• No results found

13 http://www.staatsbosbeheer.nl/stadsbossenalmere 14 http://igordepigor.wix.com/polderbushcraft#!__menu 15http://igordepigor.wix.com/polderbushcraft#!__menu

35 Net als veel andere mensen vinden de meeste respondenten het lastig te zeggen wat natuur precies is; Als ik vroeg wat zij eronder verstonden, was hun eerste respons vaak “groen”, en dat “wij zelf” natuur zijn. Als ik hier verder op inging werd vaak duidelijk dat men onderscheid maakte tussen verschillende ‘soorten’ natuur en dat men het één “meer natuur” vond dan het ander. Vaak zeiden ze in eerste instantie dat ze overal natuur zagen, bijvoorbeeld al in een zwaan in de stadsgracht of een konijn in een park. Maar als ik dan doorvroeg over wat natuur precies is, kwamen daar vaak woorden bij als ‘echte’, ‘pure’ of ‘ruwe’ natuur – bijvoorbeeld een bos, grasvlaktes, de duinen, strand en meren of de Oostvaardersplassen, een ruig natuurgebied in Flevoland. Een kinderboerderij of stadspark is “ook” natuur, maar “minder”, omdat mensen daar vorm aan hebben gegeven. Er bestaan dus gradaties in natuur:

“Noem je het de natuur in, dan is het voor mij natuurlijk ook bos, duinen, strand, meren, zeeën, maar het is overal. Op de ene plek iets meer dan op de andere.” (Interview met Cyrina van Beveren, Stad en Natuur, 27 mei 2014)

Hieruit blijkt dus dat respondenten “natuur” weliswaar breed opvatten, maar dat ze sommige vormen “echter” of “puurder” vinden dan andere. De één noemt toch echt eerst ongerepte natuur, de ander vindt alleen groen toch ook wel natuur. Wat dan precies groen is wordt duidelijk als ze verder vertellen, voorbeelden zijn stadsparken, kinderboerderijen, maar ook bossen en vlaktes. Sommige dingen, zoals gazonnetjes, plantenbakken of voetbalvelden worden weer niet genoemd als natuur. Terwijl meedoen aan in een tuinvogeltelling in de achtertuin weer wel wordt gezien als iets doen in de natuur. Deze opvatting van waar “natuur” is, is per organisatie ook verschillend, zoals is te zien in tabel 1.

Enkele respondenten antwoordden dat ‘wij’ (mensen) ook natuur zijn of dat we daar deel van uitmaken. Dat natuur niet iets abstracts is, maar dat het onderdeel is van je eigen lijf en leven. Natuur is door het voorgaande ook onderdeel van sociale interesse en maatschappelijke processen voor de respondenten, zoals het geval was bij de benadering van een sociale constructie van natuur. De opvatting van natuur wordt gevormd in interactie en in de maatschappij, en ontstaat vanuit wat iemand interessant vindt. Natuur is in deze benadering altijd ‘onaf’ en laat daardoor ruimte over voor verschillende opvattingen over natuur. Deze verschillende opvattingen zijn samengevat in tabel 1. Hierdoor kan er sprake zijn van verschillende natuurbeelden. Deze zal ik per organisatie analyseren. Bij Stad en Natuur zijn er verschillende natuurbeelden te zien. Het wildernis natuurbeeld blijkt vooral als medewerkers het hebben over wat ‘pure natuur’ is. Stad en Natuur heeft echter als doelstelling om de verbinding tussen stad en natuur te leggen, en hiermee mensen ook kennis te laten maken met ‘stadsnatuur’. Dit resulteert in een opvatting van natuur als “alles wat leeft”. In het inclusieve natuurbeeld worden alle levende wezens tot natuur gerekend, natuur en cultuur zijn met elkaar verbonden. Dit blijkt bij Stad en Natuur vooral in het centraal stellen van beleving:

“Beleving is bij ons eigenlijk een toverwoord. Alles wat wij proberen, wat wij organiseren proberen we een stukje beleving mee te geven.” (interview met Margrietha Rengers, 22 mei 2014)

Beleving komt nog meer naar voren in het esthetische natuurbeeld. In het esthetische natuurbeeld draait het vooral om het waarderen van schoonheid en het gevoel van verbondenheid met natuur. Het functionele natuurbeeld lijkt niet richtinggevend voor Stad en Natuur. Natuur wordt niet gezien als bron voor landbouw of bosbouw, maar dient juist voor recreatie en instandhouding van natuur.

