• No results found

Beschrijving van het biotisch milieu

In document 1. Identificatie van het bos (pagina 28-58)

2.3.1. Bestandskaart

Wijnendalebos werd ingedeeld in 57 percelen met nummers 1 t.e.m. 57. Deze percelen zijn verder ingedeeld in 1 tot 5 bestanden, aangeduid met letters. De bestandsindeling is weergegeven op kaarten 16 en 17 in bijlage 6.6. In tabel 4 worden enkel de bestanden van het openbaar gedeelte weergegeven (bestanden 35a tot en met 57y) met opgave van de bestandstypen. Bestanden 1a tot en met 34a liggen in het bosreservaat (Esher Milieu-Advies & Vandekerkhove, 1999). In totaal bevinden zich 49 bestanden in het domeinbos (35a t.e.m. 57y).

Tabel 4. Bestanden

Bestand Oppervlakte (ha) Bestandstype Hoofdboomsoort(en)

35a 1,0756 LH B

36a 1,3218 LH zE

36b 2,0451 LH B, tKa

37a 1,7504 LH Es

37b 1,4954 LH B, zE, L

38a 2,2124 LH zE

38b 0,9259 LH Po, zE

39a 2,1533 LH Po, Es

39b 0,7690 NH L

40a 1,3105 NH Pc, Cy

40b 0,5248 NH L

40c 2,9100 LH zE, B

41a 1,2567 NH Pc

41b 2,0961 LH zE, Po, B

42a 1,0223 NH Do

42b 1,8692 LH Po, B

43a 1,0102 LH zE

43b 2,2810 LH Es

43c 4,8684 LH+NH B, Po, L

44a 1,7924 LH+NH B, eL

44b 0,4977 LH wE

44c 0,9979 NH Do

45a 2,7305 LH B

46a 2,5305 LH zE

46b 1,1962 NH Do

47a 5,2497 LH zE

48a 1,9305 LH zE

49a 2,9013 LH B

50a 3,1487 LH+NH B, L

51a 4,7877 LH zE, Po, B

52a 0,7022 LH Po

52b 0,5879 LH zE

52c 2,6710 LH zE

52d 0,9948 LH Es, B

53a 1,8117 NH Ep, L

53b 0,9817 LH zE

53c 3,5147 LH zE, Po

54a 0,8344 LH zE

54b 2,3060 NH L

54c 1,7059 LH B, Po, zE

55a 1,1240 LH Po

55b 0,6938 LH Po

56a 3,0717 LH zE, Po

56b 1,6337 LH Po

57a 1,6897 LH B, zE, Po

57b 0,4422 LH W

57c 0,6405 LH Es

57d 2,7436 LH zE, Els

57y 0,9851 open ruimte We

totaal 89,7958

2.3.2. Bestandsbeschrijving en dendrometrische gegevens

De inventarisatie van bestands- en bosbouwkenmerken werd uitgevoerd volgens de methode beschreven in ‘De bosinventarisatie van het Vlaamse Gewest’ (Waterinckx & Roelandt 2001). De inventarisaties werden grotendeels uitgevoerd in 2002, 2003 en aangevuld in 2004. In totaal werden in het domeinbos Wijnendale bosbouwmetingen verricht in 60 proefvlakken. De bestandsfiches zijn toegevoegd in bijlage 6.7.

Elk van deze opnamen is goed gelokaliseerd door een routebeschrijving opgemaakt met kompas en lintmeter, waarbij telkens gestart werd vanaf een duidelijk herkenbaar referentiepunt. Al deze punten werden in een GIS-laag nauwkeurig gelokaliseerd.

De berekeningen en analyses gebeurden met behulp van het programma BosProg (versie 2.24), ontwikkeld door Bos & Groen.

a) Bestandskenmerken

A. Bestandstypes

De verschillende bestandstypes (loofhout (LH), naaldhout (NH), gemengd loofhout (GLH), gemengd naaldhout (GNH)) komen voor in domeinbos Wijnendale.

LH (loofhout): <20% bijmenging van naaldhout

GLH (gemengd loofhout): bijmenging naaldhout tussen 20% en 50%

NH (naaldhout): < 20% bijmenging van loofhout

GNH (gemengd naaldhout): bijmenging loofhout tussen 20% en 50%

Het grote aandeel loofhout vertaalt zich duidelijk in een dominantie van de bestandstypes LH en GLH, samen goed voor 83% van de volledige beboste oppervlakte. In vergelijking met andere Vlaamse domeinbossen, waar naaldhoutbestanden gemiddeld 36 % uitmaken (Bosinventarisatie Vlaams Gewest), is het aandeel naaldhout in Wijnendale (17%) laag.

