• No results found

3.5

‘Asocialen’ krijgen een gezicht: ‘aso-tv’

Het denken in termen van ‘wij’ en ‘zij’, van ‘onszelf’ en ‘de ander’, van ‘ingroup’ en ‘outgroup’ en van ‘gevestigden’ en ‘buitenstaanders’ is een drijvende kracht achter de conflicten die voortkomen uit de botsing der belevingswerelden waarnaar wij hier op zoek zijn. Nergens worden de botsingen tussen de dominante ‘burgerlijken’ en de ondergeschikte ‘asocialen’ en het dialectische proces van actie–reactie–actie beter geïllustreerd dan in televisieportretten van werkelijk bestaande notoire ‘asociale’ families. Hoewel gefilterd door

top-down invalshoek van onze ‘eigen’ ingroup, legt het als geen ander medium de

belevingswereld van de als ‘onmaatschappelijk’ bestempelde ‘ander’ bloot. Aan de hand van het markante geval van ‘Siepie’ en zijn familie, bewoners van de Leeuwarder volkswijk De

Wielenpolle, zullen we de in zijn kringen gangbare opvattingen over eerlijkheid in kaart brengen. Siepie moest zich, net zoals elf andere bewoners uit de wijk, in het voorjaar van 2004 voor de rechter verantwoorden wegens illegale wietteelt. Dat vormde voor SBS6 de aanleiding om in het kader van de televisieserie Probleemwijken een portret van enkele ‘asociale’ bewoners van deze niet bepaald hoogaangeschreven wijk te maken. Maar voordat we deze en andere televisieseries als sociale, culturele of historische bron willen gebruiken, doen we er goed aan enkele kritische kanttekeningen te maken bij het toch zeker gedeeltelijk op sensatiebeluste genre van ‘aso-tv’. Waar kijken we eigenlijk naar? Hoe serieus kunnen we de portretten nemen? Hoe ligt de balans tussen goedkoop scoren – ‘wie wil er niet naar aapjes kijken?’ – en ‘een probleem op de kaart zetten dat zich tot nog toe grotendeels aan het oog van de camera heeft onttrokken’, wat volgens toenmalig mediadirecteur van SBS6 Taco Rijssemus de insteek van de serie Probleemwijken was?352

We moeten onder ogen zien dat niemand – de kijker noch de tv-producent – zit te wachten op saaie televisie. Plaats een verslonsde sigaarrokende moeder, een niet al te snuggere zoon die dezelfde voornaam draagt als zijn lonkende en schaars geklede zuster, twee brutale kinderen, een opa in een rolstoel, en een vetkuif met een roze patserbak onder begeleiding van een overijverige, goeiig-naïeve welzijnswerker in een chique villawijk en heel Nederland loopt warm om de uitkomst ervan op het witte doek te aanschouwen. Ruim 2,3 miljoen Nederlanders spurtten in december 1986 naar de bioscoop om de hitfilm van Laurens Geels en Dick Maas over de asociale familie Flodder te gaan zien. Het ongekende succes van de film mondde niet alleen uit in nog twee vervolgfilms (verschenen in 1992 en 1995) en een maar liefst 62 afleveringen tellende televisieserie (1993-1995; 1998) maar gaven ook het startschot voor wat ook wel smalend ‘aso-tv’ wordt genoemd. Televisie- en documentairemakers stortten zich na het verschijnen van de film Flodder in een niet aflatende stroom op het portretteren van echte Flodder-families.353 In 2003 brak zelfs een ware mediahype los rond het Amsterdamse het Amsterdamse probleemgezin van Gerrit Ruijmgaart, Hanna Tokkie en hun vijf kinderen – beter bekend als de familie Tokkie. Binnen de kortste keren was de familie razend populair en werd de naam Tokkie tot synoniem van ‘asociaal’ gebombardeerd en werd het gezin als icoon voor het asociale gezin versleten. In korte tijd verschenen er maar liefst drie televisieproducties over de Tokkies: de IKON-

352 E. Scholten, ‘Aso-tv? Een nieuw SBS6-programma wil ons het moreel relativisme in probleemwijken laten zien’, Trouw, 28-02-2005.

