• No results found

maatschappelijke onderneming 3.1 Inleiding

3.5 Conclusie en reflectie

In vijftien rapporten heb ik op explorerende wijze gezocht naar ideeën over de inrichting van de organisatie van een maatschappelijke onderneming. In dit hoofd-stuk behandelde ik welke organisatie-eigenschappen er vanuit het debat aan een maatschappelijke onderneming worden toegekend.

Organisatievorm van een maatschappelijke onderneming

Ik heb in het debat gezocht naar informatie over de inrichting van de organisatie van een maatschappelijke onderneming. Ik vond twaalf organisatie-eigenschappen van een maatschappelijke onderneming. Geen van de vijftien documenten geeft een uitgereid overzicht (of inzicht) in de organisatie van een maatschappelijke onderne-ming. De documenten gaan vaak zijdelings en op onderdelen in op de organisatie van meer ondernemerschap in publieke dienstverlening of op de organisatie van een maatschappelijke onderneming. Een verklaring hiervoor is dat het debat vooral gevoerd wordt voor en door politici, beleidsmakers en hun adviseurs. Het debat gaat meer over idealen (van ondernemerschap en een maatschappelijke onderneming) en over positionering dan over empirische toepassingen daarvan in organisaties. Een andere verklaring is de meervoudigheid in opvattingen over maatschappelijke onder-nemingen, waardoor inzichten en uitwerking daarvan voor de partijen in het debat kunnen verschillen.

Het systematisch verzamelen en ordenen van citaten in organisatie-eigenschappen van een maatschappelijke onderneming heb ik nog niet eerder aangetroffen in de literatuur. Redenen daarvoor kunnen zijn de onduidelijkheid, begripsverwarring, ontbreken van adequate operationalisering en van een duidelijke definitie van maat-schappelijke ondernemingen, zoals in paragraaf 3.1 reeds werd beschreven. Het overzicht van de twaalf organisatie-eigenschappen van een maatschappelijke onder-neming ontstond in de inhoudsanalyse in dit onderzoek. Als de rapporten verwijzen naar een min of meer gedeeld abstract ideaal van een maatschappelijke onderneming dan schetsen de door mij daarin gevonden twaalf organisatie-eigenschappen blijk-baar een beeld van de gewenste of verwachte inrichting van de organisatie van een maatschappelijke onderneming. Het ideaal van een eigen, houdbare, effectieve en efficiënte positie tussen markt, samenleving en overheid wordt immers gedeeld. Wat is dat nu voor beeld? Een maatschappelijke onderneming bevat de volgende twaalf organisatie-eigenschappen:

1. Missie en doelen die uitgaan van de morele waarde van de organisatie, waarbij belanghouders worden geraadpleegd, maar de organisatie zelf uiteindelijk haar agenda bepaalt.

2. Klantgerichte en vraaggestuurde organisatie, waarbij inspraak van klanten is geor-ganiseerd, sprake is van innovatie en sturing op kwaliteit van de dienstverlening. 3. Organisatiestructuur die plat is met zelfstandige onderdelen waarin

medewer-kers veel klantcontact hebben en zelfsturing expliciet wordt bevorderd.

4. Ondernemersgedrag dat is gericht op de gemeenschap, waarbij ondernemende activiteiten binnen de bestaande kaders worden ontwikkeld, bijvoorbeeld om de samenwerking of dienstverlening te optimaliseren.

5. Medewerkers die gedreven worden door de maatschappelijke missie, klantge-richtheid en zelf ook een beeld hebben van de eigen organisatie (positionering). 6. Bekostiging op basis van effecten van de inspanningen van de organisatie en dat

leidt tot omgang met financiële onzekerheden (risico’s).

7. Interne strategie met een goed functionerende strategische planning & control-cyclus waarin de strategie actueel wordt gehouden en het afwegingskader inzich-telijk wordt gemaakt.

8. Bestuur op basis van een tweelagenstructuur (stichtingsvorm met RvC) waarbij de werkorganisatie wordt geleid door een professionele directeur-bestuurder. 9. Toezicht van de RvC op de organisatie, gericht op onder andere de missie en op

maatschappelijke oriëntatie van de organisatie.

10. Maatschappelijke inbedding met een responsieve houding naar de omgeving waarbij gewerkt wordt aan vernieuwende omgangsvormen met die omgeving, aan draagvlak en dialoog om feedback over de prestaties van de organisatie op te halen.

11. Verantwoording die zowel intern als extern is gericht, die gaat over het maat-schappelijk belang, de bijdrage daaraan, de kwaliteit van diensten en om feed-back over de organisatie te verkrijgen.

