• No results found

Opbrengsten en diensten

In document 1. Identificatie van het bos (pagina 58-69)

Houtopbrengsten

Op niveau Vlaanderen wordt de gemiddelde jaarlijkse aanwas geraamd op 5 m³/ha/jaar (bron:

beheervisie voor openbare bossen van de Afdeling Bos & Groen). De gemiddelde jaarlijkse aanwas in Wijnendale ligt evenwel hoger dan dit cijfer en wordt geschat op ongeveer 7 m³/ha/jaar (pers.

mededeling D. Maddelein). De voorbije jaren werd er steeds onder deze aanwas gekapt met als gevolg dat de staande houtvoorraad in het Wijnendale domeinbos steeds is toegenomen.

Tabel 23. Opbrengsten en diensten

dienstjaar Aantal kap opp. (ha) m³ m³/ha Opbrengst (€) 1991 287 Windval/

dunning 175,3 524 3,0 5826,9

1992 1119 dunning 175,3 466 2,7 4958,0

1993 20 dunning 88,2 28 0,3 644,5

1994 889 dunning 88,2 898 10,2 33243,4

1998 992 dunning 88,2 813 9,2 21120,5

2000 3779 dunning 88,2 2643 29,9 71814,8

2002 1500 dunning 88,2 846 9,6 9172,1

2004 313 dunning 88,2 1079 12,2 30888,0

Totalen 8299 7297 177668,2

In 1991 en 1992 werden nog kappingen uitgevoerd in het volledige bosdomein (huidige domeinbos en bosreservaat).

In 14 jaar tijd (dienstjaar 1991-2004) werd 5,5 m³/ha/jaar verkocht. In 1991 bedroeg het volume hout door windval echter 1237 m³, wat neerkomt op 7,05 m³/ha. Hierdoor stijgt het afgevoerde volume hout tijdens de laatste 14 jaar tot 5,7 m³/ha/jaar.

Jachtverpachting

Het jachtrecht in het integraal bosreservaat werd opgeheven op 9 juli 1993. Het jachtrecht in de overige openbare bosgedeelten verviel op 8 juli 2002.

3. Beheerdoelstellingen

3.1. Beheerdoelstellingen m.b.t. de economische functie

De economische functie is in het domeinbos nevengeschikt aan de ecologische en recreatieve functies. Het blijft in Wijnendale mogelijk en wenselijk om te investeren in de productie van kwaliteitshout, zonder de andere functies onrecht aan te doen.

De kapwerkzaamheden en gerelateerde houtoogst zullen in de eerste plaats gepland worden ten behoeve van de realisatie van de overige doelstellingen uit het beheerplan, onder meer met betrekking tot de omvorming van homogene bestanden, de verwijdering van kaprijke exoten en het creëren van tijdelijke open structuren. Daarbij zullen grootschalige kappen over grote oppervlakten of een snelle opeenvolging van kappen in aaneensluitende bestanden zoveel mogelijk worden vermeden.

De gemiddelde jaarlijkse aanwas van het domeinbos Wijnendale wordt geschat op 7 m³/ha (D.

Maddelein, pers. med. 2004). De totale jaarlijkse volume-aanwas voor het domeinbos wordt hierbij geschat op 616 m³/j.

3.1.1. Omvorming

Op basis van het gemiddelde volume per boomsoort (zie bijlage dendrometrische gegevens), de oppervlakte van de bestanden en de voorziene ingrepen (zie verder), kan berekend worden hoeveel hout zal gekapt worden bij omvormingen. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de bosbouwopnames uit deze bestanden om te bepalen hoeveel het gemiddelde volume per ha is van een bepaalde boomsoort.

- bestand 39a: eindkap populier: ± 300 m³

- bestand 40a: eindkap Californische cipres (1/2 van het bestand): ± 95 m³ - bestand 43c: eindkap populier: ± 240 m³

- bestand 44b: eindkap douglas: ± 160 m³

- bestand 53a: eindkap fijnspar (2/3 van het bestand): ± 230 m³ - bestand 55a: eindkap populier: ± 230 m³

⇒ in totaal zal ± 1255 m³ gekapt worden in het kader van omvormingen.

3.1.2. Reguliere kappingen

Om het totale kapkwantum te schatten, worden de reguliere kappen (zuiveringen, dunningen, hakhoutkap, …) in de bestanden waar geen omvorming gepland is, opgeteld bij de omvormingskap.

