• No results found

Operationele kenmerken van een maatschappelijke onderneming bij corporaties

maatschappelijke onderneming 3.1 Inleiding

4.4 Operationele kenmerken van een maatschappelijke onderneming bij corporaties

In deze paragraaf beantwoord ik de vraag welke operationele kenmerken de twaalf organisatie-eigenschappen van een maatschappelijke onderneming voor corporaties hebben. Telkens herhaal ik eerst de beschrijving van de organisatie-eigenschap uit het vorige hoofdstuk om vervolgens de bijbehorende operationele kenmerken te beschrijven.

Missie en doelen

Een maatschappelijke onderneming heeft de organisatie-eigenschap dat missie en doelen uitgaan van de morele waarde van de organisatie, waarbij belanghouders

worden geraadpleegd, maar de organisatie zelf uiteindelijk haar agenda bepaalt. Bij corporaties heeft deze organisatie-eigenschap de volgende operationele kenmerken: 1. Een corporatie als maatschappelijke onderneming geeft in haar missie en doelen

een onderscheid tussen kernopdracht (wat moet, traditioneel werkveld huisvesten van

zwakkeren op de woningmarkt) en haar inzet op een breder speelveld (nevenactivi-teiten) weer (wat mag, nieuwe werkterreinen, nevenactiviteiten sociale en fysieke verbetering van wijken en dorpen en verzorgen van vastgoed voor maatschap-pelijke instellingen). Op deze manier biedt de corporatie maatwerk om de lokale opgaven op te pakken. De corporatie als maatschappelijke onderneming heeft haar activiteiten in het bredere werkgebied vanuit haar rolopvatting beargu-menteerd, bedrijfsmatig onderbouwd en gelegitimeerd met een contract met overheid, belanghouders of afnemers (VROMraad, 2000; MDW Werkgroep Woningcorporaties, 2000; Van Dijk et al., 2002; Ministerie van VROM, 2005; Sas, 2005; De Boer, 2005; Futura, 2006; Van der Schaar, 2006; Aedes, 2007; R. de Jong, 2007; Gruis en Van Bortel, 2007; Koolma, 2008; CDA, 2008; Futura, 2008; Gruis, 2009; Ministerie van VROM, 2009; De Boer, Haanemaaijer & Mulder, 2010). Dit operationeel kenmerk sluit vooral aan op de morele waarde (kernopdracht) en afstemming met belanghouders (legitimatie met een contract). 2. Een corporatie als maatschappelijke onderneming bepaalt haar koers en missie

in zelfstandigheid en vrijheid. Van belang is dat de lokale maatschappelijke vraag-stukken leidend zijn, die worden geaccommodeerd via (prestatie)contracten met onder andere de gemeente. Principieel zijn er drie mogelijkheden voor de missie. Ten eerste een smalle en traditionele taakopvatting: beheren en zonodig ontwik-kelen van sociale huurwoningen voor doelgroepen die niet in staat zijn op eigen kracht op de woningmarkt in hun behoeften te voorzien. Ten tweede profes-sionele vastgoedinstellingen met een expliciet sociale, maar tegelijkertijd ook brede taakstelling. Ten derde instellingen die nadrukkelijk de emancipatie van specifieke maatschappelijke groepen als hoofddoelstelling kiezen (Rigo, 2002; Van Dijk et al. 2002; Futura, 2004; Commissie De Boer, 2005; Conijn, 2005; R. de Jong, 2007; CPB, 2010). Dit operationeel kenmerk sluit vooral aan op het bepalen van de eigen agenda uit de organisatie-eigenschap.

3. Een corporatie als maatschappelijke onderneming is gebaseerd op normatieve / ideologische beweegredenen. Het zijn van een maatschappelijke onderneming begint al bij de missie; het veronderstelt opvattingen over wat nuttig en wenselijk is en agendeert nieuwe maatschappelijke kwesties. Voor de missie betekent dit dat deze in de ‘taal van de buitenkant’ is geformuleerd, omdat een corporatie als maatschappelijke onderneming niet alleen toegevoegde waarde levert voor de klant/huurder, maar ook voor de maatschappelijke omgeving (Rigo, 2002; Futura, 2004; Schilder, Mosch & Hage, 2006; Tegel et al., 2006; Helderman,

2007; Botter, 2010). Dit operationeel kenmerk sluit vooral aan op de morele waarde van de organisatie.