12. Bedrijfsvoering is de eigen verantwoordelijkheid van de organisatie, er is aandacht voor doelmatigheid en borging van de kwaliteit van de dienstverlening. Het nut van dit overzicht is dat het kan helpen om een instrument te maken (dat voorbijgaat aan ideologische invalshoeken) waarmee de operationele organisatie-vorm van een maatschappelijke onderneming, bijvoorbeeld bij corporaties, in kaart is te brengen. Met de twaalf organisatie-eigenschappen is dat doel nog niet behaald. Ik verwijs hier ook naar figuur 1 in paragraaf 1.2. De informatie over de organisa-tie-eigenschappen is abstract, gefragmenteerd en nog vaak idealistisch. De geraad-pleegde rapporten behandelen maatschappelijke ondernemingen vanuit vooral een politiek en staatkundig perspectief en hebben niet als doel om tot een binnen orga-nisaties praktisch toepasbaar concept te komen. Daarnaast is, zo verwacht ik, de invulling van de organisatie-eigenschappen sterk afhankelijk van de sector waarin de maatschappelijke onderneming actief is (NTMO, 2003 en 2008; SER, 2010).

Het geschetste beeld met de twaalf organisatie-eigenschappen is een uitgangspunt om verder te operationaliseren binnen – in dit geval – de corporatiesector.

Met de twaalf organisatie-eigenschappen is er nog geen instrument om de opera-tionele organisatievorm van een maatschappelijke onderneming bij corporaties in kaart te brengen. Een eerste stap naar een model van de organisatievorm van een maatschappelijke onderneming is de koppeling van de gevonden organisatie-eigen-schappen aan de dimensies van Aldrich & Ruef (2006). Wil de organisatievorm maatschappelijke onderneming tot echte veranderingen (evolutie) in organisa-ties leiden, dan dient er sprake te zijn van veranderde doelen, veranderde organi-satiegrenzen en veranderde activiteitenpatronen/cultuur (Aldrich & Ruef, 2006). De organisatie-eigenschappen bij ‘missie en doelen’ en ‘bekostiging’ worden tot de doelen in het model van Aldrich & Ruef gerekend. Het gaat volgens hen om (grote) veranderingen in het werkdomein of in de breedte van producten en dien-sten (Aldrich & Ruef, 2006). Beide organisatie-eigenschappen leiden ertoe dat de organisaties zelf hun producten en diensten bepalen en daar zelf financiering voor zoeken. Dit is in eerste instantie een grote verandering in het werkdomein: van publiek naar privaat. Daarnaast kan het ook tot het aanbieden van andere producten en diensten leiden. Bij de organisatiegrenzen gaat het om uitbreiden of beperken van de betrokkenheid van belanghouders en andere organisaties (Aldrich & Ruef, 2006). Hieronder vallen de organisatie-eigenschappen ‘maatschappelijke inbedding’ en ‘verantwoording’. De veranderingen op beide organisatie-eigen-schappen hebben met een grotere externe gerichtheid, andere samenwerkings-vormen en het uitbreiden van de betrokkenheid van belanghouders te maken. De veranderingen in het activiteitenpatroon of de cultuur (Aldrich & Ruef, 2006) behelzen de manier waarop mensen in een organisatie hun werk doen en de middelen die ze daarbij gebruiken. De veranderingen in het activiteitensysteem hebben een groot effect op de kennis in de organisatie (Aldrich & Ruef, 2006). Bij de orga-nisatie-eigenschappen gaat het dan om veranderingen in het ‘bestuur’, ‘toezicht’, de ‘interne strategie’, ‘klantgerichte en vraaggestuurde organisatie’, ‘organisatie-structuur’, ‘ondernemersgedrag’ en veranderingen bij de ‘medewerkers’ zelf en in de ‘bedrijfsvoering’. Omdat het grootste aantal organisatie-eigenschappen in deze categorie valt, is het te verwachten dat het concept van een maatschappelijke onder-neming in organisaties vooral een verandering in de cultuur teweeg brengt. Tot slot van deze conclusie geef ik in tabel 5 het overzicht van de vormdimensies en orga-nisatie-eigenschappen van een maatschappelijke onderneming overzichtelijk weer.

