• No results found

OPVOEDINGSDOELEN

In document Pedagogisch beleidsplan (pagina 7-13)

Kinderdagverblijf Arthemis volgt in haar pedagogisch handelen de vier opvoedingsdoelen van professor J.M.A. Riksen-Walraven, waarbij rekening wordt gehouden met de

ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden. Deze opvoedingsdoelen zijn gericht op:

- Het geven van een gevoel van emotionele veiligheid - Het ontwikkelen van persoonlijke competenties - Het ontwikkelen van sociale competenties - Het zich eigen maken van normen en waarden

2.1. HET GEVEN VAN EEN GEVOEL VAN EMOTIONELE VEILIGHEID

Het kinderdagverblijf is erop gericht dat het kind zich ontplooit tot een volwaardig autonoom persoon. We bieden hiervoor een omgeving die voldoet aan de behoeften van autonomie (ik heb keuzevrijheid), verbinding (ik word gezien en ik hoor erbij) en competentie (ik kan het zelf). Dit betekent dat we het belonen en straffen (negeren, apart zetten en corrigeren) achterwege laten. We willen namelijk dat kinderen vanuit intrinsieke motivatie ontwikkelen.

Opvoeden gericht op het versterken van de autonomie vraagt onder andere om voorleven, verbinding aangaan met de kinderen, spelen met de kinderen en het aangeven van de eigen grenzen. Het zorgt voor een sterke verbinding in de groep en voor ruimte waarin kinderen hun eigen talenten kunnen ontwikkelen.

Onze bewuste keuze voor kleinschalige kinderopvang heeft als meerwaarde dat kinderen zich in een huiselijke en geborgen omgeving bevinden. De kinderen volgen een vast dagritme waarin dagelijkse routines en activiteiten in een herkenbare volgorde naar voren komen. Dit dagritme wordt iedere ochtend, aan de hand van dagritmekaarten, met de kinderen

besproken. Op deze wijze weten kinderen waar ze aan toe zijn en is het inzichtelijk wat zij gaan doen. De baby’s houden zoveel mogelijk hun eigen ‘thuisritme’ aan.

Daarnaast verblijven kinderen, vanwege het verticale karakter, vier jaar lang in eenzelfde groep; kinderen ontmoeten steeds dezelfde groepsgenoten. Dit is een vertrouwde plek waar kinderen met elkaar om kunnen leren gaan en van elkaar kunnen leren. Deze sociale

interactie steunt de behoefte aan verbinding en blijkt de (vroege) sociale ontwikkeling te stimuleren.

Naast het groepskarakter heeft een kind recht op individuele aandacht en zorg. Ieder kind is uniek met eigen kenmerken, behoeften en ontwikkelingsmogelijkheden. Om aan de behoefte van autonomie te voldoen, wordt eigen keuzevrijheid van het kind gerespecteerd en

8

gestimuleerd, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van de groep als geheel.

Doordat er kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar in een groep zitten (het verticale karakter) wordt er zowel in groepsverband als individueel aangesloten op de behoeften en de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Het individuele kind mag niet lijden onder de groep, maar de groep mag ook niet lijden onder een enkel kind.

Een ander belangrijk kenmerk van het kinderdagverblijf zijn de pedagogische medewerkers op de groep. Kinderen behoren zich voor veiligheid en geborgenheid, naast aan de ouders, te hechten aan de pedagogische medewerkers van de groep. Hiervoor is het van groot belang dat er vaste gezichten op een groep staan. Zo kan er een band ontstaan tussen pedagogische medewerker en kind, wat het welzijn en de ontwikkeling van het kind ten goede komt.

2.2. HET ONTWIKKELEN VAN PERSOONLIJKE COMPETENTIE

In de eerste vier jaar van een kind maakt zijn of haar ontwikkeling grote sprongen. Het kinderdagverblijf tracht deze ontwikkeling te ondersteunen en te stimuleren. Hiervoor wordt de Piramide-methode gebruikt. Deze methode wordt veel gebruikt in kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en in de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. De methode schept een pedagogisch klimaat waarin kinderen zich veilig en thuis voelen waardoor zij zin hebben de wereld te ontdekken. De materialen die worden gebruikt zijn ontwikkeld door pedagogen en onderwijskundigen en zijn gericht op gebieden zoals voorlezen, muziek, spel, motoriek, taal en rekenen. Het doel van de Piramide methode is het optimaliseren van een brede

ontwikkeling.