353 Website The Official Site of Holland’s Most Notorious Family: http://www.flodder.tv/flodder-start.html (5- 7-2016).

documentaire Ongewenste buren (17 oktober 2003), de vijfdelige documentaire Familietrots (5 juli 2004-16 augustus 2004), eveneens van de IKON en De Tokkies van SBS6.354

Dit laatste televisiestation kreeg de smaak te pakken: vanaf 2005 was de zevendelige serie Probleemwijken te zien, waar in elke aflevering een andere probleemwijk werd aangedaan. Over het feit dat de hoofdpersonen uit de verschillende afleveringen expliciet op hun ‘clichégedrag’ zijn uitgezocht en absoluut niet cameraschuw zijn, kon Rijssemus eerlijk zijn. ‘Het is duidelijk’, zo vertelde hij aan Trouw, ‘dat de onopvallende buurvrouw journalistiek niet interessant is (…) Gezien ons onderwerp is het logisch dat wij naar mensen toe gaan die voor problemen zorgen’.355 De kritiek die het programma kreeg omdat het teveel zou inzoomen op de clichés en voornamelijk een negatief beeld van de wijkbewoners zou schetsen, vond de mediadirecteur onterecht. Hij had namelijk het beste met de mensen voor en bovendien een emancipatoir doel voor ogen: ‘ik ben er trots op dat wij de problemen in veel achterstandswijken, de uitzichtloosheid en het moreel relativisme, als eerste zo duidelijk in beeld hebben gevangen’.356

Toch lijkt de voedingsbodem voor die kritiek juist inherent te zijn aan een dergelijk op emancipatie van gemarginaliseerde groepen gericht repertoire. In zijn artikel ‘White’ (1988) reflecteert Richard Dyer op zowel de positieve als de negatieve kant van ‘studies [that] have looked at groups defined as oppressed, marginal or subordinate – women, the working classes, ethnic and other minorities (e.g. lesbians and gay men, disabled people and the elderly)’.357 Het voordeel van het bestuderen van deze groepen vanuit het perspectief van de mensen zelf moet volgens Dyer niet alleen gezocht worden in het centraal stellen van de gemarginaliseerde groepen zelf – zoals dat in de history from below traditie gebruikelijk is – en het daarmee gepaard gaande strijden voor de erkenning van de agency van deze groepen. Het ligt ook besloten in het idee dat de manier waarop deze groepen gerepresenteerd worden voor het grootste deel voortvloeit uit het proces van marginalisatie en onderdrukking zelf. Het nadeel van deze benadering zit volgens Dyer in het feit dat

‘[l]ooking, with such passion and single-mindedness, at non-dominant groups had the effect of reproducing the sense of the oddness, differentness, exceptionality of these groups, the feeling that they are departures from the

354 Bruinooge, ‘Gezeurgezin‘, Vara TV Magazine 27 (3-9 juli 2004). 355 Scholten, ‘Aso-tv?, Trouw, 28-02-2005.

356 Ibidem.

norm. Meanwhile the norm has carried on as if it is the natural, inevitable, ordinary way of being human’.358

Desalniettemin verschaffen de televisieseries in dit genre een indringend beeld van het dagelijks leven van de bewoners van deze ‘probleemwijken’. We horen de hoofdpersonen niet alleen praten, maar we zien ook de minstens net zo betekenisvolle lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen. Bovendien is er in de directe woon- en leefomgeving van de hoofdpersonen gefilmd: we zien hoe ze wonen, hoe ze hun huis hebben ingericht en hoe ze met elkaar en met ‘buitenstaanders’ (lees: vertegenwoordigers van het gezag) omgaan. Dat is te danken aan de eigenschappen van het medium zelf: cameraploegen reden stad en land af om de vaak schrijnende, maar toch stiekem ook sensationele probleemsituaties van beruchte en overlastgevende families. ‘Voor inkijkjes in het dagelijks leven’, zo stelde een journalist van NRC, ‘leent televisie zich als geen ander. (…) Er komen steeds meer documentaristen die de werkelijkheid van alledag als hun werkterrein beschouwen’.359