Tabel 5. Bestandstypes

Bestandstype Oppervlakte (ha) aandeel (%)

NH 11,6927 13,2

GNH 3,1487 3,5

LH 61,5238 69,3

GLH 12,4455 14,0

totaal 88,8107 100,0%

Opmerking: bestand 57y werd niet opgenomen in Tabel 5, daar het om weiland gaat.

Figuur 2.10 Oppervlakteverdeling (%) van het domeinbos Wijnendale volgens bestandstype.

B. Leeftijdsopbouw

Opvallend in Wijnendale is dat meer dan de helft van de bosoppervlakte een ongelijkjarige leeftijdsstructuur bezit. Gemiddeld is in Vlaanderen slechts 21 % van de bestanden ongelijkjarig.

Oudere bestanden (boven 40 jaar) komen eveneens beduidend meer voor in Wijnendale (36 %) dan in het gemiddelde Vlaamse bos (22 %).

Verder zijn er weinig echt jonge bestanden van minder dan 40 jaar (10 % van de bestanden in Wijnendale tov 55 % in Vlaanderen).

Tabel 6. Leeftijdsverdeling Leeftijdsklasse Oppervlakte

(ha) Aandeel (%)

1-20 5,4600 6,1

21-40 3,4995 3,9

41-60 16,7711 18,9

61-80 7,3820 8,3

80-100 4,5402 5,1

101-120 3,5621 4,0

Ongelijkjarig 47,5958 53,6

totaal 88,8107 100

Opmerking: bestand 57y werd niet opgenomen in Tabel 6, daar het om weiland gaat.

14%

4%

69%

13%

gemengd loofhout gemengd naaldhout loofhout naaldhout

Figuur 2.11 Oppervlakteverdeling (%) van het domeinbos Wijnendale volgens leeftijdsklasse.

C. Sluitingsgraad en mengingsvorm

De meeste bestanden in Wijnendale zijn vrij open: naar oppervlakte heeft minder dan de helft van de bestanden een sluitingsgraad die meer dan 2/3 bedraagt. Dit hangt samen met de structuur en ouderdom van veel bestanden in Wijnendale.

Op Vlaams niveau heeft 66% een sluitingsgraad > 2/3, wat veroorzaakt wordt door het grotere aandeel jonge bossen met sterke kroonsluiting (Bosinventarisatie Vlaams Gewest).

Tabel 7. Sluitingsgraad Sluitingsgraad Oppervlakte

(ha) Aandeel (%)

< 1/3 11,1895 12,6

1/3 - 2/3 39,1682 44,1

> 2/3 38,4530 43,3

totaal 88,8107 100

Figuur 2.12 Oppervlakteverdeling (%) van het domeinbos Wijnendale volgens sluitingsgraad.

6% 4%

19%

8%

5%

4%

54%

1-20 21-40 41-60 61-80 80-100 101-120 Ongelijkjarig

13%

44%

43% < 1/3

1/3 - 2/3

> 2/3

Meer dan driekwart van de bestandsoppervlakte is gemengd (vnl. stamsgewijs, ook 15 % groepsgewijs).

Deze cijfers staan in schril contrast met gemiddelden voor Vlaanderen, waar slechts 36% van de bestanden gemengd is (Bosinventarisatie Vlaams Gewest).

Tabel 8. Mengingsvorm Mengingsvorm Oppervlakte

(ha) Aandeel (%) Groepsgewijs 13,7821 15,5

Homogeen 20,2078 22,8

Stamsgewijs 54,8208 61,7

totaal 88,8107 100

Opmerking: bestand 57y werd niet opgenomen in Tabellen 7 en 8, daar het om weiland gaat.

16%

23%

61%

Groepsgewijs

Homogeen

Stamsgewijs

Figuur 2.13 Oppervlakteverdeling (%) van het domeinbos Wijnendale volgens mengingsvorm.

D. Bedrijfsvorm

Een kleine 14% van de oppervlakte werd tijdens de opnames getypeerd als middelhout of hakhout.

Hooghout, in Wijnendale vaak het gevolg van de recente omvorming van het traditionele middelhout, neemt het overgrote aandeel in (86%).

Toch is 86% aan hooghout opmerkelijk laag voor een Vlaams bos, waar gemiddeld bijna 95%

hooghout voorkomt. Middelhout en hakhout komen in de meeste Vlaamse bossen slechts marginaal voor. Westvlaamse bossen bezitten gemiddeld meer middelhout dan het gemiddelde voor Vlaanderen, namelijk 10% (Bosinventarisatie Vlaams Gewest).

