• No results found

3. De Amsterdamse actieve burger onderzocht

1.4. Oplossen van maatschappelijke problemen

In het theoretisch deel van dit onderzoek (§ 1.1.4) is naar voren gekomen dat actief burgerschap wordt gezien als oplossing voor verschillende maatschappelijke problemen. Ook al was dit niet het doel van dit onderzoek, toch kwamen uit de antwoorden van respondenten enkele interessante gegevens betreffende dit onderwerp naar voren die hier zullen worden gepresenteerd. Enkele van deze citaten hebben ook betrekking op de hoofd- en deelvragen van dit onderzoek.

1.4.1. Kloof tussen burger en bestuur

Actief burgerschap zou onder andere de kloof tussen burger en bestuur kleiner maken. Uit de citaten uit paragraaf 4.2.1 en 4.3.1 komt naar voren dat die kloof voor deze respondenten niet kleiner wordt. De respondenten in dit onderzoek voelen zich niet gehoord om verschillende redenen. Ze snappen niet precies hoe de gemeente werkt betreffende bewonersinitiatieven, ze vinden het organiseren van een initiatief te veel werk (dat er teveel gevraagd wordt van de burgers), ze vinden dat de structuur van de gemeente niet goed of onduidelijk is of ze vinden dat mensen bij de gemeente langs elkaar heen lopen. Truus vertelde dat zij het Sint Maarten feest volgend jaar liever zonder de gemeente organiseert:

“ (…) maar ik zou het het liefst zonder subsidie doen. Ik zou het liefst niet meer afhankelijk willen zijn van de gemeente.” Dit is het gevolg van het feit dat zij niet de volledige aangevraagde subsidie kreeg. In paragraaf 1.1.4 wordt de kloof tussen burger en bestuur uitgelegd als het idee dat de wereld van de politiek niet aansluit op bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen. Hierdoor nemen burgers steeds vaker het heft in eigen handen waardoor legitimiteit van politiek bestuurders afneemt. Legitimiteit van politici is echter ook een belangrijk aspect als het gaat om vertrouwen in de overheid. De kloof tussen burger en bestuur die voor deze respondenten niet afneemt door de bewonersinitiatieven kan gezien worden als een blijk van het afwezig zijn van vertrouwen in de overheid.

1.4.2. Sociale uitsluiting

Ook zou actief burgerschap een oplossing zijn voor het oplossen van sociale uitsluiting in een buurt. Wederom kan uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat de respondenten dit niet zo

ervaren. Enkele respondenten stelden dat de mensen die het echt nodig hebben nog altijd niet bereikt worden op deze manier van actief burgerschap. De mensen die het meest buiten de maatschappij staan worden nog altijd niet bij de samenleving betrokken. Dit blijkt uit de volgende citaten.

Tim is werkzaam bij Cordaan, in een huis waar mensen met een verstandelijke beperking wonen. Vanuit het huis heeft hij samen met mensen uit de buurt een burendag georganiseerd. Hij merkte door de burendag dat er met participatie en actief burgerschap nog veel te halen valt op het gebied van culturele integratie. De burendag was een geslaagde dag volgens hem, maar hij merkte dat er nog afstand was met de Marokkaanse buurtbewoners.

“Ik merkte met de burendag dat het… het is een beetje een blank gebeuren nog (…). Maar op de burendag merk je dan dat er ‘ook wat Marokkaanse’ mensen komen. Het is toch een andere cultuur, de kinderen zijn wat vrijer en lopen rond. En dan hoor je een beetje klagen van ow ja ze komen zo veel eten halen, nu voor de vierde keer.” (Tim)

Hij stelde dat het aan de ene kant een begin van integratie was, maar dat er aan de andere kant nog veel werk te verrichten was:

“Maar dan ben je eigenlijk al bezig met integratie zeg maar he. Op dat moment. Want we praten er hier over, en dan merk je nog wel dat het nog een andere groep is. Zo wordt dat gezien. En daar valt nog wel heel wat te halen.”

