• No results found

Oplossingen van andere lidstaten

In document De exitheffing (pagina 39-43)

Ook een aantal ander lidstaten heeft de exitheffing moeten aanpassen naar aanleiding van infractieprocedures van de Europese Commissie of arresten van het HvJ. Onder andere België, Zweden en Oostenrijk hebben hun exitheffing zodoende aangepast. In deze paragraaf worden de exitheffingbepalingen van deze landen kort behandeld.

89 Wattel, P. (2002). Handel in exitclaims. NTFR, 2002/303. 90 Wattel, P. (2002). Handel in exitclaims. NTFR, 2002/303.

38

In 2008 is de Europese Commissie tegen Zweden, tegelijkertijd met Nederland, een infractieprocedure gestart. Deze infractieprocedure zag tevens op de inbreuk die de exitheffing maakte op het EU-recht.91 Daarnaast had de hoogste administratieve rechter in Zweden verklaard

dat de toenmalige exitheffing in strijd was met de vestigingsvrijheid.92 Naar aanleiding van deze

gebeurtenissen is daarop de exitheffing in 2010 aangepast. De Zweedse exitheffingbepaling toont overigens veel gelijkenissen met de Nederlandse exitheffingbepalingen. Door de wetswijziging is het grensoverschrijdende vennootschappen mogelijk gemaakt om uitstel van betaling exitheffingen te verkrijgen. Jaarlijks zal opnieuw moeten worden verzocht om uitstel van betaling van de exitheffing. De invordering vindt plaats in vijf of tien gelijke jaarlijkse termijnen, waarbij geen rekening wordt gehouden met waardeverminderingen. Een groot voordeel voor de belastingplichtige is dat er in dit systeem geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Daarnaast zijn de administratieve vereisten minimaal en hoeft er geen zekerheid te worden gesteld, zoals dat in het huidige Nederlandse stelsel het geval is. Uitstel van betaling eindigt volgens dit systeem indien de desbetreffende vermogensbestanddelen worden vervreemd of wanneer de onderneming wordt gestaakt.

Ook in Oostenrijk is de exitheffing in het afgelopen decenium aangepast. In 2007 is namelijk de mogelijkheid tot uitstel van betaling exitheffing geïntroduceerd. Om voor dit uitstel in

aanmerking te komen moet door de belastingplichtige daartoe verzocht worden. Uiteindelijk vindt de invordering plaats wanneer de winsten worden gerealiseerd en de desbetreffende

vermogensbestanddelen daadwerkelijk worden vervreemd. Indien dit niet binnen tien jaar na aanvang van het uitstel plaatsvindt, wordt het resterende bedrag kwijtgescholden. Voor deze uitstelmogelijkheid zijn net als in Zweden geen administratieve verplichtingen of zekerheden vereist. Tevens wordt er geen heffingsrente in rekening gebracht.

Zoals eerder besproken heeft de kritiek op de Nederlandse exitheffing voornamelijk betrekking op de zekerheden, administratieve verplichtingen en heffingsrente. Aangezien deze voorwaarden in Zweden en Oostenrijk niet gelden, lijkt het mij aannemelijk dat deze exitheffingen dan ook in overeenstemming met het EU-recht zijn. Immers, er is geen enkele belemmering bij de grensoverschrijdende zetelverplaatsing.

De laatste exitheffing die hier besproken wordt is de exitheffing van Denemarken, die naar aanleiding van een uitspraak van het HvJ haar exitheffing in 2013 heeft aangepast. Deze nieuwe regeling biedt de belastingplichtige de mogelijkheid tot uitstel van betaling van de exitheffing. Ook

91 Bellingwout, J.W. (2012). Cartesio, drie jaar later… WFR 2012/12.

92 Emmerink, F. (2012). De exitheffing in de wet Vpb. 1969: EU-rechtelijk onhoudbaar. Kluwer, NOB/LOF serie

deel 20.

39

hier moet door de belastingplichtige worden verzocht tot dit uitstel. De Deense exitheffing wijkt meer af van de Nederlandse dan de bovengenoemde exitheffingen. Immers, wanneer een belastingplichtige uitstel van betaling is verleend, dient zij jaarlijks minimaal 1/7 deel van de vastgestelde belastingschuld te betalen. Tevens wordt het werkelijk gerealiseerde inkomen in de heffing betrokken. Net als in Nederland wordt er 3% invorderingsrente in rekening gebracht. Daarentegen zijn er geen bankgaranties of administratie vereist. Mijns inziens is de kans groot dat deze exitheffing door het HvJ in strijd wordt geacht met het EU-recht. Ten eerste is het naar mijn mening volkomen onevenredig dat er jaarlijks 1/7 deel van de belastingschuld moet worden betaald. Binnenlandse zetelverplaatsingen krijgen namelijk niet te maken met een dergelijke heffing,

waardoor de buitenlandse zetelverplaatsing wordt belemmerd. Ten tweede vormt de

invorderingsrente van minimaal 3% een belemmering voor de buitenlandse zetelverplaatsing. Ondernemingen die hun zetel naar het buitenland besluiten te verplaatsen krijgen zodoende te maken met een behoorlijk liquiditeitsnadeel ten opzichte van binnenlandse zetelverplaatsingen. De komende tijd zal het HvJ moeten uitwijzen of deze exitheffing daadwerkelijk als belemmerend kan worden beschouwd.