Lichamelijke ontwikkeling

In de leeftijd van 0 tot 4 jaar maakt het kind een grote motorische ontwikkeling door.

Het kind leert het hoofd optillen, trappelen, omrollen, zitten, kruipen, staan, lopen, klimmen en huppelen. Onze pedagogische medewerkers begeleiden de kinderen in dit proces. Voor baby’s geldt bijvoorbeeld dat de pedagogische medewerker het aantrekkelijk maakt voor een baby om te (leren) rollen, bijvoorbeeld met behulp van een vrolijk speelgoedje.

Daarnaast wordt het kind op kinderdagverblijf Arthemis ook door muziek, dans en

uitnodigende materialen gestimuleerd zich motorisch te ontwikkelen. Er is dan ook een ruim assortiment aan speelgoed en materialen voor verschillende leeftijden aanwezig op het kinderdagverblijf.

9

Van nature hebben de meeste jonge kinderen belangstelling voor bewegingsspel. De ontdekking hiervan gaat niet doelgericht, maar meer in de sfeer van ‘hoe voelt het iets te doen?”.

De fijne motoriek ontstaat onder meer in het fysiek contact met de pedagogische medewerker en wordt gestimuleerd door verschillende materialen zoals blokken of

knutselspullen. Bij baby’s door rammelaars, een babypuzzel of het doen van schootspelletjes.

Creatieve ontwikkeling

Uiteraard worden er in het kinderdagverblijf met veel plezier creatieve activiteiten ondernomen met de kinderen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan tekenen, schilderen of plakken. Een kind kan via deze weg zijn/haar fantasie kwijt en creatieve vaardigheden ontwikkelen. Ook de baby’s betrekken wij bij de creatieve activiteiten door bijvoorbeeld samen te verven, papier te scheuren, een boekje te lezen of muziek te maken.

Daarnaast wordt er veel gezongen en gedanst, kinderen worden hier zeer actief bij betrokken.

Al op zeer jonge leeftijd kunnen kinderen zich creatief ontwikkelen.

Verstandelijke ontwikkeling

Verstandelijke ontwikkeling is onder andere het leren spreken en begrijpen van de taal.

Kinderdagverblijf Arthemis vindt het belangrijk om elke dag minimaal 15 minuten aan alle kinderen voor te lezen. Het kinderdagverblijf is lid van de bibliotheek en hier worden elke maand nieuwe boeken geleend. Hierdoor wordt het taalbegrip ontwikkeld. Ook wordt, door middel van de intonatie, geprobeerd het juiste gevoel over te brengen, zodat wanneer het kind naar het basisonderwijs gaat er al een goed gevoel voor de taal aanwezig is en het auditieve (gehoor) al aardig “geprikkeld” is. Voorlezen biedt een goede basis voor het op latere leeftijd aanleren van het lezen en schrijven van de taal op school. Arthemis zal kinderen met een dreigende taalachterstand extra individuele aandacht geven, aansluitend op de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt.

Daarnaast wordt een kind met behulp van spelletjes uitgedaagd zich verstandelijk te

ontwikkelen, denk hierbij bijvoorbeeld aan memorie. Ook is er constructiemateriaal aanwezig om de ontwikkeling van het ruimtelijk inzicht te stimuleren. Tenslotte is er aandacht voor vormen, cijfers en eventueel letters.

Met de baby’s wordt gedurende de dag veel gepraat en de pedagogische medewerkers benoemen wat ze doen. Een verschoonmoment is een ideaal moment voor dat extra stukje aandacht, waarbij de pedagogische medewerkers gezellig tegen de baby kletst of bijvoorbeeld een liedje zingt. Naast voorlezen bieden we baby’s ook voelboekjes aan die samen ontdekt kunnen worden .

10

Naast de beschreven lichamelijke, creatieve en verstandelijke ontwikkeling van het kind vinden wij van belang dat het kind leert zelfredzaam te worden. De pedagogische

medewerker zal het kind aanmoedigen zelfstandig iets te ondernemen, zoals het opruimen van het gebruikte speelgoed. We vinden het belangrijk om daarbij onze waardering uit te spreken (‘bedankt dat jij hebt opgeruimd’), zodat het kind zich durft te ontplooien en het vertrouwen krijgt de handeling later te herhalen.