Tabel 9. Bedrijfsvorm Bedrijfsvorm Oppervlakte

(ha) Aandeel (%)

Hakhout 1,1962 1,3

Hooghout 76,6079 86,3

Middelhout 11,0066 12,4

totaal 88,8107 100

Opmerking: bestand 57y werd niet opgenomen in Tabel 9, daar het om weiland gaat.

Figuur 2.14 Oppervlakteverdeling (%) van het domeinbos Wijnendale volgens bedrijfsvorm.

1%

87%

12%

Hakhout

Hooghout

Middelhout

b) Boomsoortensamenstelling

Zaailingen

In Wijnendalebos werden zaailingen aangetroffen van volgende boomsoorten gerangschikt in afnemende mate van voorkomen: gewone esdoorn, beuk, zomereik, gewone es, vlier, Californische cipres en sporkehout.

Slechts gewone esdoorn en gewone es vertonen in de steekproef een gevestigde verjonging: ze handhaven zich ook in de hoogteklassen boven 50 cm, terwijl met name beuk en zomereik bijna uitsluitend voorkomen in de klasse 0-49cm hoog.

Tabel 10. Zaailingen van het Wijnendalebos

Gemiddelde hoogte (cm) Boomsoort Stamtal (/ha)

0 – 49 gewone esdoorn 473

Beuk 98

Zomereik 90

gewone es 40

vlier 7

Californische cipres 6

50 – 99 gewone esdoorn 22

zomereik 7

100 – 149 gewone es 49

vlier 23

sporkehout 4

150 – 199 gewone esdoorn 83

totaal 902

Struiklaag

Tot de struiklaag behoren alle exemplaren hoger dan 2 m en met een omtrek kleiner dan 20 cm.

Gewone esdoorn is de meest voorkomende boomsoort in de struiklaag. Deze soort komt zowel voor onder de vorm van hakhout als van verjonging.

Iep komt veel voor in de klasse tot 4 m hoog, daarna niet meer. Deze soort ontbreekt ook bij de zaailingen, wat erop wijst dat dit allemaal hakhout is.

Witte abeel, hazelaar en ruwe berk zijn ook relatief goed vertegenwoordigd in de opnames. Opvallend is het ontbreken van gewone es, die bij de zaailingen wel een belangrijk aandeel uitmaakt, maar in de struiklaag niet meer voorkomt boven de 4 m hoog.

Tabel 11. Struiken van het Wijnendalebos

Gemiddelde hoogte (cm) Boomsoort Stamtal (/ha)

200 – 400 witte els 4

ruwe berk 2

lijsterbes 2

beuk 8

gewone es 6

vlier 8

gewone esdoorn 20

hazelaar 21

Iep (G) 77

zomereik 2

400 – 600 zwarte els 2

tamme kastanje 9

gewone esdoorn 21

600 – 800 lijsterbes 4

ruwe berk 18

witte abeel 48

tamme kastanje 5

Amerikaanse eik 8

gewone esdoorn 83

totaal 348

Boomlaag

Op basis van het grondvlak zijn de meest voorkomende boomsoorten in het domeinbos Wijnendale:

beuk (22%), zomereik (22%), lork (12%), populier (9%), gewone esdoorn (8%), douglas (6%), gewone es (4%), Corsikaanse den (4%) en fijnspar (3%). Zeer hoge stamtallen van gewone esdoorn wijzen op een groot aandeel van deze soort in de gevestigde verjonging en kondigen een verschuiving aan van de boomsoortensamenstelling in Wijnendale, indien de natuurlijke verjonging niet gestuurd wordt.

Op niveau van het bosdomein nemen de inheemse soorten 64% van het gemiddeld bestandsgrondvlak in, en de exoten 36%. In vergelijking met andere bossen in de buurt (bv.

Domeinbos Koekelare) is het aandeel naaldhout relatief laag (17% naaldhout en gemengd naaldhout).

