• No results found

1 Theoretisch kader

2.3 Autismespectrumstoornis

2.3.5 Onzichtbare kenmerken

Het gedeelte van de ijsberg dat zich onder het water bevindt, is wat wij niet kunnen waarnemen (zie Figuur 3: ijsberg Miriam Peronne). Dit illustreert de mentale denkprocessen van mensen met autismespectrumstoornis. 2.3.5.1 Centrale coherentie

Er komen in het dagelijks leven enorm veel prikkels op ons af. Deze prikkels pikken we op via onze zintuigen en komen in feite afzonderlijk in onze hersenen naar binnen en worden op verschillende plekken in onze hersenen verwerkt. Wanneer de hersenen de signalen hebben ontvangen wordt de informatie meteen doorgegeven aan andere hersengebieden. Op deze manier wordt de informatie uit de verschillende hersengebieden met elkaar verbonden waardoor informatie betekenisvol wordt. Dat denkvermogen noemt men centrale coherentie.

Mensen met autismespectrumstoornis hebben vaak een beperkte centrale coherentie. Dat is een andere manier van verbinding met betrekking tot de communicatie van diverse hersengebieden. Informatie die van

verschillende zintuigen komt, wordt niet goed met elkaar verbonden. Er ontstaat bijgevolg geen geheel. Op die manier krijgen voorwerpen en situaties onvoldoende betekenis. Een kind met autismespectrumstoornis zou bijvoorbeeld kunnen denken dat er een feestje is als hij een winkel met feestartikelen binnengaat. Het beoordeelt de feestartikelen niet in relatie met de winkel.

Onze hersenen maken voortdurend keuzes welke prikkels belangrijk zijn en gebruikt een filter om details van hoofdzaken te onderscheiden. We selecteren de belangrijke informatie en gaan daarmee aan de slag. De minder belangrijke informatie wordt niet opgeslagen. Bij veel mensen met autismespectrumstoornis werkt dit systeem van selectie minder goed. Alle informatie wordt als even belangrijk opgeslagen.

Centrale coherentie betekent dus het vermogen om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Alle informatie wordt door hen als even belangrijk gezien. Ze maken geen onderscheid tussen prikkels en dus is elk detail van even grote waarde. Dit kan zeer vermoeiend zijn en kan voor moeilijkheden zorgen op school of op het werk. Zo is het enorm moeilijk om voor een student met autismespectrumstoornis een volledige cursus in te studeren,

omdat je hierbij informatie zal moeten selecteren om te studeren. Op de werkvloer kan dit ook problemen veroorzaken. Zo zal het bijvoorbeeld moeilijk zijn om een verslag te maken waarin enkel het essentiële mag staan.

2.3.5.1.1 Waarneming van prikkels

Een autistisch brein verwerkt informatie op een andere manier dan een niet-autistisch brein. Er zijn twee vormen voor het waarnemen van prikkels bij mensen met autismespectrumstoornis.

Mensen met autismespectrumstoornis kunnen hypersensitief zijn voor prikkels. Dit wil zeggen dat een prikkel te hard binnen komt, zodat het zelfs na een tijdje vervelend is en pijn doet. Een voorbeeld hiervan is scherpe lucht buiten. De prikkel is in dit geval de scherpe lucht. De ogen van de persoon met autismespectrumstoornis kunnen extra pijn gaan doen, waardoor ze zelfs hoofdpijn kunnen krijgen. Anderzijds kunnen mensen met autismespectrumstoornis ook hyposensitief zijn voor prikkels. Dit wil zeggen dat de prikkels niet hard genoeg binnen komen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld niet in staat zijn om pijn te voelen of hebben ze geen besef van warm en koud. De verwerking van sensorische prikkels is enorm belangrijk.

Brein zonder

autismespectrumstoornis

Brein met

autismespectrumstoornis

Prikkels van buitenaf gaan door een filter naar het brein. Vanaf daar worden ze doorgestuurd naar de neuron, die betekenis geeft aan de prikkels. Met de prikkels die niet door de filter zijn gegaan, gebeurt er niets.

Prikkels van buitenaf gaan niet door een filter naar het brein. Alle prikkels worden zodus even belangrijk, wat een heel vermoeiend en langdurig proces is. Omdat het brein steeds bezig is met de verwerking van alle prikkels, slapen

mensen met

autismespectrumstoornis vaak niet goed. Overprikkeling kan ook zorgen voor ongemakken als bijvoorbeeld hoofdpijn.

