• No results found

1 Theoretisch kader

2.7 Differentiatie

Voor het deel over differentiatie maakten we gebruik van het boek ‘Binnenklasdifferentiatie, leerkansen voor alle leerlingen’, geschreven door Catherine Coubergs, Katrien Struyven, Nadine Engels, Wouter Cools en Kristine De Martelaer. In het boek wordt benadrukt dat alle leerlingen verschillen van elkaar en dat het zeer belangrijk is om te differentiëren zodat steeds het maximum uit elke leerling gehaald kan worden. De auteurs stellen dat men tot leren kan komen door de aanwezige diversiteit in de klas op een interactieve manier te benutten.

2.7.1 Definitie

In het boek ‘Binnenklasdifferentiatie, leerkansen voor alle leerlingen’, probeert men de aanwezige diversiteit op een interactieve manier aan te spreken, men gebruikt differentiatie dan ook om te leren. De auteurs halen in het boek aan dat volgens verscheidene bronnen differentiatie een manier van denken is en geen stappenplan. Bovendien is het ook een fundamenteel deel van de basishouding van een leerkracht. Wanneer een leerkracht over deze basishouding beschikt, aanvaardt deze de verschillen tussen zijn leerlingen. Zij kunnen op hun beurt dan weer zichzelf zijn in de klas. De leerkracht moet er dan op zijn beurt weer voor zorgen dat deze verschillen een meerwaarde bieden aan het onderwijs. De auteurs definiëren na het bekijken van meerdere invalshoeken differentiatie als: “onderwijs waar leerlingen op hun mogelijkheden worden aangesproken en waar leerlingen hun talenten ten volle kunnen ontplooien”.

2.7.2 Verschil interne en externe differentiatie

Om klasgroepen te vormen wordt er gebruik gemaakt van een vorm van differentiatie, namelijk externe differentiatie. Het gaat hier om maatregelen op het niveau van de school, scholengroep of onderwijsstructuur. Men geeft in het boek enkele voorbeelden, zoals jaarklassen, studierichtingen en onderwijsvormen.

Zelfs na verschillende vormen van externe differentiatie, dus ook binnen bijvoorbeeld jaarklassen, studierichtingen en onderwijsvormen, is er sprake van heterogeniteit. Dit toont dat interne differentiatie of binnenklasdifferentiatie ook nodig is. Het gaat hier om maatregelen die genomen kunnen worden binnen de klas.

2.7.3 Interne differentiatie of binnenklasdifferentiatie

2.7.3.1 Hoe differentiëren?

Volgens het boek kan er binnen interne differentiatie een onderscheid gemaakt worden tussen differentiatie op het niveau van inhoud, project en proces.

Differentiatie op het niveau van inhoud gaat over de leerinhouden die we willen dat de leerlingen leren. Men legt uit dat sommige leerinhouden meer

geschikt kunnen zijn voor sommige leerlingen dan voor anderen. Deze leerinhouden kan men aanpassen aan de hand van interesses, leerstijl, ontwikkelingsniveau en het werktempo van de leerlingen. In het boek wordt aangehaald dat het “Basis, Herhaling en Verdiepingsmodel” van Heylen, Stoop, Van Esch, Bakkers, Paelman, Saveyn en Van Gorp zeer populair is bij het differentiëren op inhoud. Hiermee wordt bedoeld dat alle leerlingen minimaal de basisleerstof moeten bereiken. De leerlingen die de leerstof nog niet goed onder de knie hebben, herhalen deze. Het deel van de verdieping is bedoeld voor leerlingen die de leerstof zeer snel onder de knie hebben.

Differentiatie op het niveau van proces gaat over alle activiteiten die de leerlingen moeten uitvoeren om de doelen te bereiken. Het is hier de taak van de leerkracht om verscheidene werkvormen te hanteren en dat zoveel mogelijk leerlingen de voor hen meest optimale leeractiviteit uitvoeren. Hierbij is het belangrijk om over een breed assortiment aan werkvormen te beschikken en om de leerlingen goed te kennen.

