• No results found

Zoals eerder beschreven wordt in Nederland eigen- en vreemd vermogen verschillend behandeld. In het buitenland is dit niet anders. Ook deze landen ondervinden de hiermee in verband staande problemen zoals de uitholling van de belastinggrondslag. De vraag is welke oplossingen zij hiervoor gevonden hebben en hoe het beleid van deze landen eruit ziet. Wellicht kan er lering uit worden getrokken.

Voor dit onderzoek worden het beleid van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk onderzocht. Deze landen zijn gekozen omdat het zeer invloedrijke en machtige landen zijn. Bovendien bevinden zij zich binnen de EU waardoor zij evenals Nederland gehoor moeten geven aan de Europese regelgeving. Daarbij zijn Duitsland en het Verenigd Koninkrijk belangrijke handelspartners van Nederland. Duitsland hanteert de earningsstrippingregeling en het Verenigd Koninkrijk de worldwide debt capital regeling. De beide regelingen worden achtereenvolgend behandeld.

4.3.1 De earningsstrippingregeling (esr) van Duitsland

In Duitsland wordt de winst van vennootschappen belast met vennootschapsbelasting,

bedrijfsbelasting en solidariteitsheffing. Gecombineerd kunnen deze belastingen oplopen tot een percentage van 30%. Verder heeft Duitsland ook een deelnemingsvrijstelling. Waar deze in Nederland een 100% vrijstelling verleent is dit in Duitsland 95%. Tot slot heeft Duitsland een veel grotere interne markt dan Nederland.120

Wat betreft de renteaftrekbeperking is in Duitsland de esr van toepassing. Dit systeem geldt zowel voor personen- als kapitaalvennootschappen in de vennootschapsbelasting en

bedrijfsbelasting. De hoofdregel van de esr is dat het saldo van rentekosten van aftrek is uitgesloten indien dit meer bedraagt dan 30% van EBITDA. Het geldt zowel voor rentekosten die verband houden met concernleningen (groepsleningen) als leningen van derden. Onder rente wordt verstaan, de winstafhankelijke interestkosten en de waardeveranderingen van schulden. Op de hoofdregel bestaat een drietal uitzonderingen die vooral bedoeld zijn om de MKB-sector te ontzien:

1. Het saldo van de interestopbrengsten en interestkosten is kleiner dan €3 miljoen. Eerst was dit €1 miljoen, maar met het oog op de economische crisis is het per 1 januari 2010

verhoogd.121

2. De vennootschap maakt niet deel uit van een groep.

3. De onderneming maakt deel uit van een groep, maar de eigenvermogensratio ten opzichte van de groep is beter. Daarbij is het bedrag aan betaalde rente aan een verbonden persoon

120 F. J. Elsweier & J. van Strien, ‘De Duitse earningsstrippingmaatregel: een (goede) optie voor Nederland?’,

WFR 2012/182.

121 F. J. Elsweier & J. van Strien, ‘De Duitse earningsstrippingmaatregel: een (goede) optie voor Nederland?’,

WFR 2012/182.

39

(een belang van 25% of meer) per saldo minder dan 10% van de interestopbrengsten en – kosten.

Verder is het mogelijk om de niet gebruikte ruimte van EBITDA door te schuiven naar de komende vijf jaren.

4.3.1.1 Opmerkingen en verschillen met Nederland

Een groot voordeel van de esr is de eenvoud. De maatregel sluit aan bij het saldo van de te betalen en ontvangen rente en bij de EBITDA en deze zijn relatief eenvoudig van de jaarrekening af te lezen. Verder is de esr erg effectief. Het is alleen mogelijk om de rente volledig in aftrek te brengen (tot 30%) indien er voldoende belastbare winst wordt behaald in Duitsland. Winst die onder de deelnemingsvrijstelling valt, wordt buiten de berekening van de aftrekbare rente gehouden. In Nederland zou hierdoor het Bosal-gat gedicht worden, omdat het in veel gevallen mismatches voorkomt. Naast eenvoud en effectiviteit is er ook een indirect voordeel. Omdat de aftrekbaarheid van rente afhankelijk is van de hoogte van de winst, zijn vennootschappen geneigd om winstgevende activiteiten in Duitsland te plaatsen.122

Er zijn echter ook nadelen. Een daarvan is de procyclische werking van de esr. De renteaftrek staat in verband met de hoogte van de winst ten opzichte van het netto rentesaldo. Als het

economisch niet goed gaat, zullen veel vennootschappen minder rente in aftrek kunnen brengen. Dit is een liquiditeitsnadeel voor belastingplichtigen. In Duitsland is daarom het drempelbedrag op €3 miljoen ingesteld. De MKB-sector wordt hierdoor ontzien, maar menig vennootschap ondervindt hinder van dit procyclische effect. Een tweede nadeel is de onvoorspelbaarheid van het belastbare resultaat. Belastbaar resultaat is moeilijk te sturen en fluctueert veel gedurende een fiscaal jaar. De verwachte winst aan het einde van het jaar is voor vennootschappen moeilijk in te schatten. Dit brengt onzekerheid met zich. De winst die wel te sturen is, wordt door vennootschappen vaker vooruitgeschoven omdat de lage aftrekbaarheid van 30% niet aanmoedigt om het in het

desbetreffende jaar te laten vallen.123 Verder heeft de esr enkele problemen met betrekking tot de

uitvoerbaarheid. Door de vele uitzonderingen en tegenbewijsregelingen kan de in beginsel eenvoudige maatregel complex uitpakken.124

122 M. G. H. van der Kroon & J. van Strien, ‘Het streven naar grondslagverbreding: is earningsstripping de

oplossing?’, NTFR 2011/614.