4. In de missie van een corporatie als maatschappelijke onderneming is de oriën-tatie zowel maatschappelijk als bedrijfsmatig. Het concept van een maatschappelijke onderneming biedt een combinatie van ondernemerschap (moet financieel rendabel zijn) en de inzet voor maatschappelijke opgaven (moet maatschap-pelijk rendabel zijn). Naast het zekerstellen van het voortbestaan van de orga-nisatie (continuïteit, financieel rendabel) is het realiseren van maatschappelijk rendement (maatschappelijke prestaties, outcome, maatschappelijk rendabel) de belangrijkste doelstelling van een corporatie als maatschappelijke onderneming (Rigo, 2002; VROMraad, 2003; Futura, 2004; Van Os, 2007; Deuten & De Kam, 2007; Van Leent, 2008). Dit operationeel kenmerk sluit vooral aan op de morele waarde van de organisatie en het zelf bepalen van de agenda.

5. De missie van een corporatie als maatschappelijke onderneming is gericht op een specifieke vraag (niche), het is namelijk onmogelijk om alle maatschappelijke vragen op te pakken. Een maatschappelijke onderneming onderscheidt zich door het herkennen en beantwoorden van vragen die door de markt of overheid niet of onvoldoende worden opgepakt. De maatschappelijke opgave van een maat-schappelijke onderneming is enerzijds af te leiden uit de actuele problemen in het werkveld, anderzijds ontleent de maatschappelijke onderneming haar opgave aan het ‘gat’ dat andere instituties niet oppakken of laten vallen (Rigo, 2002; Van Dijk et al., 2002; Futura, 2006; Gruis, 2009). Dit operationeel kenmerk sluit vooral aan op de raadpleging van belanghouders, in dit geval over maatschappe-lijke opgaven en het zelf bepalen van de agenda.

Bekostiging

Een maatschappelijke onderneming heeft de eigenschap dat zij bekostigd wordt op basis van effecten van de inspanningen van de organisatie en dat leidt tot omgang met financiële onzekerheden (risico’s). Bij corporaties heeft deze organisatie-eigen-schap de volgende operationele kenmerken:

6. Een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft een bestemmingsplicht van haar vermogen voor maatschappelijke opgaven in het woondomein. Er is sprake van maatschappelijk gebonden vermogen, waarbij eventuele winsten worden aangewend voor het bereiken van de missie. Corporaties dienen inzicht te geven in de investeringscapaciteit en de manier waarop die wordt ingezet voor het realiseren van de maatschappelijke doelen. Vanwege de bestemmingsplicht dienen corporaties werkzaamheden in verschillende rechtspersonen onder te brengen om weglekken van maatschappelijk bestemd vermogen naar commerciële projecten te voorkomen (VROMraad, 2000; MDW Werkgroep Woningcorporaties, 2000; VROMraad, 2003; Commissie De Boer

2005; Schilder et al., 2006; Van der Schaar, 2006; CDA, 2008; Gruis, 2009). De bestemmingsplicht van het vermogen sluit vooral aan het onderdeel financiering op basis van effecten van geleverde inspanningen uit de organisatie-eigenschap. Een corporatie bekostigt zichzelf door het realiseren van ‘waardeontwikkeling’ op woningen en (kleine) resultaten op de exploitatie van woningen, beiden effecten van (vooral) de inspanningen van de corporatie.

7. Een corporatie als maatschappelijke onderneming is financieel autonoom, de inkomsten komen voort uit geleverde diensten van de organisatie. Goede finan-ciële sturing is van belang. De sturing is vooral gericht op finanfinan-ciële continuïteit en het beheer van de leningenportefeuille (treasury) (Van der Schaar, 2006; Van Os, 2007; Deuten & De Kam, 2007; Gruis, 2009). De financiële verzelf-standiging heeft corporaties gestimuleerd in hun zelfstandig ondernemerschap (Ministerie van VROM, 2009). Financiële autonomie sluit vooral aan op dat corporaties zichzelf bekostigen en daarbij met onzekerheden van bijvoorbeeld waardedalingen om moeten gaan. De grootste uitgavenpost is de rente en aflos-sing van leningen, wat risico’s met zich meebrengt.

