• No results found

3. De nieuwe Auditwet van 2016

3.4. De belangrijkste wijzigingen in het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren

3.4.4. De aanstelling van de Sanctiecommissie van de FSMA

3.4.4.2. De oprichting, structuur en bevoegdheden van de huidige Sanctiecommissie

De zonet besproken tuchtinstanties werden dus opgeheven en vervangen door de Sanctiecommissie krachtens de nieuwe Auditwet. De Sanctiecommissie zelf bestaat echter al langer. Ze werd namelijk opgericht bij de wet van 2 augustus 2002, althans via een uitvoeringsbesluit. Het is dus pas bij het KB van 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector dat de Sanctiecommissie effectief werd opgericht, wat in 2011 was.368 De oprichting van de Sanctiecommissie beschrijft de wetgever in artikel 47

van de wet van 2 augustus 2002.369

De Sanctiecommissie is samengesteld uit twaalf leden, waarvan twee (ere)raadsheren bij de Raad van State, twee (ere)raadsheren bij het Hof van Cassatie, twee magistraten, vier andere leden met passende deskundigheid op het vlak van de financiële diensten en markten en twee andere leden met passende deskundigheid op het vlak van de wettelijke controle van de jaarrekening, zonder dat ze bedrijfsrevisoren zijn. Deze groep zal oordelen over het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de Auditwet.370 In dit

artikel staan de maatregelen die de Sanctiecommissie kan nemen bij een inbreuk op de toepasselijke wettelijke, reglementaire en normatieve bepalingen, welke ut infra neergeschreven staan.371 Het College zal hiervoor eerst, overeenkomstig artikel 58, een procedure moeten

instellen die kan leiden tot het opleggen van zo’n administratieve maatregel of geldboete. Zo stelt

367 Art. 63-68 IBR-wet.

368 KB 3 maart 2011 betreffende de evolutie van de toezichtsarchitectuur voor de financiële sector, BS 9 maart 2011, 15623.

369 Art. 47 wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten,

BS 4 september 2002 (ed. 2), 39121 (hierna: wet van 2 augustus 2002).

370 Art. 88 Auditwet. 371 Art. 59 Auditwet.

73 het College de betrokken persoon in kennis van de grieven en maakt ze deze kennisgeving over aan de Sanctiecommissie. Artikel 58 besluit dat tegen deze kennisgeving geen beroep kan worden ingesteld.372

De wetgever lijkt bovendien de bedrijfsrevisorenkantoren meer te beschermen. In artikel 59 van de Auditwet stelt de wetgever dat een bedrijfsrevisorenkantoor enkel kan worden doorverwezen naar de Sanctiecommissie bij een onderscheiden fout in hoofde van dit kantoor.373 Dit houdt in

dat een nalatigheid van de bedrijfsrevisor-natuurlijke persoon niet voldoende is om deze fout toe te rekenen aan het bedrijfsrevisorenkantoor dat hij vertegenwoordigt. Indien het kantoor bijvoorbeeld een onjuiste procedure volgt en daaruit een inbreuk door de bedrijfsrevisor- natuurlijke persoon wordt vastgesteld, dan spreekt men over een onderscheiden fout en kan het kantoor ook voor de Sanctiecommissie verschijnen.374 Deze regels werden reeds in 2007

opgenomen in de oude-IBR wet.375

De Sanctiecommissie zal de procedure voor het nemen van maatregelen volgen zoals bepaald in artikelen 70 e.v. van de wet van 2 augustus 2002 enerzijds en het reglement van inwendige orde van de Sanctiecommissie van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten van 18 september 2017 anderzijds.376

De maatregelen die de Sanctiecommissie kan nemen in het kader van het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren staan vervat in artikel 59 van de Auditwet en zijn achtledig. Het kan gaan om

1. een waarschuwing, 2. een berisping,

3. een openbare verklaring op de website van de FSMA, waarin de naam van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden vermeld,

4. een tijdelijk verbod van maximaal drie jaar voor de bedrijfsrevisor, het geregistreerde bedrijfsrevisorenkantoor of de vaste vertegenwoordiger om iedere beroepsmatige dienstverlening of bepaalde dienstverlening te verrichten,

372 Art. 58 Auditwet. 373 Art. 59, §2 Auditwet.

374 S. FOLIE, “Speciaal nummer gewijd aan de implementatie in België van de Europese audithervorming”,

TAA 2016, 46.

375 Art. 72, §2 IBR-wet.

376 Art. 70 e.v. wet van 2 augustus 2002; reglement van 18 september 2017 van inwendige orde van de Sanctiecommissie van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, BS 16 oktober 2017, 94004; S. FOLIE, “Speciaal nummer gewijd aan de implementatie in België van de Europese audithervorming”, TAA 2016, 46.