123 N. Herzig, ‘Impact study of the new German interest capping rule’, Intertax 2008, vol. 36, issue 12. 124 R. Zielke, ‘Shareholder debt financing an double taxation in the OECD: an empirical survey with

recommendations for further development of the OECD model and international tax planning’, Intertax 2010, vol. 38, issue 2.

40

Nederland heeft in het consultatiedocument uit 2008 ook overwogen om de esr in te voeren. Destijds achtte de staatssecretaris echter dat het in strijd zou zijn met het EU-recht.125 In plaats van

de generieke maatregel in te voeren zoals Duitsland, heeft Nederland voor de invoering van meerdere specifieke renteaftrekbeperkingen gekozen. De beweegreden voor Duitsland was om de grondslag te verbreden, terwijl Nederland een concurrerend vestigingsklimaat voor hoofdkantoren wilde creëren.126

De esr heeft dus ook haken en ogen. De vraag is of de eenvoudigheid en effectiviteit opweegt tegen het procyclisch effect en de onvoorspelbaarheid. Mede gelet op het feit dat de esr relatief onaantrekkelijk is voor hoofdkantoren lijkt het geen reëel alternatief.

4.3.2 De worldwide debt capital (wwdc) van het Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) is er enkele jaren geleden een andere weg ingeslagen met betrekking tot de vennootschapsbelasting. Het VK probeert fiscaal een zo goed mogelijk

vestigingsklimaat te creëren.127 Al enkele jaren wordt het VPB tarief achtereenvolgend verlaagd. Dit

tarief was in 2011 nog 26% en is in 2015 toegestane minimum van 20%.128 In het VK zijn er twee

algemene renteaftrekbeperkingen van toepassing:

1. Transfer pricing rules, deze zijn ervoor om excessieve rentepercentages en excessief lenen te voorkomen.

2. Unallowable purposes rules, deze verbieden elke aftrek van financiële kosten indien deze verband houden met belastingontduiking of ander misbruik.129

Sinds 1 januari 2010 is in het VK ook de wwdc van toepassing. Het is een specifieke renteaftrekbeperking. De wwdc beperkt de aftrek van rente in verband met de excessieve financiering met vreemd vermogen en wel ten hoogte van de financieringslast van het gehele

concern. De financieringslast wordt verkregen door het nadelige verschil tussen de renteopbrengsten en –kosten te berekenen. De wwdc heeft een beperkte reikwijdte gezien het feit dat het slechts van toepassing is op vennootschappen die deel uitmaken van een concern. Verder wordt als voorwaarde gesteld dat het concern 250 werknemers in dienst heeft of een jaarlijkse omzet £50 miljoen omzet heeft en minstens £43 miljoen op de balans. Daarbij komt dat alleen de moedervennootschap en haar dochtervennootschappen waarvan een belang van ten minste 75% in het bezit is onder de

125 Brief door de staatssecretaris van Financiën aan de tweede kamer gestuurd op 5 december 2009, nr.

DB2009/674m, NTFR 2009/2617, V-N 2009/62.14.

126F. J. Elsweier & J. van Strien, ‘De Duitse earningsstrippingmaatregel: een (goede) optie voor Nederland?’,

WFR 2012/182.

127 R.P.C.W.M. Brandsma, ‘aftrekbeperking deelnemingsrente remt economisch herstel”, PWC, 05-06-2012. 128 www.hmrc.gov.uk/rates/corp.htm.

129 B. Mosley & C. Mckenna, “The “world-wide debt cap” – a fundamental change to the tax deductibility of

finance cost in the UK”, blz. 126, www.deloit.co.uk.

41

wwdc vallen.130 Ten slotte is er nog een zogenaamde ‘gateway test’. Dit is een toets naar de grote

van de brutoschuld van een vennootschap in het concern. Indien de brutoschuld van de

vennootschap kleiner is dan 75% van het gehele concern, dan is de wwdc niet van toepassing. In veel gevallen is de wwdc dus niet van toepassing en dan wordt rente alleen beperkt indien er sprake is van misbruik.

4.3.2.1 Opmerkingen en verschillen met Nederland

Het beleid van het VK en dat van Nederland is niet goed te vergelijken. Waar Nederland al geruime tijd geleden de weg in is geslagen van specifieke renteaftrekbeperkingen, heeft het VK lange tijd slechts twee algemene aftrekbeperkingen aangehouden en heeft het onlangs pas de eerste

specifieke maatregel ingevoerd. Bovendien is de reikwijdte van deze maatregel erg beperkt. Verder is het beleid van het VK er op gericht een zo gunstig mogelijk fiscaal vestigingsklimaat te creëren waarbij maar weinig maatregelen hier belemmeringen in vormen.131 Door dit op te sommen kan

gesteld worden dat het Nederlandse beleid te ver verwijderd is van het beleid in het VK om een goede vergelijking te maken.

Wel kan geconcludeerd worden uit het stelsel van het VK dat het niet nodig is om tal van specifieke maatregelen door te voeren. Een aantal algemene maatregelen volstaat ook. Dit is een andere benadering om een gunstig vestigingsklimaat te creëren en toch misbruik te beperken.