Maatschappelijke inbedding

Maatschappelijke ondernemingen hebben een maatschappelijke inbedding met een responsieve houding naar de omgeving waarbij gewerkt wordt aan vernieuwende omgangsvormen met die omgeving, aan draagvlak en dialoog om feedback over de prestaties van de organisatie op te halen. Bij corporaties heeft deze organisatie-ei-genschap de volgende operationele kenmerken:

8. Een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft een vorm bedacht om invloed te geven aan de maatschappij als het gaat om het beoordelen of de afwegingen en activiteiten van de corporatie voldoende resultaat opleveren. Belanghouders en huurdervertegenwoordigers moeten de prestaties van de corporatie rechtstreeks kunnen beïnvloeden. Voor deze invloed zijn structurele netwerkverbanden (samenwerkingsvormen, contracten) met andere maatschappelijke organisaties en huurderorganisaties van belang. Op dit vlak is de maatschappelijke onder-neming dus niet volledig autonoom, zij accommodeert via een contract ook de belangen van de gemeente die per definitie democratische besluitvorming kent (Rigo, 2002; Van Dijk et al., 2002; Futura, 2004; Ministerie van VROM, 2005; Commissie Sas, 2005; Commissie De Boer, 2005; Van der Schaar, 2006; Helderman, 2007b; VTW, 2007; Deuten & De Kam, 2007; Van Bortel et al., 2008; Gruis, 2009; Ministerie van VROM, 2009). Dit sluit aan op de responsieve houding en het werken aan draagvlak en dialoog uit de organisatie-eigenschap. 9. Een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft een vorm bedacht waarin

de maatschappij een stem wordt gegeven. Dit om enerzijds te komen achter actuele maatschappelijke opgaven, leemten in dienstverlening van andere instanties of

(latente) vragen. En anderzijds om te werken aan de legitimiteit van de orga-nisatie door horizontale betrokkenheid en binding. Stem geven aan de maat-schappij is een kwestie van actief relaties aangaan, maar deze relaties kunnen niet een representatieve democratie vervangen (Rigo, 2002; Van Dijk et al., 2002; Helderman, 2007b; Gruis, 2009; Ministerie van VROM, 2009). Dit sluit aan op de responsieve houding en het werken aan draagvlak en dialoog.

10. Een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft voor de twee genoemde vormen een gestructureerde en bewuste benadering. De vormen voor maatschappelijke inbedding (stem en invloed geven aan de maatschappij) gaan uit van gestruc-tureerde contacten/relaties. Dat vereist het expliciet en tweezijdig kiezen en aanwijzen van belanghouders van de maatschappelijke onderneming, van een voet van gelijkwaardigheid (tussen maatschappelijke onderneming en belang-houder, tussen belanghouders onderling hoeft er geen gelijkwaardigheid te zijn) en van informele samenwerking (vooral bij stem geven) of formele samen-werking in contracten (vooral bij invloed geven). (VROMRaad, 2000; Rigo, 2002; Commissie Sas, 2005; Commissie De Boer, 2005; Conijn, 2005; Futura, 2006; Gruis & Van Bortel, 2007; Gruis, 2007; Aedes, 2007b, Van Bortel et al., 2008). Dit sluit aan op het werken aan (vernieuwende) omgangsvormen uit de organisatie-eigenschap.

Verantwoording

Maatschappelijke ondernemingen hebben de organisatie-eigenschap dat de verant-woording – die zowel intern als extern is gericht – gaat over het maatschappelijk belang, de bijdrage daaraan, de kwaliteit van diensten en om feedback over de orga-nisatie te verkrijgen. Voor corporaties betekent deze eigenschap de volgende opera-tionele kenmerken:

11. Een corporatie als maatschappelijke onderneming legt verantwoording af over haar werkwijze om daarvoor vertrouwen en legitimiteit te ontvangen. In het bijzonder legt een corporatie (op transparante wijze) verantwoording af over de manier waarop de opgaven worden gedefinieerd en omgezet in handelen en over het betrekken van belanghouders bij beleidskeuzes / besluitvorming (MDW Werkgroep Woningcorporaties, 2000; VROMraad, 2000; Rigo, 2002; Commissie De Boer, 2005; CFV, 2005; Van der Schaar, 2006; Aedes, 2007; Gruis & Van Bortel, 2007; Van Os, 2007; Deuten & De Kam, 2007; Aedes, 2007b; Ministerie van VROM, 2009). Dit sluit vooral aan op de verantwoording over de bijdrage aan het maatschappelijk belang.