De indringende reportage die het VPRO televisieprogramma Lopende Zaken (1994) bracht over de familie Jaspers, in hun woonplaats Oosterhout beter bekend als de ‘familie Knok’, is daar een goed voorbeeld van. We zien hoe de oude Jaspers en zijn vrouw elkaar de huid vol schelden, hoe een van de kleindochters pontificaal voor de camera haar broek laat zakken en horen van de vechtpartijen. Volgens de politie-inspecteur gaat het niet zozeer om een criminele – er waren wel eens wat incidentjes – maar eerder om een beruchte familie die de boel intimideert. ‘Er wordt bier gedronken op straat; de familie stopt met hun auto midden op straat en de rest moet maar omrijden, anders loopt het niet goed met je af’. Sommige buurtbewoners zitten zo dicht tegen de tolerantiegrens aan, dat de inspecteur het niet uitsloot dat zij binnenkort het recht in eigen hand zouden nemen, een vuurwapen zouden trekken en te schieten ‘op al wat Jaspers heet’.360 Frans Bromet maakte in datzelfde jaar 1994 een documentaireserie voor de VPRO met de veelzeggende titel Buren. Dee serie gaat over burenoverlast en hoe de verdraagzaamheid tussen buren onderling zo hevig onder druk kan komen te staan, dat de boel escaleert in heftige burenruzies. Soms zien we gezinnen ten einde raad, die kampen met de problemen die een ‘asociale’ buurman veroorzaakt, dan weer brengt hij het schamele onderkomen van de overlastgever zelf in beeld. We zien keurig gedekte tafels, gesopte keukens, brandschone aanrechtbladen en aangeharkte tuintjes naast

358 Dyer, ‘White’, 44.

359 F. Abrahams, ‘Het dagelijks leven in beeld’, NRC, 29-09-1994.

360 VPRO’s Lopende Zaken: ‘De familie Knok’, 18-09-1994, Website Youtube:

afgebladderde verf, geelgerookt patroonbehang, onderstutte plafonds, een vettig koffiezetapparaat en slordig opgeprikte centerfolds als behang.361

Juist door de ongenuanceerde manier van verslaglegging en het tijdelijk ‘meedraaien’ met de familie om een beeld van binnenuit te schetsen, brengen zij de diepgewortelde en vaak verhulde problematiek voor het voetlicht. Bovendien proberen zij beleidsmakers en politici te bewegen nu eindelijk eens in te grijpen. Want dat scheelde er in alle gevallen aan: ‘Buurtbewoners, winkeliers en de horeca smeken de gemeente [Oosterhout, TK] al jaren om een eind te maken aan de last die drie generaties Jaspers veroorzaken. De woningbouwvereniging en hulpverleners kunnen of willen niet ingrijpen. Probleemgezinnen als de Jaspers wonen overal in Nederland. Het bevoegde gezag blijkt machteloos’.362 De nog altijd niet opgedroogde stroom televisieportretten van probleemgezinnen maakt duidelijk dat ook vandaag de dag de noodzaak gevoeld blijft deze problematiek op prangende wijze onder de aandacht te brengen.

3.6

Verraad, nestbevuiling en het verschil tussen ‘stelen’ en ‘pikken’ ‘De mens bekleedt in de verschillende levenssferen verschillende posities en speelt dus verschillende rollen. (…) men is maatschappelijk op de wijze waarop men zijn sociale rollen speelt. Zijn er tien manieren om zijn rollen te spelen, dan zijn er tien manieren om maatschappelijk te zijn. ‘Speelt’ men één van deze tien manieren, dan speelt men anders dan de overige negen; men is ten opzichte van de negen andere manieren

andersmaatschappelijk’363

Al met al geven de series een waardevolle inkijk in de belevingswereld van deze mensen, die in de woorden van Van Tienen en geredeneerd vanuit de visie van de ‘doorsnee televisiekijker’ op bepaalde punten fundamenteel anders is. Die ‘andersheid’ manifesteert zich zelfs rond onderwerpen waar ‘de kijker’ als belichaming van de dominante samenleving en de als asociaal geportretteerden het ogenschijnlijk over eens zijn. De Wielenpolle wordt vrijwel direct gekwalificeerd als een niet bepaald hoogaangeschreven ‘probleemwijk’. Dat

361 VPRO’s Buren, ‘Burenruzie Kerkrade, 1994, Website Nederlandse Publieke Omroep:

http://www.npo.nl/buren/12-11-2012/POMS_VPRO_157231 (18-4-2016).

362 ‘Lopende Zaken’, Leeuwarder Courant, 17-09-1994. 363 Van Tienen, De andersmaatschappelijken, 83.

ook de bewoners van de ‘probleemwijk’ zelf vinden dat de buurt achteruit gegaan is, vormt op zichzelf al een aanwijzing dat zij op een andere manier over de samenleving denken dan gebruikelijk. De buurtverloedering moet volgens hen namelijk niet in de criminaliteit noch in het ‘asociale’ gedrag van de medebewoners gezocht worden. Dat heeft met heel andere zaken te maken. ‘Kijk’, legt Siepie ten overstaan van de camera uit, ‘de buurt is wel hard achteruitgegaan de laatste tijd, dat is gewoon zo. De gezelligheid is weg. Buitenlanders en stufkikkers, ze stoppen hier van alles in, hè’.364