4.5 Conclusie

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de vraag wat de verbeterpunten en alternatieven van de exitheffing in zijn huidige vorm zijn. Daarbij is de exitheffing getoetst aan het EU-recht en is vervolgens besproken hoe de exitheffing in overeenstemming met dit EU-recht kan worden gebracht. Daarnaast zijn de oplossingen van een aantal andere lidstaten besproken.

Bij de toetsing van de exitheffing aan het EU-recht bleek al gauw dat het maar de vraag is of de Nederlandse exitheffing in overeenstemming kan worden geacht met de vestigingsvrijheid. Immers, de voorwaarden die gelden voor het betalingsuitstel zijn naar mijn mening dermate belemmerend dat deze in strijd zijn met het EU-recht. Ten eerste is het mijns inziens onevenredig om zekerheid te vragen, wanneer er een Richtlijn is gepubliceerd waarin een kader is gegeven om de belastingschuld daadwerkelijk in te vorderen. Daarnaast ben ik van mening dat het in rekening brengen van invorderingsrente een zware belemmering vormt voor de buitenlandse

zetelverplaatsing ten opzichte van de binnenlandse zetelverplaatsing. Aangezien buitenlandse zetelverplaatsingen niet anders behandeld mogen worden dan binnenlandse zetelverplaatsingen, maakt de invorderingsrente naar mijn mening inbreuk op het EU-recht. Als laatste schieten de administratieve verplichtingen hun doel voorbij. De administratie die op dit moment vereist is voor het verkrijgen van uitstel van betaling komt overeen met een nagenoeg volledige Nederlandse

aangifteplicht. Daarmee is het dan ook in strijd met het EU-recht. Ook in een recent Duits arrest is de deur weer open gezet voor discussies omtrent deze voorwaarden voor uitstel van betaling.

In dit hoofdstuk zijn enkele alternatieven en verbeterpunten voor de exitheffing

opgenomen. Het meest passende alternatief lijkt mij een exitheffing waarbij verschillende lidstaten samenwerken om zodoende een uniforme invordering te bewerkstelligen. Een mogelijke vorm hiervan is besproken bij de mogelijke oplossingen van Wattel. Hij stelt dat lidstaten elkaars latente belastingclaims moeten overkopen en zodoende een soort handel in exitclaims starten. Zoals besproken in dit hoofdstuk heeft dit veel voordelen voor de belastingplichtigen, zoals bijvoorbeeld uitstel van betaling tot aan de realisatie van de meerwaarden.

Als laatste is in dit hoofdstuk stilgestaan bij een aantal exitheffingen van andere lidstaten. De exitheffingen van Zweden, Oostenrijk en Denemarken zijn daarbij behandeld. De heffingen van Zweden en Oostenrijk maken mijns inziens een grote kans in overeenstemming met het EU-recht te worden verklaard. In die lidstaten hoeft de belastingplichtige namelijk niet aan belemmerende voorwaarden te voldoen. In Denemarken is daarentegen wel een aantal belemmeringen

geconstateerd. Zo moet de belastingplichtige bij uitstel van betaling bijvoorbeeld jaarlijks 1/7 deel van de heffing betalen en wordt er daarnaast heffingsrente in rekening gebracht. Ik verwacht dan ook dat het HvJ in de toekomst zal oordelen dat deze exitheffing in strijd met het EU-recht is.

Kortom, in dit hoofdstuk is geconstateerd dat de huidige Nederlandse exitheffing inbreuk maakt op de vrijheid van vestiging, zoals dat is neergelegd in het EU-recht. Voor deze exitheffing is een aantal alternatieven en verbeteringen denkbaar. Zo kunnen de verschillende lidstaten

samenwerken om een uniform invorderingssysteem te bewerkstelligen. Zodoende kunnen ook de belemmerende voorwaarden worden ingeperkt. Voor andere alternatieven kan Nederland een voorbeeld nemen aan andere lidstaten, zoals bijvoorbeeld Zweden en Oostenrijk.

5 Conclusie 5.1 Inleiding

In deze scriptie stond de volgende vraag centraal: Wat zijn de aandachtspunten voor de exitheffing

ten aanzien van het EU-recht, na implementatie van de Wet Uitstel van betaling exitheffingen? Om

te kunnen onderzoeken wat de aandachtspunten voor de exitheffing in zijn huidige vorm zijn, zijn er drie deelvragen opgesteld. Allereerst wordt in paragraaf 5.2 nogmaals kort antwoord gegeven op deze drie deelvragen. Vervolgens wordt in paragraaf 5.3 antwoord gegeven op de centrale vraag. Tot slot worden er in paragraaf 5.4 suggesties gegeven voor vervolgonderzoeken.

5.2 Conclusies deelvragen

In document De exitheffing (pagina 39-43)