Tijdens de reguliere kappen zal in deze bestanden (alle bestanden behalve deze waar omvormingen plaatsvinden en bestanden 38b en het deel van 56a waar nulbeheer wordt toegepast; totale oppervlakte 72,0476 ha) een volume ongeveer gelijk aan de jaarlijkse aanwas worden weggehaald, wat neerkomt op ± 500 m³/jaar.

⇒ De omvormingskappen zullen worden uitgevoerd gedurende de eerste 10 jaar van het beheerplan.

In dit geval kan het totale kapkwantum voor de eerste 10 jaar geraamd worden als volgt:

1255 m³ + (10 x 500 m³) = ± 6255 m³ of een jaarlijks kapkwantum van ± 625 m³ of 7,2 m³/ha/jaar.

⇒ In de tweede periode van het beheerplan worden enkel reguliere dunningen uitgevoerd, behalve in de bestanden 38b en 56a (waar nulbeheer wordt toegepast). Dit komt overeen met een kapkwantum van ± 588 m³/jaar (= 6,7 m³/ha/jaar).

Over de totale planningshorizont van het beheerplan betekent dit dus een gemiddeld kapkwantum van 7 m³/ha/jaar, hetgeen betekent dat kapping en aanwas elkaar ongeveer in evenwicht houden.

Concreet betekent dit dat de totale houtvoorraad over de volledige planningshorizont gelijk blijft.

3.2. Beheerdoelstellingen m.b.t. de ecologische functie

3.2.1. Algemeen

Wijnendalebos is het grootste aaneengesloten oud-bos-complex in West-Vlaanderen. Het is tevens één van de rijkste bossen van deze provincie met zeer structuurrijke loofhoutbestanden. De hoofddoelstellingen m.b.t. de ecologische functie zijn deze uitgesproken structuurrijkdom behouden en verhogen, en de bestaande habitattypes verder ontwikkelen en verbeteren. Om dit te bewerkstelligen worden concreet de volgende stappen ondernomen:

- geleidelijke omvorming van een deel van de naaldhoutbestanden en andere exoten naar inheems structuurrijk loofhout,

- uitvoer van een kleinschalig kapbeheer,

- behoud van dikke bomen en een verhoging van het aandeel staand en liggend dood hout,

- het beheer van bestaande permanente open plekken, en het creëren van tijdelijke open plekken (herstel van het middelhoutbeheer),

- specifiek beheer van bijzondere biotopen en soorten.

Vermits Wijnendalebos aangeduid werd als Habitatrichtlijngebied, zal het beheer ook gericht zijn op het behoud en de ontwikkeling van de habitattypes waarvoor het gebied werd aangeduid: 91E0 (valleibosecosystemen) en 9120 (Eiken-Beukenbostype).

3.2.2. Bestandsbeheer

3.2.2.1. Structuur- en soortenrijkdom

Wijnendale is een bijzonder structuurrijk bos. Het hoofddoel is om de bestaande structuur en boomsoortenrijkdom te behouden en naar de toekomst toe (de planningshorizont overschrijdt deze van dit beheerplan) zeker nog te verhogen. Een deel van de bestanden is momenteel homogeen van structuur en soortensamenstelling (naaldhoutbestanden). In totaal gaat het over ongeveer 13% van de bosoppervlakte van het domeinbos. Het doel is om op lange termijn te komen tot 100% gemengde bestanden met een gevarieerde horizontale en verticale structuur.

Voor de meeste naaldhoutbestanden wordt geopteerd voor een geleidelijke omvorming naar loofhout via de reguliere dunningen. Zoveel mogelijk wordt de natuurlijke verjonging van loofbomen nagestreefd (bv. inspelen op de mastjaren van beuk).

De populieren worden tijdens de reguliere dunningen stelselmatig verwijderd, waarbij de inheemse loofboomsoorten worden gespaard.

Ook het herstel van het cultuurhistorisch middelhoutbeheer zal een bijdrage leveren aan de structuurrijkdom en diversiteit binnen het domeinbos.

3.2.2.2. Oude bomen en dood hout

Als richtwaarde wordt voorgesteld 10 bomen/ha in elk bestand hun natuurlijke leeftijdsgrens te laten bereiken. Indien deze bomen meer dan 10% van het grondvlak innemen mag een lager aantal worden geselecteerd (Beheervisie Afdeling Bos & Groen, 2001).

