• No results found

4.4 Common Corporate Consolidated Tax Base (CCCTB)

4.4.1 Opmerkingen op de CCCTB

Het spreekt voor zich dat een universeel gehanteerd systeem binnen Europa voordelen heeft voor het bedrijfsleven. Het Europees Parlement wil het volgende met het systeem bereiken:

• Vergrote fiscale transparantie;

• Verlichting van administratieve lasten;

134 Amendement 14 en 37.

135 J.L van de Streek & S.A.W.J. Strik, ‘Grensoverschrijdende consolidatie: Het hart van de CCCTB’, WFR

2011/1405.

136 I.M. de Groot, ‘Renteaftrek in de CCCTB: feest voor de belastingadviseur?’, WFR 2013/240. 137 I.M. de Groot, ‘Renteaftrek in de CCCTB: feest voor de belastingadviseur?’, WFR 2013/240.

43

• Verhoging van de aantrekkelijkheid van Europa voor investeerders; • Meer belastingneutraliteit;

• Afname van belastingontwijking en dubbele belastingheffing.

Daartegenover staat dat veel kleine landen met een grote diensten- en innovatiesector de

belastingopbrengsten zien dalen vanwege de verdeelsleutel. De grotere industrielanden profiteren hier juist weer van.138 De verdeelsleutel was vóór amendering een gewicht van 1/3 voor alle drie de

componenten omzet, arbeid en activa. Ná amendering is de verdeling 10% voor omzet en 45% voor zowel arbeid als activa.139 Zelfs met de nieuwe verdeelsleutel blijft het systeem nadelig voor

Nederland. De meest in het oog springende nadelige gevolgen zijn de vermindering van de opbrengst van de vennootschapsbelasting en een negatief effect op de groei van de economie. 140

Ook is de effectiviteit van art 81 Richtlijnvoorstel beperkt doordat veel lidstaten Tax

Information Exchange Agreements (hierna: TIEA’s) en belastingverdragen die voorzien op informatie- uitwisseling hebben afgesloten.141 Vanwege deze verdragen is art 81 niet van toepassing. Van der

Streek denkt dat de gedachte van de Europese Commissie was dat deze verdragen de relevante feiten achterhalen. Vervolgens wordt eventuele misbruik bestreden met de algemene

antimisbruikbepaling.142 Aangezien Nederland over een groot aantal TIEA’s beschikt heeft art 81

Richtlijnvoorstel op het eerste gezicht weinig toepassing. Echter Van Dijk en Isik betwijfelen of de Nederlandse TIEA in overeenstemming is met de richtlijn. Indien dit niet het geval is dan heeft de richtlijn aanzienlijk meer effect voor Nederland.

Ten slotte, er moet een unanieme goedkeuring van het voorstel zijn wil het toepassing vinden. Op dit moment hebben enkele lidstaten nog substantiële bezwaren tegen het huidige voorstel.143 De Working Party on Tax Questions is bezig met technische aanpassingen om iedere

lidstaat tevreden te stellen. Volgens Van den Hurk is dit een moeilijke opgave en zullen de lidstaten nooit allemaal instemmen.144 Desalniettemin blijft de ambitie voor de CCCTB bestaan waardoor de

kans reëel is dat het ooit zijn intrede zal doen.

138 Staatssecretaris Weekers (2011), Brief van staatssecretaris Weekers op 4 juli 2011 betreft Richtlijnvoorstel,

AFP 2011/300.

139 Amendement 21 en 31.

140 Staatssecretaris Weekers (2011), Brief van staatssecretaris Weekers op 4 juli 2011 betreft Richtlijnvoorstel,

AFP 2011/300.

141 I.M. de Groot, ‘Renteaftrek in de CCCTB: feest voor de belastingadviseur?’, WFR 2013/240. 142 J.L. van de Streek, ‘Hoofdlijnen van de Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB)’,

Congresmagazine LOF-congres 2011, p. 74-75.

143 Ecofin Report to the European Council on Taks Issues, Brussels 25 juni 2012, nr. 11802/12.

144 H. van den Hurk, ‘De introductie van een algemene antimisbruikbepaling zet de Europese Unie jaren terug in

de tijd’, WFR 2014/732.

44

4.5 Conclusie

Het stelsel van renteaftrekbeperkende bepalingen is uitgebreid en complex. De invoer van art 13l Wet VPB brengt daarin geen verandering. De subvraag die in dit hoofdstuk is behandeld is: Wat zijn

de alternatieven voor art 13l Wet VPB? In dit hoofdstuk zijn alternatieven aangehaald. Van ieder van

hen is de werking beschreven, zijn opmerkingen gegeven en een eventuele invoering behandeld. Hieronder is dit in het kort samengevat.

In Nederland is er een verschil in behandeling van eigen- en vreemd vermogen. Het bedrijfsleven financiert veel met vreemd vermogen omdat de kosten van de winst aftrekbaar zijn. Hiermee is de basis voor het ontstaan van het Bosal-gat gelegd. Het eerste alternatief om te voorkomen dat grondslaguitholling plaatsvindt is door eigen- en vreemd vermogen gelijk te behandelen. Dit kan door vreemd vermogen als eigen vermogen te behandelen of eigen vermogen als vreemd vermogen te behandelen.