Differentiatie op het niveau van producten gaat over resultaten waarmee leerlingen kunnen laten zien dat ze doelen hebben bereikt. In het boek benadrukt men dat het belangrijk is om te letten op verschillen tussen leerlingen bij het evalueren.

2.7.3.2 Inspelen op welke verschillen?

Wanneer men gaat inspelen op specifieke verschillen tussen leerlingen, kan men om te beginnen spreken van niveaudifferentiatie. Hier gaat het vooral om verschillen in cognitie en intellectuele mogelijkheden. De leersnelheid van leerlingen kan ook verschillen, men spreekt dan van tempodifferentiatie. Verder bestaat er ook nog keuzedifferentiatie. Hier krijgen de leerlingen de opportuniteit om bepaalde opdrachten te kiezen en andere te laten vallen. Dit gebeurt dan op basis van interesse, capaciteiten of op basis van de verdere studiekeuze. Bij deze vorm van differentiatie werken de leerlingen intrinsiek gemotiveerd.

2.7.3.3 Verschillen apart houden of samenvoegen?

Men kan ervoor kiezen de verschillen tussen leerlingen kleiner te maken, gelijk te houden of groter te maken. Men kan dus met differentiatie op twee manieren inspelen op de verschillen tussen leerlingen: de verschillen tussen leerlingen divergeren (uitsplitsen) of convergeren. Dit laatste betekent dat men de diversiteit tussen leerlingen gaat samenbrengen zodat ze complementair werken. Bij divergerende differentiatie werkt men zoveel mogelijk op basis van de individuele leernoden van de leerlingen. Tijdens ons project zullen wij ook divergerend werken aangezien beide leerlingen aan hun eigen doelen moeten werken en over hun eigen individuele leernoden beschikken. Dit is ook waarom wij ons in deze literatuurstudie

zullen beperken tot het bespreken van divergerende

2.7.4 Divergerende binnenklasdifferentiatie

Zoals reeds vermeld, werkt men bij divergerende differentiatie zo veel mogelijk op basis van de individuele leernoden van de leerlingen. Men gaat het onderwijs doelbewust aanpassen aan de individuele leerling. Het gaat hier ook over differentiatie binnen een klasgroep, onder de verantwoordelijkheid van een of twee leerkrachten. In klasverband kan het bekeken worden alsof alle leerlingen hetzelfde lessenrooster hebben, maar dat ze allemaal binnen elk vak hun eigen traject volgen.

2.7.4.1 Aandachtspunten voor de leerkracht

Allereerst is het belangrijk dat de leerkracht uitstraalt dat het normaal is dat elke leerling zijn eigen sterktes en zwaktes heeft. Verder is het belangrijk dat de leerkracht er zich van bewust is dat elke leerling veiligheid, een samenhorigheidsgevoel, succesgevoelens en voldoening nodig heeft. Ten slotte is het ook van belang dat de leerkracht beseft dat niet elke leerling doelen op dezelfde manier en op hetzelfde tempo kan bereiken. Alle leerlingen moeten binnen de klas aanvaard worden en begeleid worden in hun leerproces, met hun eigen leertempo en leerwijze. 2.7.4.2 Voor- en nadelen

Een nadeel van divergerende binnenklasdifferentiatie is dat het mogelijk is dat er tussen de leerlingen een besef bestaat van de verschillen in prestaties. Bijgevolg kunnen leerlingen zichzelf bij de categorie van sterkere of zwakkere leerlingen plaatsen, wat bij hen een stigmatiserend effect teweeg kan brengen.

Wanneer men aan divergerende binnenklasdifferentiatie doet, werkt men voor elke leerling op maat. Hierbij kan elke leerling individueel vooruitgang maken en kan er aan de noden van de leerlingen worden voldaan. Wanneer men aan dit maatwerk doet, heeft dit geen slechte invloed op de leerprestaties van de klasgroep in zijn geheel.

2.7.4.3 Verschillende werkvormen

Om divergerend te differentiëren kan men bijvoorbeeld werken via geïndividualiseerde taken. Men kan bij deze taken gebruik maken van herhalingsleerstof en verdiepingsleerstof indien nodig, waardoor de leerlingen op hun eigen niveau en tempo kunnen werken. Bij deze werkvorm staat de activiteit van de leerlingen centraal, de leerkracht legt uit wat de bedoeling is en ondersteunt hen tijdens het werken.