Een volgend citaat komt van Nel:

“En ik merk dat het potje buurtinitiatieven is opgezet voor actieve burgers die iets leuks willen organiseren. Dat zijn of dezelfde, eeehm (…) en mensen die wel leuke ideeën hebben maar niet hoort of niet ziet, ja hoe krijg je die zover om daar gebruik van te maken. En daar zie ik nog een enorm gat liggen.” (Nel)

Peter vertelde dat hij het gevoel had dat er in zijn buurt nog veel te halen viel in het bereiken van kwetsbare groepen. Hij stelde dat de overheid niet of minder hoeft te investeren in de grachtengordel, waar veel hoog opgeleide mensen met een goed salaris wonen.

“Dus ik denk wel dat dat een taak is van de overheid, om te investeren in burgerinitiatieven waar die initiatieven nog niet zelf tot stand zijn gekomen.” (Peter)

Een ander citaat werpt ook licht op dit onderwerp:

“Als je het nou over initiatieven hebt, de kerntaak van de alliantie is het aansturen van bewonersinitiatieven. Dus zij moeten in feite de wijk in en zij moeten degenen zijn die, ik

weet niet waar vandaan dat moeten ze zelf weten, bewoners vinden die zeggen ow ja leuk idee.” (Froukje)

Froukje zag hier een taak liggen voor de ABC Alliantie. Zij had het gevoel dat het de taak van die organisatie zou moeten zijn om juist mensen die niet makkelijk te bereiken zijn over te halen mee te doen met de buurtparticipatie:

“Ik bedoel als een bewoner eenmaal over de brug is en ze zijn zo ver dat ze zeggen dit kunnen we niet en ze gaan naar (iemand van de Alliantie) dan wil ze dat ontzettend graag voor je doen dat invullen. Maar dat is niet de manier om die bewoners binnen te krijgen want voor die tijd zijn ze al lang afgehaakt.”

Froukje geeft hier tevens informatie dat van belang is voor de tweede deelvraag. Zij vindt dat de ABC Alliantie haar taken niet goed uitvoert, wat een blijk is van afwezigheid van vertrouwen. Volgens Froukje is de taak van de ABC Alliantie actief de burgers stimuleren om een bewonersinitiatief te organiseren, een taak die zij op dit moment niet vervullen. Daan zag betreffende dit onderwerp ook een belangrijke taak liggen voor de overheid. Hij organiseerde lezingen over zijn buurt voor geïnteresseerden. Daarvoor is hij “(…) twee hele oude dingen in de buurt gaan opzoeken die niet hun eigen verhaal zouden kunnen vertellen maar waarvan het verhaal wel heel interessant is. Een is de scheepswerf hier, die al heel oud is, en de ander is een palingvisser, die ligt hier in het westerdok”. Die palingvisser mocht niet meer vissen vanwege het hoge gifgehalte in het water. Hij was al zijn hele leven visser en wist niets anders. Uiteindelijk heeft die palingvisser een schoonmaakbaantje genomen bij een vishandel om wat geld te verdienen. Daan noemde dit “vernederend”. Hierover zei hij: “En het is vrij schrijnend dat juist zo’n figuur nooit terecht komt bij ABC, weetjewel. Of dat iemand van het ABC zegt ow dan moeten we die eens gaan helpen.”

Al deze respondenten zien nog een belangrijke taak liggen bij de gemeente voor het betrekken van die mensen die moeilijk te bereiken zijn. Hoe dit moet weten ze niet precies, maar dat het moet gebeuren is volgens de respondenten een belangrijke taak voor de overheid. Dit schijnt tevens licht op het onderwerp van de tweede deelvraag. De respondenten hebben het gevoel dat de overheid haar taak nog niet naar behoren uitvoert. Samenvattend lijkt het er op dat de respondenten wel vertrouwen hebben in de goede wil van de betreffende ambtenaren, maar dat de juiste manier van uitvoering (nog) niet aanwezig is.

Dit heeft volgens de respondenten verschillende redenen. De betreffende ambtenaren zijn niet competent, de regels zijn niet duidelijk of te ambtelijk of de ambtenaren werken langs elkaar heen. Er is dus aan de ene kant sprake van vertrouwen in de overheid (goede wil van de mensen die er werken), terwijl aan de andere kant veel aspecten erop wijzen dat er een gebrek aan vertrouwen in de overheid is.