• No results found

Oplossingsrichting Bestuurlijk

2. Ruimtelijke reservering middels afstemming NOVI, POVI’s en PEH

De plannen van industrie en infrastructuur vragen om afstemming met andere ruimtelijke plannen van bijvoorbeeld landbouw, de gebouwde omgeving en transport. De Omgevingswet heeft de NOVI en POVI’s ingesteld om deze afstemming te faciliteren. Verder hangt de NOVI sterk samen met het Programma Energie Hoofdinfrastructuur (PEH). Bij de NOVI en POVI’s zijn de meeste departementen, regio’s en infrastructuurbeheerders aangesloten. Sluit hierbij ook de industriële clusters aan en maak de energietransitie en bijbehorende infrastructuur een hoofdonderwerp. Het is van belang om de industriële plannen en het gebruik van de ondergrond hierbij aandacht te geven, zodat er een basis gelegd wordt voor ruimtelijke reserveringen voor de infrastructuur. Ook kan hierbij rekening gehouden worden met de relatieve positie van ondergrondse en bovengrondse infrastructuur.

De NOVI, POVI’s en PEH kunnen dienen als basis voor een structureel samenwerkingsprogramma. Hierbij dient internationale afstemming een van de onderdelen te zijn. Een dergelijk programma zorgt voor meer continuïteit en afstemming dan individuele projecten zoals TIKI en ii3050, en creëert draagvlak op alle bestuursniveaus door de relevante partijen de mogelijkheid tot inspraak te bieden.

3. Vergroten vrijheid besluitvormingsproces infrastructuurbeheerders: (lat en proces/methode)

Het wettelijk mogelijk maken voor infrastructuurbeheerders om investeringen eenvoudiger te kunnen classificeren als doelmatige investering (b.v. als een gebied meer vraag verwacht maar het niet 100% zeker is bij welke afnemer), zorgt dat infrastructuurbeheerders en ontwikkelaars de infrastructuur die maatschappelijk relevant is voor de energietransitie eerder kunnen opleveren of opschalen.

Om de meest maatschappelijk gewenste infrastructuur te kunnen opleveren dient het beslissingsproces van het huidige ‘least regret’ naar een ‘highest opportunity’ uitgangspunt te worden getransformeerd. Hierbij is het noodzakelijk om de maatschappelijke baten mee te kunnen nemen in business case berekening en enige inefficiëntie te accepteren. Tegelijkertijd dienen de kosten van nieuwe infrastructuur bewaakt te worden. Het toekennen van mogelijkheden aan infrastructuurbeheerders

om maatschappelijk onwenselijke aanvragen (zoals datacenters in een congestie gebied) te kunnen weigeren zou dit verder kunnen faciliteren. Hierbij hoort ook een expliciete rol voor toezicht door de ACM.

Oplossingsrichting Bestuurlijk

1. Creëren MIEK programma met Rijksuitvoering en beoordelingskader (23,1 Mton):

Spin-offs naar: Verdienvermogen NL:

2. Ruimtelijke reservering middels afstemming NOVI, POVI’s en PEH (15,4 Mton):

Spin-offs naar: Verdienvermogen NL:

3. Vergroten vrijheid besluitvormingsproces infrastructuurbeheerders (16,1 Mton):

Spin-offs naar: Verdienvermogen NL:

Oplossingsrichting Bestuurlijk

6. Oplossingen

Projectnummer, cluster, projectBestuurlijke oplossingsrichtingenMIEK Afstemming ruimte Vrijheid infrabeheerders

H1 NN Afname H2 industrie H2 NZKG Blauwe H2 Athos

H3 R-M H-vision, blauwe H2, 46 PJ. X X H4 R-M Lokaal H2netwerk (HIC) X H5 Ze Lokaal H2netwerk (CUST) X H6 Ch Vergroenen H2 productie uit biomassa (afval)

H7 Ch Pilotplant H2uit koolwaterstoffen

H8 C6 Productie H2op offshore platforms X C1 NN Biofuel met CO2

C2 NN CO2net Eemshaven – Delfzijl X

C3 NZKG Athos CC(U)S X X

C4 NZKG OCAP 1,1 Mton CCU X

C5 R-M Porthos CCS X X

C6 R-M CCU OCAP 1,2 Mton X

C7 R-M Porthos Zeeland en Chemelot. X X C8 Ze 0,5 Mton CCU ‘alternative concrete’

C9 Ze 1,7 Mton CCS bij H2 productie X C10 Ze CC(U)S 1 Mton reeds beschikbare pure CO2