Wanneer vreemd vermogen gelijk wordt behandeld als eigen vermogen is rente niet aftrekbaar. Dit systeem wordt ook wel de defiscalisering van rente genoemd. Het grootste voordeel hiervan is dat het Bosal-gat verdwijnt. Verder wordt de uitvoerbaarheid en eenvoud van de

vennootschapsbelasting verbeterd en kan dit systeem een economisch positief effect teweeg brengen. Echter in verband met grensoverschrijdende situaties is dit systeem niet uitvoerbaar. De defiscalisering van rente leidt tot uitholling van de buitenlandse grondslag en het is slecht voor het Nederlandse vestigingsklimaat. De enige kans van slagen is als het systeem door meerdere lidstaten van de EU wordt ingevoerd.

Een vermogensaftrek en –bijtelling is een alternatief om eigen vermogen te behandelen alsof dit vreemd vermogen is. In dit systeem wordt over het eigen vermogen forfaitair afgetrokken. Indien de aftrek tot een negatief saldo leidt, dan wordt dit gecorrigeerd met een bijtelling. Het voordeel van dit systeem is dat het Bosal-gat wordt gedicht. Verder wordt de eenvoud en de uitvoerbaarheid van de vennootschapsbelasting bevordert. Het nadeel is echter dat een vermogensaftrek en –bijtelling een duur systeem is. De MKB-sector wordt getroffen met extra lasten. Desalniettemin is het een uitvoerbaar systeem en moet er goed worden nagedacht over het opvangen van de

lastenverzwaring.

Voor een ander alternatief is gekeken naar het buitenland. In het buitenland wordt eigen vermogen net als in Nederland anders behandeld dan vreemd vermogen. Ook hier vindt

grondslaguitholling plaats. Het is relevant om te onderzoeken hoe het buitenland de

grondslaguitholling heeft opgelost. In dit onderzoek is het beleid van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk onderzocht.

Duitsland hanteert de earningsstrippingsregeling. Hier geldt dat indien het saldo van

rentekosten meer bedraagt dan 30% van de EBITDA deze rentekosten zijn uitgesloten van aftrek van 45

de winst. De esr is effectief, eenvoudig uitvoerbaar en dicht het Bosal-gat. Hiertegenover bestaan enkele nadelen. De esr werkt procyclisch en brengt onzekerheid. De motivatie voor Duitsland om de esr in te voeren was om de grondslag te verbreden. Dit gaat ten koste van de aantrekkelijkheid voor hoofdkantoren om zich in Duitsland te vestigen. Mede hierom is het geen geschikt systeem voor Nederland. Nederland richt zich juist op het vestigingsklimaat.

Het Verenigd Koninkrijk hanteert de worldwide debt capital. Het is de eerste specifieke renteaftrekbeperking en is in 2010 ingevoerd. Daarnaast bestaan nog algemene aftrekbeperkingen. Ook dit systeem is niet goed te vergelijken met Nederland. De motivatie van de invoering van de regeling is anders dan in Nederland.

Hieruit komt naar voren dat het buitenland een eigen invulling geeft aan de behandeling van vreemd vermogen. Deze invulling is vooral beïnvloed door de visie van de overheden van deze landen. Hierdoor ligt een er andere motivatie ten grondslag voor de invoer van de beide systemen. Het klakkeloos kopiëren van deze systemen gaat daarom niet werken. Wel kan er lering uit worden getrokken. Het is bijvoorbeeld mogelijk om simpelweg enkele renteaftrekbeperkingen in te voeren zoals in het Verenigd Koninkrijk in plaats van een lappendeken van beperkingen zoals in Nederland.

Ten slotte wordt een Europees systeem voor de winstbelasting geambieerd, de Common Corporate Consolidated Tax Base. Het Richtlijnvoorstel bestaat uit 135 artikelen en bevat één algemene en één specifieke misbruikbepaling. Een universeel systeem vergroot de fiscale

transparantie, verlicht administratieve lasten, vermeerderd belastingneutraliteit en zorgt voor een afname van belastingontwijking en dubbele belastingheffing. Het nadeel is echter dat de

voorgestelde richtlijn niet voor iedere lidstaat even gunstig is. Pas wanneer alle lidstaten akkoord gaan zal dit systeem invoer vinden. Tot die tijd is het aan technische aanpassingen onderhevig.

5. Conclusie

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft de conclusies van dit onderzoek naar de renteaftrekbeperking art 13l Wet VPB. In paragraaf 5.2 zijn de deelvragen weergegeven tezamen met de beantwoording ervan. De belangrijke punten worden hier herhaald. Vervolgens is in 5.3 de centrale vraag beantwoord met behulp van de vergaarde informatie in dit onderzoek. Ten slotte is in paragraaf 5.4 een algehele conclusie

opgesteld.

5.2 Deelvragen

5.2.1 Hoe is het Bosal-gat ontstaan en wat was de reactie van de wetgever om het op te lossen?