Tabel 12. Boomsoorten van het Wijnendalebos

Boomsoort Stamtal Grondvlak Volume

(/ha) (m²/ha) (%) (m³/ha)

Beuk 36 4,89 22,4 57,2

Zomereik 28 4,77 21,9 60,4

Lork (gemengd)) 20 2,65 12,2 31,5

Populier 8 1,88 8,6 20,7

Gewone esdoorn 152 1,84 8,4 13,9

Douglasspar 11 1,34 6,1 18,0

Gewone es 12 0,94 4,3 10,8

Corsikaanse den 7 0,84 3,9 10,7

Fijnspar 15 0,65 3,0 5,5

Tamme kastanje 15 0,50 2,3 4,6

Zachte berk 32 0,37 1,7 2,4

Californische cipres 4 0,26 1,2 2,6

Grove den 2 0,17 0,8 1,7

Zwarte els 15 0,14 0,6 0,8

Witte els 11 0,12 0,6 0,4

Gladde iep 4 0,08 0,4 0,8

Ruwe berk 9 0,08 0,4 0,4

Lijsterbes 6 0,07 0,3 0,4

Amerikaanse eik 1 0,05 0,2 0,4

Weymouthden 0 0,04 0,2 0,5

Wintereik 5 0,03 0,1 0,2

Boskers 1 0,02 0,1 0,1

Wilg 0 0,02 0,1 0,2

Boswilg 0 0,01 0,0 0,0

Vlier 1 0,00 0,0 0,0

Totaal 395 21,79 100 244,3

Opmerking: In een aantal kleine (40b, 52a, 52b, 53b, 54a, 55b en 56b) of recent beboste bestanden (57b, 57c en 57d) werden geen proefvlakken genomen. Bij het invoeren van een nieuwe bestandsindeling in 2004, tussen de metingen en de analyse, werd een nieuw bestand opgericht waarin geen proefvlak ligt (bestand 36b).

Hierdoor geeft bovenstaande tabel, berekend m.b.v. BosProg (versie 2.24) op basis van de totale bosoppervlakte, een onderschatting weer van de eigenlijke kenmerken per boomsoort en op het niveau van het bos (totaal stamtal, grondvlak en volume). Voor de gemiddelde waarden voor de opgemeten bestanden wordt dan ook verwezen naar volgende paragraaf (2.3.2.c) en tabellen 13 en 14.

c) Dendrometrische gegevens

Voorafgaande opmerking: De ontbrekende waarden in tabel 13 (gemarkeerd als “-“) worden veroorzaakt door het ontbreken van proefvlakken in een aantal bestanden, wegens de hernummering van de bestanden, of bij kleine of zeer jonge bestanden (zie hierboven).

Daarom werd geopteerd om voor de gemiddelde waarden op niveau van het bos (tabellen 13 en 14) slechts die bestanden in rekening te brengen waarvoor effectief bosbouwmetingen beschikbaar zijn.

Wijnendale wordt gekenmerkt door een gemiddeld stamtal van 462 bomen/ha, een gemiddeld bestandsgrondvlak van 25,4 m²/ha en een gemiddeld bestandsvolume van 285 m³/ha (tabel 13).

Een vergelijking met de gemiddelde waarden voor Vlaanderen (Bosinventarisatie Vlaams Gewest) leert dat het stamtal in Wijnendale beduidend lager ligt dan het gemiddelde stamtal in gemengde Vlaamse bossen (758 bomen/ha), zelfs indien alleen de domeinbossen worden beschouwd (670 bomen/ha).

Het bestandgrondvlak in Wijnendale komt ongeveer overeen met de gemiddelde waarden voor Vlaamse domeinbossen (G 24 m²/ha) en alle Vlaamse bossen (25 m²/ha).

Het bestandsvolume in Wijnendale ligt beduidend hoger dan het gemiddelde voor Vlaamse domeinbossen (223 m³/ha) of voor alle Vlaamse bossen (204 m³/ha).

Hieruit kunnen we afleiden dat het domeinbos Wijnendale veel meer oude bestanden en zware bomen bezit dan de meeste andere Vlaamse bossen.

Indien we de loofhout- en naaldhoutbestanden apart bekijken (tabel 14), zien we dat de naaldhoutbestanden een veel hoger stamtal, grondvlak en volume bezitten dan de loofhoutbestanden.

Dit is consistent met de gemiddelde waarden voor Vlaanderen.

Globaal gezien hebben de loofhoutbestanden van Wijnendale (448 bomen/ha) een veel lager stamtal dan het gemiddelde Vlaamse loofbos (664 bomen/ha). Bestandsgrondvlak en –volume in de loofhoutbestanden van Wijnendale (G 23,9 m²/ha; V 267 m³/ha) liggen hoger dan in de gemiddelde Vlaamse loofbossen (G 22 m²/ha; V 211 m³/ha).

Ook hieruit blijkt dat er in Wijnendale meer oude bestanden aanwezig zijn dan gemiddeld in Vlaamse loofbossen.