Nu is dit een onschuldig voorbeeld van de ‘andersheid’ van deze mensen. Maar op het moment dat die ‘andersheid’ werkelijk in botsing komt met de sociale en morele normen en waarden van de samenleving, driegen conflictsituaties te ontstaan. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer beide groepen een andere opvatting hebben over het begrip criminaliteit en welke handelingen er wel en niet onder behoren te vallen. ‘Hoe is het gegaan?’, vroeg de documentairemaakster toen Siepie het gerechtsgebouw verliet. ‘Ja, ik mag niet klagen’, zei Siepie terwijl hij op zijn gemak een sjekkie draaide. Zijn advocaat heeft het klaargespeeld om het oorspronkelijke boetebedrag van maar liefst 10.000 euro voor illegale hennepteelt en stroomdiefstal te reduceren tot een werkstraf. ‘Dus dat is alleen maar 100 uur te werken en dan is het gebeurd (…) Nou, ik mag niet klagen. Die 100 werkuren zijn zo voorbij. Dan ga ik naar de kinderboerderij of zo, dus’, zei hij ogenschijnlijk onaangedaan. Siepie heeft al eerder met dit bijltje gehakt: naar eigen zeggen is hij een keer of 38 met de politie in aanraking geweest. Hij licht zonder blikken of blozen zijn criminele praktijken voor de camera toe en maalt er in zijn geheel niet om de documentairemaakster inclusief camera mee te nemen op zijn nachtelijke rooftochten. ‘Ja, van een uitkering kan je toch niet meer rondkomen’, zegt hij als hem naar zijn motief wordt gevraagd. Gepakt worden valt onder het kopje ‘risico van het vak’ en het doel heiligt voor hem overduidelijk de middelen. Siepie maakt deel uit van een bepaald milieu aan de onderkant van de samenleving – de een zou het typeren als ‘volks’, de ander als ‘crimineel’, en weer een ander als ‘asociaal’ – waar, in tegenstelling tot in de rest van de maatschappij, weinig kwaad wordt gezien in criminele handelingen zoals wietteelt, inbraak of openbare geweldpleging.

Siepies moeder, die hem met haar zuster bij de rechtbank opwachtte, voelde ook behoefte haar gevoelens voor de camera te uiten. ‘Hij is d’r uit en eh … [kijkt even weg] ja ik vindt het natuurlijk wel verschrikkelijk’. Bij de documentairemaakster rees de nodige twijfel over wat zij dan zo verschrikkelijk vond. ‘Nou, eh, ja dat ’t allemaal zo moet’, antwoordde zij.

364 SBS6: Probleemwijken: ‘De Wielenpolle’, 2006, Website Dailymotion:

‘Ze magge ook niets!’, voegde ze daar op een geïrriteerde toon aan toe. Dat haar zoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare zaken en bovendien de veiligheid van zijn directe omgeving in gevaar bracht, is in volgens haar normen, waarden en gedragsstandaard blijkbaar geheel niet ernstig. Sterker nog, volgens de tante van Siepie zijn er veel verwerpelijker zaken. Toen de documentairemaakster wilde weten wat de buurt nou precies dacht van Siepies strafbare praktijken, antwoordde zij gelijk:

‘Dat er verraden is. Die officier of die rechter of wat of het dan ook mag zijn – wat weet ik ervan? – die heeft het er iedere keren over. (…) D’r moet er een verraden hebben. Maar als ze d’r achter komen … [met een begeleidend opheffen van haar hoofd en rechten van de rug met de betekenis van ‘kom maar op’] Als ze d’r achter kommen … [richt een felle blik recht in de camera] nou, die is klaar [knikkend met haar hoofd met de betekenis van: ‘let op mijn woorden’]’.365

Waar de dominante samenleving, met het Wetboek van Strafrecht in de hand, de wietteelt en stroomdiefstal van Siepie niet normaal en dus strafbaar acht, spreekt de buurt er juist schande van dat iemand uit hun midden de boel heeft verraden. Over de illegale praktijken zelf wordt nauwelijks gerept: dat is in hun ogen ‘normaal’. Siepie hield zich aan de gedragscodes zoals die in zijn milieu golden. Hij had toch zeker niet gestolen van zijn medebuurtbewoners, hij had slechts van het gemeentelijk energiebedrijf gestolen. En dat viel, zoals de socioloog Joop Simonse dat treffend duidelijk maakte, niet onder stelen maar onder pikken: ‘anoniem bezit (materiaal van het bedrijf, goederen in een warenhuis, artikelen in een automaat) mag je best meepikken (dit heet dan ook ‘pikken’ in onderscheid van ‘stelen’) je moet het alleen handig doen: zorg dat ze je niet snappen’.366 Siepie heeft, met andere woorden, ‘gepakt wat hij te pakken kon krijgen’ en de enige die hij daarmee dupeerde, was de grote boze samenleving – en dat was in zijn belevingswereld alles behalve bezwaarlijk. ‘Zo bezien’, zo stelde Diederick Klein Kranenburg in zijn analyse van de opvattingen over criminaliteit in de Schilderswijk, ‘is de verspreiding en acceptatie van criminaliteit een graadmeter voor de wijze waarop stadsbewoners zich verhielden tot de gevestigde samenleving’.367