De pedagogische medewerkers zullen erop toezien dat de aanmoediging van de zelfstandige ontwikkeling afgestemd wordt op de fase waarin het kind zich bevindt.

De ruimte van het kinderdagverblijf

Tenslotte is de ruimte van het kinderdagverblijf volledig afgestemd op kinderen. Bij de inrichting heeft veiligheid en een vriendelijke sfeer voorop gestaan. De inrichting schept een klimaat waarin kinderen veilig en ongestoord kunnen spelen en ontdekken. De kinderen kunnen zich op deze manier zelfstandig verder ontwikkelen. Dit betreft zowel de buiten- als binnenruimte.

2.3. HET ONTWIKKELEN VAN SOCIALE COMPETENTIE

Tijdens de sociaal-emotionele ontwikkeling ontdekt/leert een kind hoe het is om samen met andere kinderen te spelen. Elk kind komt immers uit een andere “thuiscultuur”. Leren omgaan met anderen en respecteren dat ieder individueel kind/persoon anders is, is van groot belang.

Het stimuleren van de sociale competentie komt dagelijks naar voren. Alle kinderen, zowel baby’s als peuters, zijn deel van een groep en nemen op die manier deel aan

groepsgebeurtenissen. Een voorbeeld hiervan zijn de gezamenlijke tafelmomenten. De baby’s zitten in een wip- of tafelstoeltje (mits hun ritme dit toelaat) en worden betrokken bij het tafelmoment door naar elkaar te kijken, te praten en te reageren op de signalen van de baby.

Bij de peuters bevorderen de pedagogische medewerkers het aangaan van onderlinge gesprekjes en het achtereenvolgend luisteren naar elkaar.

Ook werken de kinderen door het groepsritme samen aan activiteiten. Naast zelfstandig spel worden er regelmatig activiteiten georganiseerd waarin samenspel naar voren komt. Hierbij kan gedacht worden aan een gezamenlijke knutselactiviteit, ‘Nijntje-verstoppertje’ of een fantasiespel (op berenjacht gaan). Wanneer mogelijk betrekken wij de baby’s ook bij deze gezamenlijke activiteiten (bijvoorbeeld samen muziek maken). Daarnaast bieden wij baby’s

11

activiteiten aan die aansluiten bij de ontwikkelingsfase. Hierbij kan gedacht worden aan het samen doen van een kiekeboe-spelletje tot (onder begeleiding van een pedagogische medewerker) met andere baby’s of peuters spelen.

De pedagogische medewerkers zullen een ondersteunende rol spelen bij het ‘samen spelen en samen delen’. Wanneer het nodig is zullen de pedagogische medewerkers bij conflicten tussen kinderen hen leren hoe ze hier mee om kunnen gaan. Het kind leert hierdoor sociale vaardigheden en de uitwerking van zijn/haar gedrag op anderen.

Een voorbeeld: Wanneer een kind een stuk speelgoed van een ander kind afpakt, gebeurt dit vaak onbewust. Door de reactie van een ander kind wat in tranen is, schrikt het kind van zijn/haar handeling (het afpakken). Vaak zal het kind het stuk speelgoed terug geven en het verdrietige kind troosten. Natuurlijk begeleidt de pedagogische medewerker de kinderen hierin. Op deze wijze leert een kind op speelse wijze oorzaak en gevolg van bepaald gedrag.

Het geweten ontwikkelt zich al op jonge leeftijd, bijvoorbeeld door de hierboven genoemde situatie. Het grote voordeel van een kinderdagverblijf is dat de kinderen intensief met andere kinderen omgaan, zodat deze belangrijke sociale eigenschap zich al op jonge leeftijd kan ontwikkelen.

Conflicten

Pedagogische medewerkers hebben oog voor de sociale relaties tussen de kinderen onderling. Negatieve relatiepatronen worden zoveel mogelijk voorkomen door kinderen op een warme, maar wel duidelijke manier te laten zien waar de grenzen van een ieder liggen.