Veruit de zwaarste loofhoutbestanden in Wijnendale zijn de bestanden 38a (513 m³/ha; zomereik met onderetage van esdoorn) en 44a (498 m³/ha; beuk).

De naaldhoutbestanden in Wijnendale hebben eveneens een lager stamtal (523 bomen/ha) dan het gemiddelde Vlaamse naaldbos (916 bomen/ha). Bestandsgrondvlak (31,9 m²/ha) is iets hoger dan gemiddeld in Vlaanderen (30 m²/ha), en bestandsvolume (363 m³/ha) is veel hoger dan gemiddeld (240 m³/ha). Ook in de naaldhoutbestanden van Wijnendale komen dus gemiddeld zwaardere bomen voor dan in het gemiddelde Vlaamse naaldbos. Douglas, Corsikaanse den en fijnspar nemen het grootste aandeel in, terwijl grove den weinig aanwezig is.

De uitschieter bij de naaldhoutbestanden is bestand 41a (Corsikaanse en grove den), met een bestandsvolume van 545 m³/ha.

Het staand dood hout heeft een gemiddeld stamtal van 33/ha, een gemiddeld bestandsgrondvlak van 0,6 m²/ha en een gemiddeld bestandsvolume van 5,4 m³/ha (tabel 13). Dit komt overeen met 2% van de staande voorrraad.

Vergeleken met de gemiddelde waarden van de bosinventarisatie (N 24/ha, G 0,4 m²/ha en V 3,2 m³/ha) blijkt Wijnendale rijker te zijn aan staand dood hout dan de meeste Vlaamse domeinbossen. Uit de verhouding N/G blijkt eveneens dat het dood hout in Wijnendale dikker is dan het Vlaamse gemiddelde.

Wat betreft dood hout vallen de loofhoutbestanden 35a, 36a, 37b en 38a sterk op met uitzonderlijke hoeveelheden dood hout. Hierbij dient evenwel de toevalsfactor eigen aan de steekproef in rekening te worden gebracht.

Tabel 13. Dendrometrische gegevens

Tabel 14. Dendrometrische gegevens op bosniveau, per bestandstype

Bestandstype Opp. (ha) Stamtal (/ha) Grondvlak (m²/ha) Volume (m³/ha)

LH (homogeen + gemengd) 62,66 448 23,90 267,42

NH (homogeen + gemengd) 14,32 523 31,87 363,26

Totaal 76,98 462 25,38 285,24

Opmerking: enkel die bestanden waarin proefvlakken liggen, zijn verwerkt in Tabel 14.

2.3.3. Flora

Actuele en potentiële vegetatie

Voor het opmaken van de actuele vegetatiekaart werden voor het domeinbos 62 vegetatieopnames volgens Braun-Blanquet uitgevoerd (zie bijlage: Actuele vegetatiekaart). Ze zijn gelokaliseerd centraal in de opnamecirkels van de bosbouwmetingen (2.3.2).

Voor het op naam brengen van de vegetaties werd gebruik gemaakt van de typologie ontwikkeld op basis van de resultaten van de bosinventarisatie van het Vlaams Gewest (Afdeling Bos & Groen, 2001). Met behulp van Tropres-identificatiespectra (Roelandt, 2003) werden sterdiagrammen opgesteld voor elke vegetatie-opname. Hierin wordt de verwantschap nagegaan met elk van de 32 bostypen uit de gewestelijke bosinventarisatie.

Vervolgens werden alle opnamen, die tot één vegetatietype gerekend worden, samengenomen om een lokale vegetatietypologie op te stellen. Met behulp van een ecogram kan dan de standplaats van deze vegetatietypes worden gevisualiseerd. De verkregen typologie samen met de ruimtelijke situering van de proefvlakken werd gebruikt om een vegetatiekaart op te stellen van de actuele bosvegetatie (zie kaart Actuele bosvegetatie in bijlage)

In de actuele vegetatie vallen 4 types te onderscheiden:

- Elzen-Essenbos

- Adelaarsvarenrijk Wintereiken-Beukenbos - Bramenrijk Eiken-Beukenbos

- Witbol Eiken-Beukenbos

0

Bostypenspectrum met tropresscore voor kruidlaag opgebouwd uit vegetatieproefvlakken 42b1, 47a1, 55a1, 56a1.

Het sterdiagram vertoont weinig verwantschap met de Elzen-Essenbossen, maar wel met het arm eiken-haagbeukenbos.

Ekogram op basis van de Ellenberg-getallen voor vocht en zuurgraad.