Dood hout wordt enkel verwijderd of geveld om veiligheidsredenen. Momenteel bedraagt de hoeveelheid staand dood hout 2% van de staande voorraad (zie 2.3.2.). In bestanden 38b en een deel van 56a wordt een nulbeheer toegepast.

Het aandeel dood hout (staand en liggend) moet binnen de komende 2 decennia minstens verdubbelen en zeker 4-5% van de staande voorraad innemen.

3.2.2.3. Behoud en ontwikkeling van de HRL-habitattypes 91E0 en 9120

Het domeinbos herbergt, naast een aantal bijzondere permanente en tijdelijke open structuren (zie 3.2.3.), verschillende waardevolle biotopen en natuurwaarden in de gesloten bossfeer, en heeft belangrijke potenties die een aangepast beheer vereisen (HRL-habitats 91E0(+) en 9120; zie 1.7.1.).

Het beheer is gericht op het behoud en herstel van deze biotopen en elementen, en de optimale inpassing ervan binnen het gehele boscomplex en het omliggend landschap. Ook aan de aanwezige fauna van deze gesloten bosbiotopen (zie 2.3.4.) wordt de nodige aandacht geschonken.

Door de realisatie van de hierboven besproken doelstellingen en door het inbouwen van de vereiste fasering bij uitvoering van werken, wordt een beheer beoogd dat ook floristische en faunistische waarden, met uiteenlopende ecologische eisen, een kans geeft.

In de valleibosecosystemen (prioritair habitattype 91E0) in Wijnendale wordt overwegend gekozen voor middelhoutbeheer en in een deel van bestand 56a voor nulbeheer.

In de bestanden van het Eiken-Beukenbostype (habitattype 9120) worden verschillende beheervormen toegepast, zoals middelhout- of hakhoutbeheer, nulbeheer of een kleinschalig, duurzaam en multifunctioneel bosbeheer, waardoor op lange termijn naar een meer gevarieerd bostype gestreefd wordt.

3.2.2.4. Middelhoutbeheer

Restanten van het vroegere middelhoutbeheer zijn nu nog aanwezig in Wijnendale (zie 2.3.2.). In deze bestaande middelhoutbestanden wordt het hakhout opnieuw gekapt. Daarnaast wordt binnen de planningshorizont van dit beheerplan eveneens 12,13 ha hooghout omgevormd naar zones met een middelhoutbeheer, waardoor op het einde van deze planningstermijn ca. 27,5% van de oppervlakte van het domeinbos een dergelijk beheer zal kennen.

Hakhout- en middelhoutbeheer leveren daarenboven kleinere sortimenten, waardoor de exploitatieschade in de gevoelige valleigebieden van het Wijnendalebos geminimaliseerd kan worden.

3.2.3. Open plekken en andere bijzondere biotopen

3.2.3.1. Open plekken

Tot op heden is over het gehele Wijnendalebos (openbaar domeinbos en bosreservaat) ongeveer 4%

permanente open ruimte aanwezig onder de vorm van wei- en hooilanden en botanisch waardevolle dreven. In het domeinbos is iets meer dan 1% van de oppervlakte permanent open ruimte.

Als richtcijfer geldt dat 5% tot 15% van de oppervlakte een aangepast beheer zou moeten krijgen t.b.v. natuurontwikkeling d.m.v. permanente of tijdelijke open plekken (Beheervisie Afdeling Bos &

Groen, 2001).

- Permanent

In het domeinbos worden geen extra permanente open plekken gecreëerd, maar worden de huidige wel in stand gehouden. De focus ligt hierbij dus niet op het verhogen van de kwantiteit; er wordt gekozen voor kwalitatief beheer.

- Niet permanent

Ten behoeve van het verhogen van de structuurdiversiteit binnen het bos in functie van specifieke soorten zal het aandeel aan tijdelijke open plekken en bosrandsituaties worden verhoogd.

Binnen de termijn van het beheerplan wordt voor het gehele Wijnendalebos (domeinbos en bosreservaat) een streefpercentage van minstens 5% aan permanente en tijdelijke open plekken en bosranden vooropgesteld.