Tabel 5: organisatie-eigenschappen

Reflectie

Dit hoofdstuk gaat in op de vraag welke organisatie-eigenschappen er aan een maat-schappelijke onderneming worden toegekend. Door middel van een explorerend onderzoek heb ik antwoord op die vraag gegeven door twaalf organisatie-eigen-schappen te destilleren uit het debat over maatschappelijke ondernemingen en die eigenschappen in te delen in de dimensies van organisatievormen zoals die door Aldrich & Ruef (2006) worden gebruikt. De twaalf organisatie-eigenschappen passen goed bij – en zijn gespreid over – de drie dimensies: er blijkt hier een organi-satievorm te worden voorgesteld. Deze vorm wijkt af van die van commerciële orga-nisaties en van overheden. Bij commerciële orgaorga-nisaties komt een organisatie-eigen-schap als ‘maatorganisatie-eigen-schappelijke inbedding’ op deze manier niet voor. En bij overheden krijgt de ‘interne strategie’ een volledig andere invulling. Een eerste voorzichtige

Organisatie - eigenschap van een maatschappelijke onderneming

D

o

el

en

Missie en doelen die uitgaan van de morele waarde van de organisatie, waarbij belanghouders worden geraadpleegd, maar de organisatie zelf uiteindelijk haar agenda bepaalt

Bekostiging op basis van effecten van de inspanningen van de organisatie en dat leidt tot omgang met financiële onzekerheden (risico’s)

O rga n is a tie -g re n ze

n Maatschappelijke inbedding met een responsieve houding naar de omgeving waarbij gewerkt wordt aan vernieuwende omgangsvormen met die omgeving, aan draagvlak en dialoog om feedback over de prestaties van de organisatie op te halen

Verantwoording die zowel intern als extern is gericht, gaat over het maatschappelijk belang, de bijdrage daaraan, de kwaliteit van diensten en om feedback over de organisatie te verkrijgen Ac tiv it e it e n pa tr o on / c u lt u u

r Bestuur op basis van een tweelagenstructuur (stichtingsvorm met RvC) waarbij de werkorganisatie wordt geleid door een professionele directeur-bestuurder Toezicht van de RvC op de organisatie, gericht op onder andere de missie en op maatschappelijke oriëntatie van de organisatie

Interne strategie met een goed functionerende strategische planning & controlcyclus waarin de strategie actueel wordt gehouden en het afwegingskader inzichtelijk wordt gemaakt

Klantgerichte en vraaggestuurde organisatie, waarbij inspraak van klanten is georganiseerd, sprake is van innovatie en sturing op kwaliteit van de dienstverlening Organisatiestructuur die plat is met zelfstandige onderdelen waarin medewerkers veel klantcontact hebben en zelfsturing expliciet wordt bevorderd

Ondernemersgedrag dat is gericht op de gemeenschap, waarbij ondernemende activiteiten binnen de bestaande kaders worden ontwikkeld, bijvoorbeeld om de samenwerking of dienstverlening te optimaliseren

Medewerkers die gedreven worden door de maatschappelijke missie, klantgerichtheid en een beeld hebben van de organisatie (positionering)

Bedrijfsvoering is de eigen verantwoordelijkheid van de organisatie, er is aandacht voor doelmatigheid en borging van de kwaliteit van de dienstverlening

conclusie is dat er blijkbaar een eigen organisatievorm wordt voorgesteld van een maatschappelijke onderneming.

Een aantal onderwerpen in dit proces vragen om reflectie. Dat zijn de methode van selecteren van de geraadpleegde documenten, de methode van inhoudsanalyse, de normativiteit en idealen in het debat en de validiteit van de twaalf organisatie-eigen-schappen. Na de verdere operationalisatie van de organisatie-eigenschappen – in het volgende hoofdstuk – komt ook de reflectie vanuit theorie aan de orde.

De vijftien geselecteerde rapporten vormen de basis voor dit onderzoek. De criteria waarmee ik de rapporten heb geselecteerd, zijn zorgvuldig bepaald en de rapporten zijn in verschillende stappen geselecteerd (zie voor een beschrijving van de selec-tiecriteria en werkwijze paragraaf 3.2). Het is echter mogelijk dat bij het samen-stellen van de longlist publicaties over het hoofd zijn gezien. Dit is in ieder geval bij twee rapporten gebeurd, die later werden toegevoegd. Van alle geraadpleegde rapporten is een partiële citatieanalyse gemaakt, met de verwijzingen naar rapporten onderling. Zo kon worden vastgesteld wat de belangrijkste publicaties waren. Bij de citatieanalyse vielen de twee publicaties op die over het hoofd waren gezien. Het kan voorkomen dat ook andere rapporten met waardevolle informatie in dit onder-zoek ontbreken. Het is echter onwaarschijnlijk dat deze ontbrekende rapporten tot grote veranderingen in de organisatie-eigenschappen leiden. Alle organisatie-ei-genschappen komen immers in meerdere publicaties aan de orde. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat met een ontbrekend rapport een nieuwe eigenschap wordt toegevoegd. Bovendien is de vraag wat de waarde van een rapport is (voor een orga-nisatie-eigenschap afgeleid uit het debat over maatschappelijke ondernemingen) dat geen brede bekendheid geniet. Immers door de werkwijze met zoekmachines, publi-catielijsten van websites, bekijken van literatuurlijsten en referenties en het eigen archief zijn de publicaties met een brede bekendheid op de longlist terecht gekomen. Het is onwaarschijnlijk dat een ‘onbekend’ rapport een grote rol in het debat heeft gespeeld. Er is ook één publicatie geselecteerd die bij nader inzien weinig aan het onderzoek toevoegt. Het is de publicatie van het SCP uit 2007. Hierin worden de resultaten besproken van onderzoek naar de door burgers waargenomen kwaliteit van publieke dienstverlening. Zowel in de analyse van de onderlinge positionering van de rapporten als in de organisatie-eigenschappen neemt deze publicatie geen voorname plaats in.