C11 Ze CO2leiding Gent (BE), Terneuzen en Vlissingen X C12 Ch Reductie N2O emissie

C13 Ch CCU glastuinbouw C14 C6 CCS keramiek C15 C6 CC(U)S AVI’s

C16 C6 Aanleggen lokale CO2netten X W1 NN Restwarmte leiding

W2 NN Uitbreiden restwarmte W3 NN Uitbreiden stoomnet W4 NZKG Uitbreiden warmtenet W5 R-M Uitbreiden warmtenetten W6 R-M Uitbreiden stoomnetwerk Botlek W7 Ch Uitbreiden HGN, 30 MW restwarmte W8 C6 Restwarmte datacenters

W9 C6 Geothermie voor FNLI, papier- en keramiekindustrie W10 C6 Gebruik LT restwarmte voor FNLI en papierindustrie W11 C6 Gebruik restwarmte AVI’s

E1 NN 20MW P2H2 E2 NN Opschaling E1 naar 250MW X E3 NN 100MW P2H2 E4 NN Opschaling E3 naar 850MW + 1GW X X E5 NN Extra elektrificatie X E6 NZKG 100MW P2H2 E7 NZKG Opschaling E6 naar 1GW X X E8 NZKG Elektrificatie X E9 R-M 20 MW P2H2 E10 R-M 250MW P2H2

E11 R-M Opschaling E10 naar 2GW X X

E12 R-M Elektrificatie X

E14 Ze Elektrificatie X

E15 Ze 100MW P2H2

E16 Ze Opschaling E15 naar 1GW X X

E17 Ch Elektrificatie X

E19 C6 Elektrificatie offshore platforms X X E20 C6 Gedeeltelijke elektrificatie FNLI, VNP, KNB, FME X Gebouwde omgeving, mogelijke

integratie met industrie Mobiliteit, partiele integratie met MIRT en mogelijk maken transport op H2

Gebouwde omgeving, efficiëntere realisatie lokale e-infra

Efficiëntere realisatie van infrastructuur

Efficiëntieverbeteringen door integratie overige infrastructuur

Efficiëntere realisatie en

dimensionering van infrastructuur Mogelijkheid tot first-mover voordeel

Efficiëntere realisatie van infrastructuur

Efficiëntieverbeteringen door integratie overige infrastructuur

Handelshub H2en CO2, im- en export met DE, BE Elektriciteitssector, mogelijk maken

Om breed draagvlak te creëren is het van belang dat er politiek en bestuurlijk een heldere structuur ontstaat met bijbehorende verantwoordelijkheden, waarin gewaarborgd is dat de perspectieven van de stakeholders op het juiste niveau en op de juiste wijze meegenomen worden. Hierbij is bestuurlijk commitment en het nemen van verantwoordelijkheden van belang.

Vanuit de opdracht die de industrie heeft meegekregen voor emissiereductie, zijn op clusterniveau plannen uitgewerkt voor de realisatie van de transitie met hierin de projecten die in dit rapport reeds zijn besproken. Het is echter van belang dat deze projecten niet enkel op lokaal of regionaal niveau worden meegenomen. In het geval van cluster-overstijgende projecten of projecten van nationaal belang dienen deze op een hoger niveau binnen de overheid meegenomen te worden in plannen en strategieën. Dit kan plaatsvinden middels de CES-en en het MIEK.

Om draagvlak te creëren is een goede wisselwerking tussen burgers en de overheid van belang. De participatie van burgers in de RES-en zorgt voor lokaal momentum en draagvlak. Dit biedt kansen voor het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor de benodigde infrastructuur voor de energietransitie van de industrie. Hierbij is het van belang om te bewaken en garanderen dat de RES-en niet uitsluitend regionaal zijn maar ook omliggende regio’s meenemen qua infrastructuur en context. Brede aansturing van de RES-en is hierbij essentieel.

Ook transparantie tussen de overheid en industrie is van belang. Hiervoor kunnen de CES-en dienen, welke informatie uitwisselen met het MIEK (op Rijksniveau) en de RES-en (op regionaal niveau).

Het creëren van maatschappelijk draagvlak is vaak ook een kwestie van informatievoorziening en manier van communiceren. Het Rijk en de industrie gezamenlijk dienen dan ook verdere nadruk te leggen op de mogelijke opbrengsten en nieuwe economische kansen van de energietransitie. Hiernaast zorgt de Nederlandse industrie voor werkgelegenheid en economische ontwikkeling. Het is daarom van belang dat overheden én de industrie benadrukken wat haar toegevoegde waarde is. Zo kan het maatschappelijk draagvlak toenemen.