12. Een corporatie als maatschappelijke onderneming legt verantwoording af over de geleverde prestaties. Daarbij besteed zij op transparante wijze aandacht aan wat geleverd of bereikt is, de vergelijking met bedoelingen, de vraag uit de maat-schappelijke omgeving of gemaakte afspraken en welke middelen daarbij zijn

ingezet. Het jaarverslag van de corporatie moet getuigen van responsiviteit. Dat wil zeggen: niet alleen laten zien wat er gepresteerd is, maar beginnen met te melden wat er door de omgeving gevraagd is, wat er afgesproken is en vervol-gens wat daarvan wel en niet gerealiseerd is en waarom dat wel of niet gelukt is (Rigo, 2002; Commissie Sas, 2005; Ministerie van VROM, 2005; CFV, 2005; Aedes, 2007; Van Os, 2007; Aedes, 2007b; Ministerie van VROM, 2009). Dit sluit vooral aan op de verantwoording over de bijdrage aan het maatschappelijk belang en de geleverde prestaties.

13. Een corporatie als maatschappelijke onderneming legt (ook) verantwoording aan belanghouders af door, na een intern proces van reflectie de rapportage daarover publiek te maken (bijvoorbeeld jaarverslag). De doelgroep van deze verant-woording zijn de belanghouders (klanten/afnemers, samenwerkingspartners, belanghouders), zodat zij de organisatie op de realisatie van haar missie kunnen evalueren (MDW Werkgroep Woningcorporaties, 2000; VROMraad, 2000; Commissie Sas, 2005; CFV, 2006; Deuten & De Kam, 2007; Gruis, 2009). Dit sluit vooral aan op de verantwoording over de bijdrage aan het maatschappelijk belang en de geleverde prestaties uit de organisatie-eigenschap.

14. Een corporatie als maatschappelijke onderneming kan niet zelfstandig beoor-delen of zij succes heeft. Corporaties als maatschappelijke onderneming orga-niseren daarom externe oordeelsvorming over de prestaties en werkwijze. Externe oordelen kunnen komen van de accountant, visitatiecommissie, CFV/VROM. De corporatie geeft ook aan hoe deze oordelen gestructureerd en zichtbaar worden vertaald in bijgestelde werkwijzen; leren en verbeteren (Rigo, 2002; Ministerie van VROM, 2005; Aedes, 2007). Dit sluit vooral aan op het verkrijgen van feedback over de organisatie.

Bestuur

Een maatschappelijke onderneming heeft een bestuur op basis van een tweelagen-structuur (stichtingsvorm met RvC) waarbij de werkorganisatie wordt geleid door een professionele directeur-bestuurder. Voor een corporatie betekent deze organisa-tie-eigenschap de volgende operationele kenmerken:

15. Een corporatie als maatschappelijke onderneming is een stichting met een RvC en contracten voor vertegenwoordiging van huurders. De RvC (of Raad van Toezicht) functioneert op afstand van de organisatie. De vertegenwoordiging door huur-ders is in convenanten of contracten geregeld. De relatie tussen huurder en verhuurder is hierdoor een normale klantrelatie en de afstand tussen corporaties en de lokale samenleving is groter dan voorheen bij de verenigingsstructuur (Commissie Sas, 2005; Van der Schaar, 2006; Helderman, 2007b; Koolma, 2009; Fleurke et al., 2009; CPB, 2010). Dit sluit vooral aan op de tweelagenstructuur.

16. Bij een corporatie als maatschappelijke onderneming wordt door de direc-teur-bestuurder lokaal ondernomen op basis van zakelijke afspraken. De beleids-vrijheden van de directeur-bestuurder worden door prestatie- en samenwerkingscontracten bepaald. In de samenwerking met andere partijen, om maatschappelijke opgaven te realiseren, committeren partijen zich ook op basis van (prestatie)contracten aan de geformuleerde doelen. Het is de directeur-bestuurder die over deze contracten onderhandelt (Futura, 2004; Commissie Sas, 2005; Aedes, 2007b). Dit sluit vooral aan op de leiding van de werkorganisatie door een professionele directeur-bestuurder.