36 Het functionele natuurbeeld is wel aanwijsbaar binnen de Stadsboerderij. Natuur dient een specifiek doel, namelijk de landbouw, die voornamelijk bestaat ten behoeve van mensen, zegt men daar. Hoewel Tineke van den Berg ook een bredere opvatting van natuur heeft: natuur is voor haar alles wat leeft. Het belang hiervan wordt duidelijk in het volgende citaat:

“Ik vind natuurbesef en ja natuurbewustzijn dat, dus bewust zijn van al wat leeft zeg maar, dat vormt één van de basisvoorwaarden om een gezond, evenwichtig mens te worden”. (interview met Tineke van den Berg, 20 juni 2014)

Hierbij is het volgens haar vooral van belang om te weten hoe je je moet “verhouden” tot levende natuur. Hierbij ziet zij het belang van integratie van natuur en landbouw, bijvoorbeeld door het afwisselen van akkers en bossen. Dit zorgt niet alleen voor een verhoogde biodiversiteit, maar biedt ook gelegenheid voor recreatie en educatie.

Opvallend is dat het bij Stad en Natuur vooral draait om natuurbeleving en bij de Stadsboerderij om natuurbesef en natuurbewustzijn. Dit verschil komt echter niet tot uitdrukking in een verschil van opvatting van natuur. Beide organisaties hebben een brede opvatting van natuur. Zoals later blijkt hebben ze echter een verschillende opvatting over de manier waarop educatie moet worden gegeven. Hiermee zal ook het verschil tussen deze twee kunnen worden verduidelijkt.

Voor Staatsbosbeheer is natuurbeleving ook van belang tijdens natuureducatie of recreatie. Dit blijkt uit de voorbeelden die de respondent geeft: Tijdens het hardlopen een ree tegenkomen of het oppakken van kikkers. Natuur wordt volgens hem ook steeds vaker gezien als een “groen” decor, waar mensen kunnen onthaasten, relaxen of sporten. Volgens Van Heerde is natuur echter een leefomgeving waarin dieren een eigen ecosysteem hebben. Dit wil hij dan ook naar kinderen overbrengen: een klein snippertje natuur is mooi, maar moet in verbinding staan met een groter geheel om te kunnen overleven. Hiernaast zegt hij over de doelen van Staatsbosbeheer:

“Staatsbosbeheer vindt het gewoon belangrijk dat iedereen binnen Nederland gewoon zijn weg weet te vinden in de natuur.” (interview met Thijmen van Heerde, 20 juni 2014) Natuur moet daarom, volgens Van Heerde, laagdrempelig zijn en voor iedereen toegankelijk. Natuur moet je beleven, proeven en je moet er leuke dingen in kunnen doen. Hier komt een zintuiglijke functie naar voren van natuur. Natuur moet ‘beleefd’ worden, hierdoor krijgen kinderen kennis. Van Heerde ziet een direct verband tussen natuurbeleving en kennis van natuur. Dit verband is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt: Door het “zijn” in de natuur, hoeft er nog niet direct kennis verkregen te worden. Volgens Van Heerde ontstaat het verband op de volgende manier: Beleving gaat door natuur actief te ervaren en het ook echt te begrijpen. Kennis ontstaat door een zintuiglijke beleving, door bijvoorbeeld niet alleen het zien van dieren, maar ook het voelen. Door de beleving onthouden kinderen makkelijker. Niet alleen visuele kwaliteiten van natuur zijn dus van belang, maar ook non- visuele kwaliteiten. Kennis van natuur, gaat hierdoor verder dan alleen het buiten zijn in de natuur, zoals in beleid vaak wordt geschetst.