74 5. een openbare verklaring dat het controleverslag niet voldoet aan de eisen van artikel 28 van de richtlijn of, in voorkomend geval, van artikel 10 van verordening (EU) nr. 537/2014, 6. een tijdelijk verbod van maximaal drie jaar voor een lid van een bedrijfsrevisorenkantoor of van een leidinggevend of bestuursorgaan van een organisatie van openbaar belang om functies in bedrijfsrevisorenkantoren of organisaties van openbaar belang te bekleden, 7. de intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor,

8. een administratieve geldboete die niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of geheel van feiten. Wanneer de inbreuk de overtreder een vermogensvoordeel heeft opgeleverd of hem in staat heeft gesteld een verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van dat voordeel of dat verlies.377

Deze maatregelen houden een uitbreiding in van de maatregelen die konden genomen worden krachtens de oude IBR-wet, weliswaar door de toenmalige tuchtinstanties:

1. de waarschuwing, 2. de berisping,

3. het verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden of verder te zetten,

4. de schorsing voor ten hoogste één jaar voorzien, in voorkomend geval, voor een schorsing van ten minste één maand, van de bekendmaking van de schorsing op de website van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren gedurende de duur van deze schorsing;

5. de schrapping.378

Uit de vernieuwing van het aantal maatregelen en de vorm van de maatregelen kunnen we een zekere verstrenging afleiden inzake tuchtstraffen. Waar vroeger schorsingen van ten hoogste één jaar mogelijk waren, kan de Sanctiecommissie nu kiezen voor een schorsing, of met de woorden van de Auditwet, een tijdelijk verbod, van maximaal drie jaar. Dat is opnieuw een goede zaak om de kwaliteit van de bedrijfsrevisoren te waarborgen en het is tevens een incentive voor de bedrijfsrevisoren om zich aan de opgelegde normen en gedragsregels te houden. Tot slot dient nog te worden vermeld dat tegen de beslissingen van de FSMA beroep mogelijk is bij de Raad van State. Enkel wanneer een administratieve geldboete wordt opgelegd, is beroep bij het Hof van Beroep van Brussel mogelijk. De Raad van State krijgt dus een residuaire bevoegdheid, wat ook het geval is bij de voorlopige ordemaatregelen die het College kan nemen, zoals ut supra besproken.379

377 Art. 59, §1 Auditwet. 378 Art. 73, §1 IBR-wet.

379 Art. 91 Auditwet; MvT bij wetsontwerp tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2083/001, 59-60.

75 3.4.5. Het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren in de buurlanden

Bij deze paragraaf over het publiek toezicht is het interessant eens over de grenzen te kijken, aangezien er binnen Europa heel wat verscheidenheid zit in het nationaal publiek toezicht van elke lidstaat. Zo is België één van de slechts zes lidstaten die een volledig nieuw systeem van publiek toezicht hebben opgezet met de invoering van een nieuwe autoriteit.380 Duitsland heeft

eveneens zo een nieuwe autoriteit opgericht onder de naam Abschlussprüferaufsichtsstelle (hierna: APAS). Ook zij heeft een adviescomité, net zoals in België. Het grote verschil met Duitsland vinden we in het onderscheid tussen OOB’s en niet-OOB’s. Zo worden de kwaliteitscontroles bij commissarissen in OOB’s wel uitgevoerd door de APAS, maar in niet- OOB’s gebeurt dat door het WPK381, wat een Duitse versie van ons IBR is. De homogeniteit van

de controles kan mijns inziens hierdoor in twijfel worden getrokken, net als de onafhankelijkheid. De kwaliteitscontroles laten uitvoeren door een onafhankelijk orgaan als de APAS bevordert die onafhankelijkheid alleszins meer dan wanneer die controles worden uitgevoerd door de beroepsorganisatie WPK.382

In Frankrijk wordt het publiek toezicht verzorgd door de Haut Conseil du Commissariat aux

Comptes (hierna: H3C), met als beroepsorganisatie de Compagnie Nationale des Commissaires aux Comptes (hierna: CNCC), wat het Franse IBR moet voorstellen. Dit zijn echter geen nieuw

opgerichte organen, in tegenstelling tot België en Duitsland. In Frankrijk wordt ook een onderscheid gemaakt inzake de kwaliteitscontroles, net als in Duitsland. De H3C controleert OOB’s, de CNCC controleert niet-OOB’s. In tegenstelling tot België en Duitsland heeft Frankrijk echter geen adviescomité.383

Net zoals in Frankrijk bleef in Nederland het publiek toezicht bij hetzelfde orgaan als vóór de audithervorming, met name de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM). De Nederlandse versie van het IBR heet dan weer de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van

Accountants (hierna: NBA). Net als in België worden de kwaliteitscontroles en alle andere

380 Accountancy Europe, Organisation of the Public Oversight of the Audit Profession in Europe, Brussel, 2018, 7, geraadpleegd via https://www.accountancyeurope.eu/wp-content/uploads/180601_Organisation- of-the-Public-Oversight-of-the-Audit-Profession-2018-survey-update.pdf op 8 mei 2020.

381 Wirtschaftsprüferkammer.

382 Accountancy Europe, Organisation of the Public Oversight of the Audit Profession in Europe, Brussel, 2018, 32-35, geraadpleegd via https://www.accountancyeurope.eu/wp- content/uploads/180601_Organisation-of-the-Public-Oversight-of-the-Audit-Profession-2018-survey- update.pdf op 8 mei 2020.

76 toezichtsopdrachten, zowel in OOB’s als niet-OOB’s, uitgevoerd door het uiteindelijke toezichtsorgaan, de AFM. Een adviescomité bestaat niet in Nederland.384