Figuur 2.15 Bostypenspectrum en ekogram voor het Elzen-Essenbos

In de beekbegeleidende bosgedeelten is er een grote verwantschap met het Elzen-Essenbos en Essenbronbos (Alno-Padion; HRL-type 91E0). Dit verbond komt lokaal voor in de bestanden 42b, 47a, 55a en 56a. De proefvlakken liggen in elk bestand langsheen de beek. De hoofdboomsoorten zijn voornamelijk zomereik, gewone es, gewone esdoorn, populier, gladde iep en zwarte els. In de struiklaag komt voornamelijk hakhout voor van witte en zwarte els, gewone es, gladde iep, hazelaar en zachte berk.

De kensoorten volgens Sterckx & Paelinckx (2003) die eveneens in Wijnendale domeinbos voorkomen zijn: zwarte els (Alnus glutinosa) , witte els (A. incana), zachte berk (Betula pubescens), ijle zegge (Carex remota), gewone es (Fraxinus excelsior), wolfspoot (Lycopus europaeus), bloedzuring (Rumex sanguineus), grote brandnetel (Urtica dioica), bittere veldkers (Cardamine amara), pinksterbloem (Cardamine pratensis) en paarbladig goudveil (Chrysosplenium oppositifolium).

De kruidachtige vegetatie van dit verbond is echter marginaal ontwikkeld in het domeinbos. Er komen geen goed ontwikkelde populaties van voorjaarsflora voor. Enkele vlekken paarbladig goudveil indiceren dit bostype plaatselijk in de bestanden 42b en 47a (zie kaart van de puntelementen in ar me E i k en-Haagbeukenbos dr oog E i k en-Haagbeuk enbos Hyaci ntr i j k E i ken-Haagbeuk enbos

vocht i g E i k en-Haagbeuk enbosE s senbr onbos dr oog I epen-E s senbos E l zenr i j k Iepen-E ss enbos

E l z en-E ss enbos B r andnet el -V l i er enbos

P opul i er en-r ui gt e P opul i er en-beemd Dui nbos Wi l genvl oedbos M oesdi st el -E l zenbr oek

Rui gt -E l zenbos E l z enbr oek bos

E l zen-E i k enbos P ar el gr as -B euk enbos

Bostypenspectrum met tropresscore voor kruidlaag opgebouwd uit vegetatieproefvlakken 37b1, 39a2, 39b1, 40a2, 40a3, 41a1, 41a2, 41b1, 41b2, 42a1, 42b2, 43a1, 44a1, 44a2, 44b1, 44c1, 45a1, 45a2, 50a1, 50a2, 51a1, 51a2, 52c1, 52c2, 54b1 (veel verwantschap met bramenrijke E-B bos doordat veel opnamen verkeerd zitten).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 X

Ekogram op basis van de Ellenberg-getallen voor vocht en zuurgraad.

Figuur 2.16 Bostypenspectrum en ekogram voor het Adelaarsvarenrijk Wintereiken-Beukenbos De drogere delen van het domeinbos worden gedomineerd door zure Eiken-Beukenbossen (Fago-Quercetum). Hermy (1985) rekent deze vegetaties tot het Violo-Quercetum roboris, dat als een Atlantische variant van het Fago-Quercetum kan worden beschouwd (Baeté et al. 2004).

Kensoorten van het Fago-Quercetum zijn volgens Sterckx & Paelinckx (2003): bochtige smele (Deschampsia flexuosa), boshavikskruid (Hieracium sabaudum), schermhavikskruid (Hieracium umbellatum), gladde witbol (Holcus mollis), hulst (Ilex aquifolium), wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum), hengel (Melampyrum pratense), adelaarsvaren (Pteridium aquiliferum), valse salie (Teucrium scorodonia) en blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus).

Het droog wintereiken-beukenbos wordt door de volgende soorten gekenmerkt: lelietje-van-dalen (Convallaria majalis), hazelaar (Corylus avellana), klimop (Hedera helix), gladde witbol (Holcus mollis), dalkruid (Maianthemum bifolium), witte klaverzuring (Oxalis acetosella), gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum), adelaarsvaren (Pteridium aquiliferum) en gewone braam (Rubus

‘fruticosus’ groep). (Sterckx & Paelinckx, 2003)

0 ar me E i k en-Haagbeukenbos dr oog E i k en-Haagbeuk enbos Hyaci ntr i j k E i ken-Haagbeuk enbos

vocht i g E i k en-Haagbeuk enbosE s senbr onbos dr oog I epen-E s senbos E l zenr i j k Iepen-E ss enbos