3.2.3.2. Poelen

De oevers van de poelen worden gedeeltelijk vrijgesteld. Het ruimen of schonen van de poelen gebeurt eens in de 5 tot 10 jaar. Om de verstoring te minimaliseren, is het aangeraden te ruimen tussen half september en begin november. Drastische aanpassingswerkzaamheden gebeuren liefst in de winter.

3.3. Beheerdoelstellingen m.b.t. de sociale en educatieve functie

Het domeinbos is een ecologisch zeer kwetsbaar en waardevol gebied, maar ook de recreatieve functie is hier van groot belang: Wijnendale is een zeer geliefd wandelbos. Daarom wordt geopteerd voor het behoud en een verdere kanalisering van de zachte recreatie in het domeinbos. Hoewel een fietspad aanwezig is, ligt de nadruk hier toch specifiek op de wandelrecreatie.

In het domeinbos worden de wegen goed onderhouden. Door de aanwezigheid van de betonnen paden blijft een deel van het Wijnendalebos tevens toegankelijk voor rolstoelgebruikers.

In 2004 werd een nieuw bosleerpad aangelegd met als specifiek doel de bezoekers te informeren over de bosecologie (boomsoorten, dood hout, enz.) en de cultuurhistorische elementen. Het hakhout- en middelhoutbeheer heeft een belangrijke educatieve waarde als demonstratie van een oude beheervorm.

De individuele Koekelaredennen in Wijnendale behoren tot de oudst bekende exemplaren van België (Herbignat, 1953) en hebben daardoor een hoge cultuurhistorische waarde.

Daarnaast worden ook enkele kleine groepen van homogene naaldhoutbestanden behouden, niet alleen voor de hoger vermelde ecologische waarden (3.2.4.), maar tevens vanuit landschappelijk en educatief oogpunt.

Bestand 57d wordt ingericht als speelzone. In hetzelfde bestand bevindt zich een picknickplaats, die eveneens in 2004 werd ingehuldigd. Langsheen de Julianadreef ter hoogte van bestand 50a bevindt zich een schuilhut.

Het bestand 38b, waar geopteerd wordt voor nulbeheer, zal onder bosgidsbegeleiding te bezichtigen zijn. Op een aanschouwelijke wijze kan hier de functie van het bosreservaat worden voorgesteld.

3.4. Beheerdoelstellingen m.b.t. de milieubeschermende functie

Wijnendale speelt een belangrijke milieubeschermende rol voor de bescherming van het grondwater en de bodem. Via een omvormingsbeheer worden in alle bestanden effectgerichte maatregelen genomen met het oog op een vermindering van de uitspoeling van verzurende en vermestende stoffen naar het grondwater. Deze maatregelen zijn gericht op de vermindering van de captatie van deze polluenten, verhogen van de opnamecapaciteit van de bosbestanden en de beperking van de bodemverstoring.

De nadruk ligt hierbij op het geleidelijk omvormen van de homogene naaldboombestanden naar structuurrijke, gemengde loofboombestanden. De omvormingen worden gestart binnen de planningshorizont van het beheerplan

3.5. Beheerdoelstellingen m.b.t. de wetenschappelijke functie

Ter hoogte van bestanden 38b en 46a bevindt zich een Level I-proefvlak van het IBW waarin jaarlijks de gezondheid van de bomen opgevolgd wordt.

Het openbare gedeelte sluit aan bij het bosreservaat Wijnendale, dat een belangrijke wetenschappelijke functie vervult. Daarnaast gebeuren in het openbaar gedeelte wetenschappelijke inventarisaties. Deze worden steeds toegelaten en indien mogelijk, praktisch ondersteund. Uit deze gegevens kunnen de effecten van het gevoerde beheer worden opgevolgd en kunnen nieuwe beheeropties worden ontwikkeld.

Het heropstarten van middelhoutbeheer in een gedeelte van het domeinbos kan gezien worden als een interessant experiment om de kosten en effecten van deze in onbruik geraakte beheersvorm te evalueren.

4. Beheermaatregelen

4.1. Bosverjonging

Conform de beheervisie (B&G, 2001) wordt geopteerd om natuurlijke processen een belangrijk aandeel te geven in de verjonging van Wijnendalebos. Hiervoor wordt de natuurlijke verjonging (NV) gestimuleerd. Dit houdt in dat de bosverjonging samenhangt met de kapregeling waardoor dunningen eigenlijk verjongingskappen worden.