De kwestie van onderling verraad is in de ogen van Siepies medebuurtgenoten overduidelijk een veel ernstiger zaak. ‘Je dekt elkaar tegenover de buitenwereld als iemand

365 Ibidem.

366 Simonse, Belemmerde kansen, 142.

iets gedaan heeft, je verraadt elkaar niet’ was volgens Simonse een van de belangrijkste cultuurnormen van buurt- of familiegroepen uit de volksbuurt. Die norm was in het geval van Siepie duidelijk overschreden. Dit raakt aan het tot mythische proporties uitgebouwde gevoel van onderlinge solidariteit: ‘je helpt de medeleden van de buurgroep in allerlei voorkomende gevallen’, van oppassen en boodschappen doen tot hulpverlening bij ouderdom, ziekte, ongeval, en bevalling.368 In de geromantiseerde collectieve herinnering aan het leven in volksbuurten wordt voortdurend gerept over het saamhorigheidsgevoel tussen buurtgenoten, wat misschien wel het beste tot uitdrukking komt in het tweede couplet van het beroemde lied

Bij ons in de Jordaan, van de Amsterdamse volkszanger Johannes Hendricus van Musscher,

beter bekend als ‘Johnny Jordaan’:

‘We voelen ons verbonden met elkander | want zit je in de zorgen, of in de ratsmodee | dan helpt de een zo veel die kan de ander | want zo zijn de Jordanezen, ze leven met je mee |’.369

Toch moeten we voorzichtig zijn ons niet door de gevoelige klanken van dit lied te laten meeslepen. Klein Kranenburg wijst er terecht op, dat de solidariteit onder volksbuurtbewoners zich bij uitstek leent voor nostalgie. Hoewel het tegen de overdaad aan aangevoerde voorbeelden en de collectieve herinnering van veel (oud)bewoners van de Schilderswijk inging, kon hij niet anders concluderen dan dat burenhulp in werkelijkheid zeer onbetrouwbaar en aan specifieke voorwaarden gebonden was. De hulp strekte zich alleen uit naar de ‘eigen’ sociaaleconomische buur- of familiegroep en kwam bovendien op beperkte schaal voor.370

Voor de beleving van saamhorigheid maakt dat echter bar weinig uit. Zoals uit de morele verwerping van het ‘verraad’ van Siepie en uit Gerrit Ruijmgaarts definitie van een ‘sociaal mens’ – ‘Een sociaal mens, dat wil zeggen dus dat je met iedereen rekenschap houdt. Dat je dus aan anderen denkt. Kijk, als jij dus bijvoorbeeld geen eten hebt, en ik heb wel eten, als ik dan een sociaal mens ben, dan geef ik jou iets van mijn eten’ – blijkt het evengoed sturend te zijn voor de manier waarop zij vinden dan mensen met elkaar om horen te gaan.

Eerlijkheid lijkt daarbij het sleutelwoord te zijn. En dan niet zozeer eerlijkheid in de ogen van

368 Simonse, Belemmerde kansen, 140.

369 Bij ons in de Jordaan, muziek : Louis Noiret, arrangement: Harry de Groot, zang: ‘Johnny Jordaan’ met samenwerking van Klaverjasclub Schoppen Negen o.l.v. Jan Hilligers. ‘His Masters Voice’ OFA 2087 JF 147 BIEM (1955).

de wet, maar eerder in de betekenis van oprechtheid tegenover elkaar. Het bespreken van nadelige aspecten van het buurtleven of van de slechte leefomstandigheden ten overstaan ‘de buitenwereld’ kon op collectieve afkeur rekenen en werd beschouwd als nestbevuiling. Het betreffende gezin werd door de rest van de buurt met de nek aangekeken. Zeker wanneer het verhaal door een filmploeg werd vastgelegd en op de nationale televisie werd uitgezonden.