17. De directeur-bestuurder van een corporatie als maatschappelijke onderne-ming gaat agenderend te werk. De directeur-bestuurder richt zich op de strategie van de corporatie en draagt een visie uit voor de toekomst van de organisatie. Corporatiebestuurders hebben een onderzoekende, publicerende en politise-rende houding om de steeds zich opnieuw aandienende kwesties te agenderen (Futura, 2004; Schilder et al., 2006; Helderman, 2007). Dit sluit vooral aan op de leiding van de werkorganisatie door een professionele directeur-bestuurder. Toezicht

Een maatschappelijke onderneming heeft de organisatie-eigenschap dat een RvC toezicht houdt op de organisatie, gericht op onder andere de missie en op maat-schappelijke oriëntatie van de organisatie. Voor corporaties brengt deze organisa-tie-eigenschap de volgende operationele kenmerken met zich mee:

18. Een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft toezichthouders die

de reikwijdte van hun toezicht hebben geëxpliciteerd. Het toezicht omvat ten minste:

financiële prestaties en risico’s, volkshuisvestelijke prestaties, waarmaken van de missie/realiseren van strategische doelstellingen, maatschappelijke prestaties (effecten/rendement), bedrijfsmatigheid/efficiëntie, verbindingen en dochter-ondernemingen (CFV, 2003; Ministerie van VROM, 2005; Commissie Sas, 2005; Commissie De Boer, 2005; CFV, 2005; Tegel et al., 2006; CFV, 2006; VTW, 2007; Koolma, 2008; Ministerie van VROM, 2009). Dit sluit aan op het houden van toezicht op onder andere de missie en maatschappelijke oriëntatie.

19. Bij het toezicht wordt niet alleen uitgegaan van een afwegingskader dat toetst aan de beleidskaders van de eigen corporatie, maar ook aan publieke (beleids)kaders. Het toezicht van een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft daar-door een bredere scope dan het vastgestelde eigen beleid en het toezicht heeft daardoor een groter verantwoordelijkheidsbesef en kritischere houding richting het bestuur (CFV, 2007; VTW, 2007; Ministerie van VROM, 2009). Dit sluit voornamelijk aan op het houden van toezicht op de maatschappelijke oriëntatie.

20. Bij een corporatie als maatschappelijke onderneming past de expertise van de RvC bij de belangrijkste opgaven van de organisatie. Er is daarom sprake van een balans in inhoudelijke expertise en maatschappelijke betrokkenheid en van evaluatie van het functioneren van de raad en de leden. De RvC heeft immers een scharnier-functie tussen management van de corporatie enerzijds en extern toezicht en de samenleving anderzijds. De benodigde deskundigheden worden eerst benoemd (profielschets), daarna worden leden geworven op openbare wijze (CFV, 2003; CFV, 2005; PvdA, 2005). Dit is een operationeel kenmerk dat randvoorwaar-delijk is voor het goed toezicht kunnen houden op missie en maatschappelijke oriëntatie.

21. Bij een woningcorporatie als maatschappelijke onderneming legt de RvC publieke verantwoording af over de toezichtwerkzaamheden. Dit betekent dat er inzicht wordt gegeven in het verslag van de RvC in het jaarverslag van de corporatie in: genomen besluiten, zittingstermijnen, deskundigheden en -bevordering, hono-rering en invulling van de rol van werkgever van de bestuurder (CFV, 2003; CFV, 2005). Dit is een operationeel kenmerk dat randvoorwaardelijk is voor het goed toezicht kunnen houden op missie en maatschappelijke oriëntatie.

Interne strategie

Een maatschappelijke onderneming heeft een goed functionerende strategische planning & controlcyclus waarin de strategie actueel wordt gehouden en het afwe-gingskader inzichtelijk wordt gemaakt. Voor corporaties betekent dit de volgende operationele kenmerken:

22. Een corporatie als maatschappelijke onderneming heeft de competentie ontwik-keld om een procesbenadering van strategische sturing in de organisatie toe te passen. Maatschappelijk ondernemen heeft namelijk een doelbewust karakter en wordt gekenmerkt door een welbewuste en goed gefundeerde strategie (koers), analyse en planmatig opereren. Strategie gaat over het normatieve verband tussen de in te zetten middelen en de prijs en waarde van de geleverde diensten en producten. En over het gebruik van methoden voor rationele planning (INK, BSC) waardoor het sturingsproces (PDCA, lerende organisatie) van de grond komt. Het is de bedoeling om grip te krijgen op de onderneming door het opstellen van de strategie, deze te vertalen in een jaarplan en de voortgang ervan te meten. Zo’n organisatiestrategie zal niet de vorm krijgen van een gedetail-leerde top-down planning, maar een meer globaal kader. Dus geen vijfjarenplan maar een aansprekende en richtinggevende koers die als leidraad dient waarnaar de corporatie haar activiteiten kan richten (Rigo, 2002; Van der Schaar, 2006; Dreimüller, 2007; Dreimüller, 2007b; Koolma, 2008; Van Bortel et al., 2008; Koolma, 2009). Dit operationeel kenmerk sluit aan bij de strategische planning & controlcyclus uit de organisatie-eigenschap.

23. Een corporatie als maatschappelijke onderneming zet op strategische wijze haar bedrijfsmiddel – vastgoed – in. Het complexbeheer is opgeschaald tot een visie op gewenste ingrepen in buurten en wijken, waarbij de marktpositie een belang-rijke factor is in het bepalen van de ingrepen (productmarktcombinaties). Het strategisch voorraadbeleid (SVB) ontstijgt het niveau van complexbeleids-plannen en brengt de nadruk in deze complexbeleids-plannen op de lange termijn (strategisch). Corporaties gebruiken marktanalyses, woonbehoeftenonderzoeken, bevolkings-progrognoses etc. voor het voorraadbeleid (Van der Schaar, 2006; Futura, 2008; Koolma, 2009). Dit operationeel kenmerk sluit aan bij de strategische planning & controlcyclus en het actueel houden daarvan.

24. Een corporatie als maatschappelijke onderneming gebruikt een afwegingskader voor het afwegen van tegenstrijdige belangen. Het criterium is dat: de corporatie beschikt over criteria (beslisregels en procedures) die aangeven op welke wijze tegenstrij-dige belangen (zoals financieel en maatschappelijk) tegen elkaar worden afge-wogen. Van belang is dat corporaties daarbij ook expliciet aandacht hebben voor maatschappelijke effecten of maatschappelijk rendement. Als maatschappelijke onderneming is het zaak om bij elke afweging de effecten van een keuze zo goed mogelijk in zicht te krijgen. Het hebben van een veranderingstheorie (opvat-ting over hoe iets doorwerkt op iets anders) die expliciet maken in bijvoorbeeld jaarverslagen, kan duiden op een afwegingskader dat rekening houdt met maat-schappelijke effecten (Rigo, 2002; Damen & Tazelaar, 2007; Deuten & De Kam, 2007). Dit sluit aan op het hebben en inzichtelijk maken van het afwegingskader uit de organisatie-eigenschap.

Klantgerichte / vraaggestuurde organisatie

Een maatschappelijke onderneming heeft als organisatie-eigenschap dat zij een klantgerichte en vraaggestuurde organisatie is, waarbij inspraak van klanten is geor-ganiseerd, sprake is van innovatie en sturing op kwaliteit van de dienstverlening. Voor corporaties horen daar de volgende operationele kenmerken bij:

25. De ‘vraag’ van de klant is richtinggevend voor het dienstenaanbod van een corporatie als maatschappelijke onderneming. Het gaat om niet alleen richten op de effectieve vraag van betalende klanten naar concrete diensten en producten, maar ook een bredere blik naar niet-koopkrachtige vraag en ook gericht op aanpalende gebieden als zorg en welzijn. Wel geldt het ondernemersprincipe: geen vraag, dan ook geen aanbod. De vraag dient zich echter niet zomaar aan, daar moet je naar opzoek (zeker voor de niet-koopkrachtige vraag). Concrete vertaling kreeg dit onder andere in het aanbodmodel voor huurwoningen (i.p.v. distributie-model) en in het vergroten van keuzemogelijkheden voor klanten met dienstver-lening rond de woning. Maatschappelijke ondernemingen onderscheiden zich in de mate waarin maatschappelijke vraagstukken leidend zijn in de werkwijzen en organisatievorm (Rigo, 2002; Van Dijk et al., 2002; Van der Schaar, 2006;