Waar mogelijk wordt de gewone es bevoordeeld (valleien). Esdoorn wordt hier gekapt ten voordele van gewone es en begeleiders. In andere bestanden kan NV van esdoorn wel in grote mate behouden blijven. Tijdens de zuiveringen zal esdoorn wel benadeeld worden t.o.v. zomereik, beuk, en minder voorkomende boomsoorten indien deze aanwezig zijn (zie 4.4.4). Overal kan NV van berk, wilg, zwarte els en lijsterbes worden verwacht, andere soorten zullen moeten worden aangeplant.

Uit Tabel 10 (2.3.2.) blijkt dat enkel gewone esdoorn en es een gevestigde verjonging vertonen in de steekproef. Boomsoorten zoals beuk en zomereik komen bijna uitsluitend voor in de klasse 0-49 cm hoog. Hieruit kan worden afgeleid dat voor deze soorten in de meeste gevallen kunstmatige verjonging zal nodig zijn.

In bestanden waar natuurlijke verjonging op lange termijn uitblijft (maximaal 3 jaar na verjongingskap) worden bomen in kleine groepen van maximum 50 are ingeplant. Dit betekent standplaatsgeschikte soorten eigen aan de gehanteerde structuur (hakhout, middelhout, hooghout). Soorten zoals o.a.

gewone es, zomereik, hazelaar, haagbeuk en zoete kers zijn hiervoor geschikt. Ook lork kan eventueel gebruikt worden in het middelhout.

In oude beukenbestanden (bestanden 36b, 40c, 42b, 44a, 45a, 49a en een deel van 50a) zal via schermslag natuurlijke verjonging nagestreefd worden. Hierbij kan zeer plaatselijk de vegetatie (varen en braam) machinaal worden weggehaald, via klepelen. Door deze milde bodemverwonding wordt de minerale bodem lichtjes gemengd met de strooisellaag en krijgen de zaailingen een betere kans. Deze techniek werd in 2002 voorlopig met succes toegepast in bestand 50a over een oppervlakte van 40 are.

De beheervisie voorziet 10% van de te verjongen oppervlakte die met de bodemverwondingstechniek mag worden bewerkt. De oppervlaktes die aan bodemverwonding onderhevig worden gesteld, zijn doelbewust beperkt gehouden, als voorzorgsmaatregel ter bescherming van specifieke fauna en flora, zoals de hazelworm. De ideale plekken zijn de directe omgeving van de goede zaadbomen.

De weinig aanwezige natuurlijke verjonging van naaldhout blijft voornamelijk beperkt tot douglas en lork (niet aanwezig in de steekproef (Tabel 10), maar wel waargenomen). Deze NV wordt niet extra gestimuleerd, maar ook niet tegengegaan. Zo zullen op lange termijn de naaldbomen slechts een beperkte rol spelen in het domeinbos. Natuurlijke verjonging van Californische cypres gebeurt momenteel uitsluitend in bestand 40a. Vermits hier aangeplant wordt (zie 4.2.1. en 4.2.2.), heeft deze verjonging geen toekomst.

Wildschade door ree kan in de toekomst voor problemen zorgen. Waar nodig, kan de verjonging beschermd worden door een afrastering of individuele bescherming tegen het wild.

In tabel 24 wordt weergegeven welke bestanden verjongd worden. Een groot deel van deze bestanden worden gedurende de komende 24 jaar omgevormd tot middelhout. De opmerking

‘Hakhout’ geeft aan dat het hier wel degelijk gaat om het aanplanten of inboeten van hakhoutsoorten.

Indien het om oude beukenbestanden gaat die via schermslag verjongd worden, wordt de opmerking

‘Beuk’ gehanteerd.

Steeds wordt de maximale oppervlakte weergegeven. De maximale grootte van een bezaaiingskap in oude beukenbestanden bedraagt 50 are. Voor de delen van bestanden die worden omgevormd naar hakhout wordt steeds de volledige oppervlakte weergegeven.

Tabel 24: Bosverjonging (X = bezaaiingskap afhankelijk van mastjaar)

Bestand Max. opp.

verjonging (ha)

Max. opp.

NV (ha)

Max. opp.