E l z en-E ss enbos B r andnet el -V l i er enbos

P opul i er en-r ui gt e P opul i er en-beemd Dui nbos Wi l genvl oedbos M oesdi st el -E l zenbr oek

Rui gt -E l zenbos E l z enbr oek bos

E l zen-E i k enbos P ar el gr as -B euk enbos

Bostypenspectrum met tropresscore voor kruidlaag opgebouwd uit vegetatieproefvlakken 36a1, 37a1, 40a1, 40c1, 43c4, 43c5, 46a1, 46a2, 46b1, 47a2, 47a3, 48a1, 49a1, 49a2, 52d1, 53a1, 53c1, 53c2, 53c3, 54c2, 55b1, 56a2, 57a1 (dit effect is minder bij dit gemiddeld sterdiagram, maar ook hier zitten er enkele opnamen uit het adelaarsvarenrijke bij).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 X

Ekogram op basis van de Ellenberg-getallen voor vocht en zuurgraad.

Figuur 2.17 Bostypenspectrum en ekogram voor het Bramenrijk Wintereiken-Beukenbos

0 ar me E i k en-Haagbeukenbos dr oog E i k en-Haagbeuk enbos Hyaci ntr i j k E i ken-Haagbeuk enbos

vocht i g E i k en-Haagbeuk enbosE s senbr onbos dr oog I epen-E s senbos E l zenr i j k Iepen-E ss enbos

E l z en-E ss enbos B r andnet el -V l i er enbos

P opul i er en-r ui gt e P opul i er en-beemd Dui nbos Wi l genvl oedbos M oesdi st el -E l zenbr oek

Rui gt -E l zenbos E l z enbr oek bos

E l zen-E i k enbos P ar el gr as -B euk enbos

Bostypenspectrum met tropresscore voor kruidlaag opgebouwd uit vegetatieproefvlakken 35a1, 38a1, 38b1, 39a1, 51a3, 54c1.

Een aantal opnamen zijn verwant met het witbol rijke type en een aantal met het Brandnetel-Vlierenbos

1 2 3 4 5 6 7 8 9 X

Ekogram op basis van de Ellenberg-getallen voor vocht en zuurgraad.

Figuur 2.18 Bostypenspectrum en ekogram voor het Witbolrijk Eiken-Beukenbos

In de gewestelijke bosinventarisatie worden 6 subtypen onderscheiden: De vier eerste typen kunnen eigenlijk ook onverzadigde vormen zijn van andere bostypen als het Gierstgras-Beukenbos of het arme Eiken-Haagbeukenbos. Ze zijn echter zo arm aan karakteristieke soorten dat ze het meest verwant zijn aan het relatief soortenarme Wintereiken-Beukenbos. In totaal maken deze zes typen 16,2% van het Vlaamse bosareaal uit.

Het Witbolrijk Eiken-Beukenbos (rompgemeenschap)

Het Amerikaanse vogelkers Eiken-Beukenbos (derivaatgemeenschap) Het Bramenrijk Eiken-Beukenbos (rompgemeenschap)

Het Amerikaanse eik-Kastanjebos (derivaatgemeenschap) Het Adelaarsvaren Wintereiken-Beukenbos (rompgemeenschap) Het typische Wintereiken-Beukenbos

De laatste wordt als de best ontwikkelde vorm beschouwd (Roelandt, 2004).

Het overgrote deel van het domeinbos valt te classificeren als enerzijds Adelaarsvarenrijk Wintereiken-Beukenbos (hoofdzakelijk het noordwesten) en anderzijds het Bramenrijk Eiken-Beukenbos (zuidoostelijk gedeelte). Enkele bestanden (35a, 38a en 38b, 39c, 52c en 54c) vertonen overeenkomsten met het Witbol Eiken-Beukenbos. Dit zijn alle rompgemeenschappen van het typische Wintereiken-Beukenbos.

Dit bostype wordt volgens de Habitatrichtlijn getypeerd als het Zuurminnende Atlantische beukenbos met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraea of Ilici-Fagion; HRL-type 9120). Het betreft een type waarin beuk van nature domineert; vaak staat echter veel zomereik en/of wintereik in de boomlaag. Beuk is vaak verdwenen uit dit type bossen door het gevoerde hakhout- of middelhoutbeheer, wat de beuk benadeelt (Janssen & Schaminée 2003).