37 Hieruit spreekt een esthetisch natuurbeeld. Mensen waarderen de schoonheid van natuur en

recreationele mogelijkheden van een gebied. Openstelling van natuur is belangrijk, dit is ook wat Staatbosbeheer probeert na te streven in zijn gebieden.

De eerdergenoemde non-visuele kwaliteiten van natuur zijn ook van belang bij Polderbushcraft. De cursussen die zij organiseren draaien om het leven van en in de natuur. Natuur heeft een

zogenaamde gebruiksfunctie, je moet kunnen leven van en in de natuur. Dit gaat op de manier zoals jagers en verzamelaars vroeger leefden in een soort “oernatuur”. Dit zou nog het meest overeen komen met een wildernis natuurbeeld. Volgens de oprichters betekent natuur voor hen meer dan dat, alles is voor hen natuur, of het gecreëerd is door mensen of niet. De Veluwe is niet meer natuur omdat ze langer bestaat dan natuur in Flevoland.

Bij Polderbushcraft wordt natuur vooral gezien als een “ervaring” door het leven van en in de natuur. Er wordt hier een duidelijk onderscheid gemaakt tussen natuur en civilisatie. Natuur heeft voor deze organisatie een recreatieve functie. Maar de vraag is van welk belang natuur eigenlijk is. Kan deze ervaring ook niet ergens anders plaatsvinden? Er vindt eerder een ervaring in de natuur plaats, dan een ervaring van de natuur.

Hierdoor valt er niet duidelijk één overheersend natuurbeeld aan te wijzen binnen Polderbushcraft. De opvatting van natuur van Polderbushcraft laat wel zien dat natuur meer is dan alleen maar buiten zijn, je moet er kunnen overleven en van leven. Hieruit blijkt vooral een wildernis natuurbeeld: het leven zoals de oermensen dit deden in een ruige natuur. Toch dient natuur ook een duidelijk doel ten behoeve van mensen in Polderbushcraft en zou er dus ook een functioneel natuurbeeld aanwezig zijn. Hiernaast dient bushcraft tegenwoordig vooral als recreatie, en dit staat centraal in het esthetisch natuurbeeld. Ook het inclusieve natuurbeeld kan worden geconstateerd bij Polderbushcraft ,door de brede opvatting van natuur die zij hebben.

Wat hieruit duidelijk wordt is dat per organisatie verschilt wat voor natuurbeeld er overheersend is, zoals is weergegeven in tabel 1. Alle hebben wel een brede opvatting van natuur, ze rekenen veel dingen tot de natuur, hierin is echter een gradatie te vinden van wat “meer” natuur is. De visie op de manier waarop natuur wordt ervaren verschilt ook per organisatie. Voor de één is dit door alleen al buiten te zijn en spelenderwijs te leren, voor de andere organisatie is dit door meer kennis op te doen, door bijvoorbeeld het benoemen van soorten of het overleven in de natuur. Volgens één van de respondenten dieren alle organisaties hetzelfde doel:

“Tof is dat we allemaal dezelfde doelen hebben, we willen allemaal mensen gewoon dicht naar de natuur brengen en meer respect bij leren.” (interview met Igor Kampman, 24 juni 2014)

Opvallend is dat er niet wordt gezegd wat natuur niet is, er wordt vooral veel gezegd wat natuur wel is. De aanwezigheid van natuur wordt dan bijna een vanzelfsprekendheid, omdat overal natuur aanwezig is. Toch constateert men een vervreemding van natuur. Is er dan vooral een vervreemding van de zogenaamde ‘pure’ natuur? Dit lijkt ook niet zo, omdat er door medewerkers gesteld wordt

38 dat er ook weinig kennis is over bijvoorbeeld boerderijdieren, en deze worden toch als ‘minder’ natuurlijk gezien. Ook wordt er geconstateerd dat kinderen over het algemeen minder “buiten” zijn. Er lijkt dus een gap te zijn tussen wat men verstaat onder natuur en wat men doet in de praktijk.