KV (ha)

Verjongings- wijze

Plantseizoen KV Opmerking

35a 0,2 0,2 2 groepen van 10a 2005-2006

36b 0,5 0,5 Groepsgewijs X Beuk

40a 0,4590 0,4590 Groepsgewijs 2013-2014 Hakhout

40b 0,5428 0,5428 Groepsgewijs 2013-2014 Hakhout

40c 1,6660 0,5 1,1660 Groepsgewijs 2029-2030 Hakhout + Beuk

42a 0,4083 0,4083 Groepsgewijs 2025-2026 Hakhout

42b 0,5 0,5 Groepsgewijs X Beuk

44a 0,5 0,5 Groepsgewijs X Beuk

45a 0,5 0,5 Groepsgewijs X Beuk

46a 0,6966 0,6966 Groepsgewijs 2013-2014 Hakhout

48a 0,7326 0,7326 Groepsgewijs 2021-2022 Hakhout

49a 0,5 0,5 Groepsgewijs X Beuk

50a 0,5 0,5 Groepsgewijs X Beuk

52a 0,6390 0,6390 Groepsgewijs 2025-2026 Hakhout

52b 0,5847 0,5847 Groepsgewijs 2017-2018 Hakhout

52c 0,9446 0,9446 Groepsgewijs 2017-2018 Hakhout

53a 0,4774 0,4774 Groepsgewijs 2009-2010 Hakhout

54b 0,9811 0,9811 Groepsgewijs 2021-2022 Hakhout

55a 1,0882 1,0882 Groepsgewijs 2029-2030 Hakhout

totalen 12,4203 3,7 8,7203

4.2. Bosomvorming

De voornaamste omvormingen zijn de omschakeling van hooghout- naar middelhoutbeheer in de valleigebieden en de vermindering van het aandeel exoten (naaldhout en populier). Daarnaast wordt in 2 zones geen beheer meer uitgevoerd.

Het aandeel exoten in het domeinbos, voornamelijk naaldhout en populier, bedraagt momenteel 36%

van het gemiddeld bestandsgrondvlak. Binnen de termijn van het beheerplan wordt dit teruggebracht naar ongeveer 20%.

4.2.1. Omvorming hooghout naar middelhout

4.2.1.1. Algemeen

In alle vochtige zones langsheen de Kasteel-, Veu- en Schoonwaterbeek (delen van 23 bestanden - zie tabel 25 en kaart Zones met specifiek beheer in bijlage 6.6) wordt het middelhoutbeheer hersteld.

In totaal wordt bijna 21 ha van het domeinbos terug hersteld of omgevormd naar middelhoutbeheer.

Hiervan moet 9,154 ha hooghout (± 20 meter aan beide zijden van de beek) direct worden omgevormd via selectieve kaalkap van naaldhout of lichtingskap, gevolgd door aanplantingen. De overige zones (11,8088 ha) worden indirect omgevormd, uitgaande van de oude bestanden. In deze bestanden is hakhout of middelhout al aanwezig, maar kan een aanvullende aanplant van hakhoutsoorten aangewezen zijn.

Uit proeven van voormalig boswachter Canniere is gebleken dat de vochtige zones snel overwoekerd raken door bramen, waardoor de natuurlijke verjonging weinig tot geen kans op slagen heeft (zie 2.1.2.3.). De strooiselophoping in Wijnendale is nu veel verder dan onder frequent middelhoutbeheer, wat in combinatie met depositie ideale omstandigheden levert voor de ontwikkeling van braam en andere ruigteplanten. Tevens behoorde het verwijderen van braam vroeger tot het regulier beheer van hakhoutpercelen (Vandekerkhove, 1998). Kunstmatige verjonging zal lokaal dus zeker aangewezen

zijn om het middelhout te herstellen, tenzij een heel arbeidsintensief beheer kan worden gevoerd waarbij de bramen worden verwijderd.

Tabel 25. Bestanden (of delen) waar middelhoutbeheer opnieuw wordt ingesteld

Bestand Opp (ha) Huidige bedrijfsvorm

Huidige boomsoort(en)

Directe omvorming?