Door het explorerende karakter van dit onderzoek is het mogelijk dat ik in de rapporten zaken niet heb opgemerkt, die uiteindelijk wel relevant zijn. Ik heb geen systematische vergelijking tussen rapporten gemaakt voor bijvoorbeeld de organisa-tie-eigenschap ‘verantwoording’ en wat daarover in alle rapporten werd beschreven. Een systematisch vergelijk van rapporten op organisatie-eigenschappen voegt waar-schijnlijk weinig waarde toe omdat tevens uit het debat blijkt dat er sprake is van ambiguïteit en onduidelijke kaders en van conceptueel achterstallig onderhoud bij

maatschappelijke ondernemingen (NTMO, 2003). De vergelijking zou daardoor per definitie gebrekkig en wellicht ondeugdelijk zijn. Ik kan zaken over het hoofd hebben gezien of door mijn eigen mentaal kader hebben vertekend. Daarom heb ik de twaalf organisatie-eigenschappen van een maatschappelijke onderneming na afloop van het onderzoek besproken met een aantal experts (zie paragraaf 3.2). Hun bevestiging geeft aan dat er geen voorname zaken over het hoofd zijn gezien. Het debat over maatschappelijke ondernemingen is vooral gevoerd voor en door politici, beleidsmakers, adviseurs en wetenschappers. Het debat is normatief en gaat vaak over idealen (van ondernemerschap en een maatschappelijke onderneming) en minder over praktische toepassingen daarvan in organisaties. De organisatie-ei-genschappen zijn telkens afgeleid uit meerdere publicaties. Daardoor is het effect van idealen van bijvoorbeeld één auteur verminderd. De organisatie-eigenschappen kunnen echter nog steeds door meerdere partijen gedeelde idealen bevatten. In het volgende hoofdstuk worden de organisatie-eigenschappen concreter uitgewerkt voor corporaties. Ik verwacht dat hoe concreter en praktischer de eigenschappen worden, des te minder de idealen en normativiteit van het debat een rol spelen. Bovendien is de invulling van de twaalf organisatie-eigenschappen sterk afhankelijk van de sector waarin een maatschappelijke onderneming actief is (NTMO, 2003 en 2008; SER 2010).

De toets van de validiteit van de resultaten zit niet zozeer in de check van de orga-nisatie-eigenschappen met de geraadpleegde rapporten. De rapporten behandelen gefragmenteerd de eigenschappen van een maatschappelijke onderneming. In tabel 4 (zie paragraaf 3.2) is te zien dat vooral de publicatie van het CDA uit 2005 veel informatie over de inrichting van de organisatie van een maatschappelijke onderne-ming bevat. Er is echter geen publicatie die alle twaalf organisatie-eigenschappen noemt. Dat het CDA een belangrijke drager van de maatschappelijke onderneming is, valt ook af te leiden uit de citatieanalyse (zie figuur 6 in paragraaf 3.2).

Het doel van dit onderzoek is om een instrument te maken waarmee een maatschap-pelijke onderneming (qua organisatievorm) in kaart wordt gebracht bij corporaties. Met de twaalf organisatie-eigenschappen is dat doel nog niet behaald. De geraad-pleegde rapporten behandelen de maatschappelijke onderneming en ‘ondernemer-schap voor de publieke zaak’ vanuit een macroperspectief en hebben niet als doel om tot een praktisch toepasbaar concept te komen. Daardoor zijn de organisatie-ei-genschappen onvoldoende concreet om in de corporatiesector te kunnen toepassen. Ook wordt in een aantal rapporten opgemerkt dat de inrichting van de organisaties die publieke diensten verlenen sterk sectorafhankelijk is. Een sectorspecifieke invul-ling van het concept maatschappelijke onderneming is noodzakelijk. In het volgende hoofdstuk werk ik de organisatie-eigenschappen concreet uit voor corporaties.

4 Maatschappelijke onderneming bij