Over het algemeen is dit bostype slechts matig ontwikkeld in het domeinbos: de kruidlaag wordt meestal gedomineerd door braam en plaatselijk ook adelaarsvaren (zie Actuele vegetatiekaart in bijlage). Niettemin komen oude bosplanten die kenmerkend zijn voor dit bostype zoals dalkruid, gewone salomonszegel en witte klaverzuring sporadisch voor. De groeiplaatsen van deze soorten zijn op de kaart van de puntelementen in bijlage 6.6 weergegeven.

Het beheer van een dergelijk bostype moet zich richten op het kanaliseren van de recreatiedruk. Bij exploitatie wordt bodemverdichting en omwoeling zo veel mogelijk vermeden. In bestanden waar exoten momenteel de overhand hebben wordt best gekozen voor een geleidelijke omvorming in het kader van een natuurgetrouwe bosbouw (Roelandt 2004).

Op de iets vochtiger en rijkere gronden van Wijnendale neigt dit bostype naar het Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbos of eiken-haagbeukenbos behorend tot het Carpinion betuli (HRL-type 9160). Dit bos(HRL-type wordt voornamelijk aangetroffen op bodems met sterke wisselingen in de vochttoestand gedurende het jaar: ’s winters treden hoge grondwaterstanden op, terwijl ’s zomers uitdroging plaatsvindt (Janssen & Schaminée 2003).

In de boomlaag van deze soortenrijke bossen zijn zomereik, gewone es, haagbeuk, zoete kers en – in toenemende mate - gewone esdoorn de opvallendste boomsoorten. De struiklaag is gewoonlijk goed ontwikkeld, vooral in bestanden waarin voorheen hakhoutbeheer werd gevoerd. Vooral hazelaar kan hier hoge bedekkingen bereiken, maar ook andere struiken zoals gewone vlier, eenstijlige meidoorn en wilde lijsterbes zijn vaak aanwezig. Dit bostype heeft een rijke voorjaarsflora met heel wat oude bosplanten, die echter niet of nauwelijks werden teruggevonden in het domeinbos. Plantensoorten die hiermee geassocieerd zijn: gewoon speenkruid (Ranunculus ficaria), bosanemoon (Anemone nemorosa), gele dovenetel (Lamium galeobdolon), bosbingelkruid (Mercurialis perennis), slanke sleutelbloem (Primula elatior), donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana), muskuskruid (Adoxa moschatellina) en boszegge (Carex sylvatica).

In het domeinbos is dit type slechts marginaal aanwezig. Er komen enkele vlekken voor met gele dovenetel, witte klaverzuring en speenkruid.

Op de voedselarme, drogere zandvlakten komt eerder het habitattype 9190 voor (Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur).

In de boomlaag van dit type domineren zomereik en ruwe berk, terwijl wilde lijsterbes, sporkehout en ratelpopulier de opvallendste soorten zijn in de struiklaag. De ondergroei bestaat voornamelijk uit dwergstruiken, grassen en mossen. De belangrijkste dwergstruiken zijn struikheide (Calluna vulgaris) en blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus); bochtige smele (Deschampsia flexuosa) is het meest voorkomende gras. Andere opvallende kruidensoorten zijn adelaarsvaren (Pteridium aquilinum), wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) en op leemhoudende plekken dalkruid (Maianthemum bifolia), gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum), witte klaverzuring (Oxalis acetosella), valse salie (Teucrium chamaedrys) en hengel (Melampyrum pratense). Op natte standplaatsen is pijpenstrootje (Molinia caerulea) een belangrijke begeleider (Janssen & Schaminée 2003).

Dit bostype heeft sterk te lijden gehad door stikstofdeposities waardoor nitrofiele soorten toenemen.

Vaak werden dergelijke bossen ook omgevormd naar naaldhout. Door het achterwege blijven van hakhoutbeheer neemt de rol van beuk toe binnen deze eikenbossen (Sterckx & Paelinckx 2003).

In Wijnendale komt dit bostype vooral voor op de zandige koppen. Meestal zijn dit nu naaldhoutbestanden met een kruidlaag hoofdzakelijk bestaande uit braam.

Vergelijking met de PNV kaart

Volgens de Potentieel Natuurlijke Vegetatiekaart opgesteld door het IBW in het kader van VLINA-project “Ecosysteemvisie Bos Vlaanderen” (De Keersmaeker et al., 2001) bestaat de PNV grotendeels

Volgens de Potentieel Natuurlijke Vegetatiekaart opgesteld door het IBW in het kader van VLINA-project “Ecosysteemvisie Bos Vlaanderen” (De Keersmaeker et al., 2001) bestaat de PNV grotendeels

In document 1. Identificatie van het bos (pagina 28-58)