Figuur 4: verwerking prikkels

2.3.5.1.2 Sensorische gevoeligheid

Geluid kan te luid of te zacht zijn voor personen met autismespectrumstoornis. Alle prikkels die te hard binnenkomen kunnen pijn doen. Enkele voorbeelden hiervan zijn een schoolbel, het doorspoelen van het toilet of de tikkende regendruppels op het raam. Licht, zonlicht of scherpe lucht kunnen eveneens vervelend zijn voor de ogen en kunnen zelfs pijn doen, maar ook drukte kan als vervelend ervaren worden. Enkele voorbeelden hiervan zijn veel mensen bij elkaar, bewegende objecten en drukke kleding (drukke motieven en kleuren). De temperatuur kan alsook een probleem vormen, zoals bijvoorbeeld een airco in combinatie met gezoem. Geuren kunnen heel afleidend zijn. Een ziekenhuisgeur blijft bijvoorbeeld heel de tijd hangen. Mensen met autismespectrumstoornis raken dit niet gewend. Men kan overgevoelig worden aan bepaalde stoffen en ze kunnen enorm storend zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn: rolkragen, stijve schoenen, wollen trui etc.

2.3.5.2 Contextblindheid

Contextblindheid is een ander woord voor detailfocus en is een onderdeel van de centrale coherentie. Het is voor mensen met autismespectrumstoornis enorm moeilijk om de context van een situatie te begrijpen. Ze zien de context niet goed of schatten de context niet goed in, omdat ze zich steeds focussen op de details. Elke manier van denken heeft voor- en nadelen. De ene is niet beter dan de andere, beide manieren waarop het brein werkt functioneren gewoon anders.

2.3.5.3 Theory of Mind

Theory of Mind of afgekort T.O.M. is het vermogen om lichaamstaal te lezen bij anderen, stemintonaties te interpreteren of perspectief van de ander te zien; kortom inleven in de ander.

Communicatie kan op deze manier mislopen en er kunnen conflicten ontstaan tot gevolg. Theory of Mind stelt dat je in staat bent om te voorspellen hoe de ander zal reageren. Dit aspect begint te ontwikkelen rond vierjarige leeftijd. Rond de tijd dat het kind acht wordt, zal dit proces afgerond zijn. Dit is vaak ook de leeftijd waarop de eerste leugen verteld wordt. Een kind zal sneller vertellen dat hij iets wat niet mag niet gedaan heeft, omdat hij voorspelt anders straf te krijgen van de ouders.

Mensen met autismespectrumstoornis durven vaak geen vragen te stellen of mensen aan te spreken, omdat ze niet weten hoe ze zullen reageren. Dit brengt een zekere vorm van angst met zich mee, zodat velen ervoor kiezen om gewoonweg niet in interactie te gaan.

2.3.5.4 Executieve functies

De executieve functies zijn terug te vinden in de frontale hersenkwab. Ze zorgen ervoor dat je een aantal dingen goed kan uitvoeren. Hieronder wordt beschreven waarvoor de executieve functies dienen.

2.3.5.4.1 Plannen, timing en organisatie

De executieve functies zorgen ervoor dat je goed kan plannen, organiseren en aan timemanagement kan doen. Het is bijvoorbeeld voor mensen met autismespectrumstoornis niet evident om gewoon een uitstap naar de supermarkt te doen. Ze moeten nadenken over elke stap die ze ondernemen. Iets wat voor veel mensen evident lijkt, is voor hen vaak een heel complex proces. Personen met autismespectrumstoornis kunnen meestal ook de tijd niet zo goed inschatten, waardoor ze laat zijn op afspraken, werk of school.

2.3.5.4.2 Emotionele controle

Mensen met autismespectrumstoornis krijgen van hun brein niet altijd meteen de signalen welk gevoel ze hebben, bijvoorbeeld ‘boos’ of ‘verdrietig’ worden, met als gevolg ze op een gegeven moment een ‘explosieve’ reactie kunnen krijgen als de emoties zich ophopen. Die

‘explosieve’ reactie hoeft niet meteen een woede-uitbarsting te zijn, de persoon in kwestie kan bijvoorbeeld ook helemaal dichtklappen.

2.3.5.4.3 Inhibitie

Inhibitie is het vermogen om een bepaalde handeling uit te stellen, na te denken voor iets te doen en om de neiging te kunnen weerstaan meteen iets te zeggen of te doen. Dit kan leiden tot impulsiviteit of het ‘stopprobleem’. Mensen met autismespectrumstoornis hebben het vaak moeilijk om een opdracht plots te onderbreken als er een belangrijke opdracht te wachten ligt. Een man met autismespectrumstoornis kan zo bijvoorbeeld niet stoppen met het gras afrijden wanneer het eten klaar is. Hij moet voor zichzelf eerst zijn programma afwerken voor hij aan iets anders kan beginnen, dus zal het eten moeten wachten.

2.3.5.4.4 Flexibiliteit in denken en doen

Mensen zonder autismespectrumstoornis vergelijkt Miriam Perrone met auto’s. Als er een boom op de weg valt, rijdt men er zonder problemen langs. Maar mensen met autismespectrumstoornis zijn zoals treinen, ze rijden op een spoor. Als er een boom op het spoort valt, kan je er niet zomaar omheen. Het autistisch brein werkt heel hard tegen. Het is niet omdat mensen met autismespectrumstoornis bepaalde dingen niet kunnen, dat ze het niet willen. Het is voor hen erg moeilijk om dit te uiten.