregeling bij werkgevers. De belangrijkste redenen voor werkgevers om de pensioenregeling te herzien zijn het reduceren van de kosten en het elimineren of reduceren van het risico op het aanvullen van tekorten (in geval van onderdekking van het pensioenfonds). De boekhoudregels zelf worden niet genoemd als reden voor het herzien van de pensioenregeling. Van een directe invloed op de opzet en keuze van de pensioenregeling is derhalve geen sprake. Indirect hebben de boekhoudregels wel degelijk invloed op de pensioenregelingen bij werkgevers. Werkgevers zijn zich door de nieuwe boekhoudregels bewust geworden van de risico’s en kosten, die verbonden zijn aan de pensioenregeling. Als gevolg daarvan, worden de pensioenregelingen door werkgevers herzien. Dit is duidelijk af te leiden uit de antwoorden op de vragenlijsten.

Daarnaast zijn risico-overdracht, de nieuwe Pensioenwet, het verkrijgen van zekerheid over de kosten en de impact van de pensioenregeling op de balans en het resultaat, belangrijke redenen voor werkgevers om de pensioenregeling te herzien.

Het aantal middelloonregelingen is de laatste jaren sterk toegenomen, als gevolg van een sterke daling van het aantal eindloonregelingen. De afname van het aantal eindloonregelingen en de toename van het aantal middelloonregelingen, was reeds gaande voor de inwerkingtreding van de nieuwe boekhoudregels. Dit is een gevolg van de sterke daling van de beurskoersen en de vergrijzing. Om de vermogenspositie van pensioenfondsen te herstellen en het pensioenstelsel betaalbaar te houden, zijn veel pensioenregelingen omgezet van een eindloonregeling naar een middelloonregeling. Een eindloonregeling kwalificeert als een DB-regeling. Een middelloonregeling kan zowel een DB-regeling als een DC-regeling zijn. Derhalve kan voorzichtigheidshalve geconcludeerd worden, dat het aantal DC regelingen is toegenomen. Dit is echter niet met zekerheid vast te stellen. Om dit met zekerheid te kunnen zeggen, zal nader onderzoek dienen plaats te vinden.

45