Pedagogische medewerkers geven daarbij suggesties voor fijn en prettig samenspel en geven het goede voorbeeld. Zo leren kinderen zich te uiten en voor zichzelf op te komen. Ruzies hebben een belangrijke functie; kinderen verkennen grenzen bij elkaar en zichzelf. Bij conflicten grijpen we niet direct in, meestal lukt het kinderen heel goed om er zelf uit te komen. Als we wel moeten inspringen, stellen we ons op als bemiddelaar. We proberen afspraken te maken waar alle partijen tevreden mee zijn. Als een ruzie uit de hand dreigt te lopen, wordt er uiteraard niet afgewacht, maar direct ingegrepen. We geven de kinderen dan de ruimte om even tot rust te komen, bij de pedagogische medewerker of als het kind het fijn vind, even apart. Daarna geven de pedagogische medewerkers het goede voorbeeld hoe we een ruzie oplossen en hoe ze het goed kunnen maken. We benoemen daarbij de gevoelens van beide kinderen en dragen oplossingen aan, zodat kinderen leren om empathie te ontwikkelen en rekening te houden met elkaar.

12

2.4. HET ZICH EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN

Om volledig te ontplooien hebben kinderen kaders nodig in de vorm van afspraken en regels.

Kinderen maken de regels eigen, doordat de pedagogische medewerkers de regels voorleven en naleven. Door het goede voorbeeld te geven en uit te leggen waarom eenieder de regels van belang vindt, nemen de kinderen dit vanzelf over. Zo leren de kinderen bijvoorbeeld op hun beurt wachten tijdens het tafelmoment en ruimen we gezamenlijk het speelgoed op.

Als kinderen gedrag laten zien wat de regel overschrijdt (en dat gebeurt uiteraard dagelijks) dan laten de pedagogische medewerkers zien wat dit met een ander doet. We doen samen voor hoe we het op kunnen lossen en wat het gevolg is van het gedrag. We straffen nooit, omdat een kind bepaald gedrag nooit expres vertoont, maar dit altijd een uiting is van een frustratie op één van de behoeften. Een goed voorbeeld is het afpakken van speelgoed. Vaak hebben de kinderen de behoefte om dan zelf te spelen (behoefte aan autonomie) of om (onhandig) contact te leggen (behoefte aan verbinding). Om hier aan te voldoen, spelen de pedagogische medewerkers veel met de kinderen samen en laten actief zien hoe fijn het is om samen (of alleen) te spelen. Een voorbeeld gericht op baby’s is het pijn doen van een ander kindje door de baby. We benoemen dat het kindje verdrietig is, passen onze mimiek hierop aan en doen voor hoe een baby zachtjes kan doen (aaien).

Er wordt ook gebruik gemaakt van omgekeerd spel; welke gevoelens roepen afpakken/delen bij een kind op (inleven)? Bij duwen of trekken aan andere kinderen laten we zien wat dit met de ander doet en laten we zien hoe je het weer goed maakt. Mocht het om een conflict tussen kinderen gaan dan zal de pedagogische medewerker er naar streven dit gezamenlijk op te lossen.

Door het verticale karakter maken baby’s, dreumesen en peuters deel uit van de groep. We leren de oudere kinderen (door onder andere voorbeeldgedrag) zien hoe ze rekening kunnen houden met de jongere kinderen. Het moet tenslotte veilig blijven voor alle kinderen en te ruw spel kan, ook voor de kinderen zelf, tot vervelende situaties leiden. Er wordt rustig gelopen op de groepsruimte. Zo zal dit ook worden aangehaald in plaats van ‘niet rennen’.

Tenslotte wordt er voorgeleefd hoe kinderen netjes met zichzelf, elkaar en de leiding omgaan.

Dit betreft het vriendelijk verzoeken of vragen aan elkaar. Als kinderen gebiedende wijs praten, zoals ‘jij doen’ dan geeft de pedagogische medewerker (afhankelijk van de

vocabulaire mogelijkheden) aan dat ze het fijn vindt als dit netjes gevraagd wordt. Dit houdt uiteraard ook in dat de pedagogische medewerker ook niet gebiedende wijs met de kinderen praten. Ze leven altijd voor en geven het goede voorbeeld.

13

In document Pedagogisch beleidsplan (pagina 7-13)