40a 0,4590 HH Pc, Cy

40b 0,5428 HH L, zE

40c 1,1660 HH zE, B

41b 0,7703 MH zE

42a 0,4083 HH Do

42b 1,1279 MH LH

43b 2,2378 MH Es

46a 0,6966 HH zE

47a 2,4928 HH zE, Ed

48a 0,7326 HH zE, zEls

52a 0,6390 HH Po

52b 0,5847 HH zE

52c 0,9446 HH zE

52d 0,9986 HH zE, Es

53a 0,4774 HH Ep, L

53b 0,8611 HH zE

53c 1,0551 HH zE, Po

54b 0,9811 HH L, Ed

55a 1,0882 HH Po, Es

56a 2,2652 MH zE

57a 0,4346 HH B, tKa

20,9628

In tabel 26 wordt het tijdstip weergegeven waarop voor het eerst het hakhoutbeheer opnieuw wordt ingesteld, hetzij via kappen van het hakhout of via het inplanten van hakhout na een inleidende kap in het hooghout.

Tabel 26. Tijdstip omvorming (voor de geografische verdeling zie Omvormingskaart in bijlage 6.6)

Tijdstip Oppervlakte (ha)

Delen van bestanden

2004 0,7817 47a, 55a, 56a

2008 4,9390 42b, 43b, 52d, 53a, 53c

2012 3,9089 40a, 40b, 46a, 47a

2016 3,4427 41b, 52b, 52c, 53b, 53c

2020 3,6392 48a, 54b, 56a

2024 2,1575 42a, 52a, 52d, 53b

2028 2,0937 40c, 55a

20,9628

De aanwezige hakhoutzones worden ingeboet en, bij het niet langer uitlopen van de stoven na een kap, ingeplant. Waar een terugkeer of uitbreiding van het hakhoutareaal voorgesteld wordt ter versterking van de beekstructuren, in zones die variëren van 20 tot 30 meter breed, zullen aanplantingen gebeuren met de geschikte soorten (es, zomereik, berk, hazelaar, etc.) in vierkantsverbanden van 1x1 m.

Na verjonging (gericht aanplanten of succesvolle natuurlijke verjonging) wordt het hakhout na 4-5 jaar voor de eerste maal gekapt, afhankelijk van de soort en groeiomstandigheden. Hierbij worden steeds een aantal overstaanders behouden om de toekomstige boomlaag te vormen. Binnen de planningshorizont van dit beheerplan zal in deze zone voornamelijk hakhout voorkomen. De boomlaag kan zich slechts op langere termijn ontwikkelen, tenzij bij de kapping tijdens de omvorming geschikte bomen aanwezig zijn.

4.2.1.2. Directe omvorming naaldhout

Een deel van de zones waar middelhout hersteld wordt, ligt in naaldhoutbestanden (delen van bestanden 40a, 40b, 42a, 53a en 54b). Het tijdstip van omvorming wordt weergegeven in tabel 25.

Langsheen de noordelijke oever van de Schoonwaterbeek (bestand 40a) wordt in 2012 een zone gekapt van ongeveer 20 m breed over het ganse bestand (Californische cypres, grove den, Weymouthden). De vrijgekomen zone worden via een groepsgewijze aanplanting met gewone es en hazelaar omgevormd naar middelhout.

In bestand 40b: de lorken worden verwijderd via de reguliere kappingen. Onder het ijle scherm van de overblijvende zomereiken: aanplanting van hazelaar, es, …

Langsheen de beek wordt in bestand 42a in een zone van 20 m douglas verwijderd.

De gekapte fijnsparren en lorken van bestand 53a worden in de hakhoutzone (zie kaart Zones met specifiek beheer in bijlage) vervangen door kunstmatige verjonging van zomereik en berk.

In bestand 54b worden de gekapte lorken vervangen door kunstmatige verjonging van zomereik, hazelaar, es...

Het tijdstip voor aanplanting worden weergegeven in tabel 24 (zie 4.1.).

4.2.1.3. Directe omvorming loofhout

In tabel 25 wordt het tijdstip van de omvorming weergegeven.

Bestand 40c: beuk kappen in een 20-30 m brede zone langsheen de Veubeek. Zomereik wordt behouden als hakhout en andere geschikte soorten worden aangeplant (els, es, …).

Bestand 46a: zomereik, esdoorn, berk en zwarte els worden behouden in de struiklaag en hoofdzakelijk zomereik in het hakhout. Zomereik wordt gedeeltelijk gekapt in het hooghout, waarbij

Bestand 46a: zomereik, esdoorn, berk en zwarte els worden behouden in de struiklaag en hoofdzakelijk zomereik in het hakhout. Zomereik wordt gedeeltelijk gekapt in het hooghout, waarbij

In document 1. Identificatie van het bos (pagina 58-69)