Hiernaast kan men ook via een contractwerk te werk gaan. Hier wordt gebruik gemaakt van een activiteitenpakket op maat van de individuele leerlingen. Dit alles wordt vastgelegd in een ‘contract’, met bijbehorende deadlines voor verschillende delen van het traject. Door op deze manier te werken, kunnen de leerlingen zelf kiezen in welke volgorde ze de taken afwerken en hoe lang ze eraan werken. Contractwerk zorgt voor onderwijs

op maat omdat de leerlingen hun talenten en interesses moeten gebruiken om het gemakkelijker te maken voor zichzelf. Daarnaast worden ze ook gestimuleerd om hun leerproces in eigen handen te nemen en zelf initiatief te nemen. Omdat het contractwerk een activiteitenpakket omvat, kan er veel variatie voorzien worden.

Nog een andere werkvorm is het hoekenwerk. Bij deze werkvorm voeren leerlingen individueel of in groep opdrachten uit. Deze gebeuren op een vaste plaats, hoeken genoemd. Om deze hoeken in te delen, wordt de klasinrichting aangepast. Het is belangrijk dat de leerkracht het geheel hierbij goed organiseert en dat alle leerlingen steeds weten wat er van hen verwacht wordt op elk moment. Werken aan de hand van een hoekenwerk is voordelig omdat dit zorgt voor een breed gamma aan leermaterialen zodat er op maat gewerkt kan worden. Alle leerlingen krijgen dan ook dezelfde opdrachten, maar ze krijgen de tijd om er op hun eigen tempo aan te werken. Daar bovenop kan hoekenwerk ook samenwerkend leren bevorderen.

Nog een divergerende activiteit is co-teaching. Het gaat hier in het algemeen over twee leerkrachten die samenwerken met een klasgroep. Zij kunnen het werk onderling op verschillende manieren verdelen, zo kan een leerkracht bijvoorbeeld lesgeven en de andere assisteren. Deze laatste methode is dan ook de meest gebruikte.

Ten slotte is er ook de extra (gedifferentieerde) instructie. Hierbij is het belangrijk dat de leerkracht een duidelijk zicht heeft op de aandachtspunten die hij in zijn les wil benadrukken. Om te beginnen moet de leerkracht zo veel mogelijk informatie over de leerlingen vergaren (dus welke leerlingen de leerstof wel of niet onder de knie hebben gekregen en hoe dit komt). Op die manier kan hij nagaan welke leerlingen welke soort van individuele begeleiding (differentiatie) nodig hebben. Bij deze werkvorm worden er enkele vaardigheden aangesproken zoals het observeren van leerlingen, hen vragen stellen, op zoek gaan naar gebreken in het leerproces van de leerlingen en met deze gebreken omgaan door het zoeken naar toepasselijke strategieën. Binnen deze werkvorm kan je op twee manieren werken. Je kan een onderwijsleergesprek voeren met de leerlingen en hen vragen stellen om informatie over hen te vergaren, dus over hoe zij de leerstof begrepen hebben. Daarnaast kunnen ICT-technieken ook ondersteunend werken. Door het hanteren van verschillende media (foto’s, tekeningen, geluid, animatie…), het hanteren van leerplatformen (Toledo, Smartschool, Blackboard…), het aanpassen van gehanteerde bronnen en het creëren van student-gemaakte bronnen kan het samenwerkend leren vergroot worden bij de leerlingen.

2.7.4.4 Besluit

Wanneer men aan divergerende binnenklasdifferentiatie doet, is het van belang dat de leerkracht beseft dat er verschillen zijn tussen zijn leerlingen. Hij moet hier dan ook mee omgaan aan de hand van individualisatie of via homogene groepen. Het is de taak van de leerkracht om te voorzien in

verscheidene leermaterialen met gevarieerde opdrachten. Zo worden de talenten van de leerlingen aangesproken en kan er gedifferentieerd worden op niveau van interesse, tempo en mogelijkheden.

2.8 Resultaten van verkenning van de vakliteratuur