• No results found

Ontwikkeling verplaatsingspatroon

Deel A: Beschrijving resultaten GIS-platform

7.4 Ontwikkeling verplaatsingspatroon

In dit laatste deel van de analyse wordt er gekeken naar hoe het aantal verplaatsingen in de periode 1999-2009 zich heeft ontwikkeld ten opzichte van de periode 1985-1998. Allereerst worden in de analyses alle vervoerswijzen meegenomen, maar later wordt dat uitgesplitst. De derde hypothese wordt onderzocht waarin er verwacht wordt dat het verplaatsingspatroon met het OV relatief sterker is ontwikkeld dan die met de auto vanuit de grote steden.

Figuur 21: Ontwikkeling van het verplaatsingspatroon van hoogopgeleiden (links) en alle opleidingsniveau (rechts) (toename/afname minimaal 1000 verplaatsingen per dag)

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro.

In figuur 21 is zichtbaar hoe het verplaatsingspatroon van hoogopgeleiden en alle opleidingsniveaus samen zich hebben ontwikkeld met alle vervoerswijzen meegenomen in de analyse. De blauwe lijnen geven een toename weer van het aantal verplaatsingen in de periode 1999-2009 ten opzichte van de periode 1985-1998 en de rode lijnen een afname. Gelijk is duidelijk zichtbaar dat voor hoogopgeleiden het aantal verplaatsingen flink is toegenomen, zowel regionaal als interregionaal. Er zijn geen rode lijnen zichtbaar die een afname weergeven.

Op basis van figuur 21 kan alleen ongeveer worden aangegeven hoe het verplaatsingspatroon van hoogopgeleiden zich heeft ontwikkeld. Dit wordt specifieker gemaakt in de volgende analyses. Eerst wordt er gekeken naar hoe het verplaatsingspatroon zich heeft ontwikkeld met alle vervoerswijzen meegenomen in de analyse en daarna wordt dit uitgesplitst per vervoerswijze.

Uit figuur 22 wordt duidelijk hoe het verplaatsingspatroon zich relatief heeft ontwikkeld in de periode 1999-2009 ten opzichte van de periode 1985-1998. Voor hoogopgeleiden is er sprake van een positieve relatieve ontwikkeling. De grootste absolute toename in het aantal verplaatsingen vond plaats voor hoogopgeleiden tussen Utrecht en Amsterdam, maar dit is niet grootste de relatieve toename. Er vond namelijk al een grote verplaatsingsstroom plaats in de periode 1985-1998 tussen Utrecht en Amsterdam. Ook tussen Rotterdam en Den Haag is er geen sprake van extreem hoge relatieve ontwikkelingen, omdat er al veel verplaatsingen tussen de steden plaatsvonden in de periode 1985-1998. De grootste relatieve groei vond plaats tussen Rotterdam en Utrecht voor hoogopgeleiden, maar ook tussen Rotterdam en Amsterdam was dit hoog te noemen. Ook vanuit Utrecht heeft het verplaatsingspatroon voor hoogopgeleiden zich relatief sterk ontwikkeld.

Figuur 22: Ontwikkeling verplaatsingspatroon tussen de grote steden met alle vervoerswijzen meegenomen in de analyse

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro.

In figuur 23 is de relatieve ontwikkeling van het verplaatsingspatroon tussen de suburbane ringen zichtbaar. Hier is ook in sommige gevallen de relatieve groei laag te noemen, omdat er grote absolute verplaatsingsstromen waren in de periode 1985-1998. De sterkste relatieve groei vond bijna steeds plaats voor hoogopgeleiden, maar tussen de suburbane ringen van Den Haag en Amsterdam verplaatsten laagopgeleiden zich relatief vaker dan hoogopgeleiden in de periode 1999-2009 ten opzichte van de periode 1985-1998. De grootste relatieve groei voor hoogopgeleiden is te zien tussen de suburbane ringen van Rotterdam en Amsterdam, maar ook tussen Amsterdam-Utrecht en Utrecht-Den Haag en Rotterdam-Utrecht is het relatief hoog te noemen.

Figuur 23: Ontwikkeling verplaatsingspatroon tussen de suburbane ringen met alle vervoerswijzen meegenomen in de analyse

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro. Ontwikkeling verplaatsingspatroon uitgesplitst op vervoerswijze

Voorgaande analyses toonden aan dat het verplaatsingspatroon van hoogopgeleiden zich relatief gezien snel heeft ontwikkeld. Bij deze analyses zijn alle vervoerswijzen meegenomen in de analyse, deze worden nu uitgesplitst. In figuur 24 is zichtbaar hoe het verplaatsingspatroon zich heeft ontwikkeld voor hart-op-hart verplaatsingen met de auto. Vooral vanuit Utrecht heeft het hart-op-hart verplaatsingspatroon zich relatief sterk ontwikkeld voor hoogopgeleiden. Ditzelfde geldt voor het verplaatsingspatroon van hoogopgeleiden vanuit Rotterdam naar Utrecht en Amsterdam. Opvallend is dat vanuit Den Haag naar Amsterdam het verplaatsingspatroon zich sterker relatief heeft ontwikkeld voor laagopgeleiden dan hoogopgeleiden.

Figuur 24: Ontwikkeling hart-op-hart verplaatsingen met de auto

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro.

In figuur 25 is zichtbaar hoe hart-op-hart verplaatsingen met het OV zich relatief hebben ontwikkeld. Hierbij zijn er enorme uitschieters voor hoogopgeleiden zichtbaar. Tussen Amsterdam-Rotterdam is dit relatief het sterkst gestegen met 485%, maar ook tussen Rotterdam-Amsterdam (361%) en Rotterdam-Utrecht (461%) is er sprake van een enorme relatieve stijging.

Figuur 25: Ontwikkeling hart-op-hart verplaatsingen met het OV

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro.

Uit figuur 26 wordt duidelijk dat rand-op-rand verplaatsingen met de auto zich relatief sterk hebben ontwikkeld. Al is dit voor hoogopgeleiden relatief minder toegenomen als dit wordt vergeleken met de ontwikkeling van hart-op-hart verplaatsingen met de auto.

Figuur 26: Ontwikkeling rand-op-rand verplaatsingen met de auto

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro.

In figuur 27 tenslotte is de ontwikkeling van de rand-op-rand verplaatsingen met het OV zichtbaar. Uit eerdere analyses kwam al naar voren dat rand-op-rand verplaatsingen met het OV weinig voorkwam. Alleen tussen de suburbane ringen van Utrecht en Den Haag heeft er een positieve relatieve ontwikkeling plaatsgevonden.

Figuur 27: Ontwikkeling rand-op-rand verplaatsingen met het OV

Bron: CBS: OVG 1985-2003, MON 2004-2009, bewerking Maduro.

Op basis van figuur 21 t/m 27 kan de derde hypothese worden aangenomen. Het verplaatsingspatroon van hoogopgeleiden heeft zich relatief sterk ontwikkeld. Bij verplaatsingen vanuit de grote steden heeft het OV een relatief sterkere groei doorgemaakt dan de auto. Het klopt dat bij rand-op-rand verbindingen de auto een relatief sterke ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar het heeft zich voor hoogopgeleiden niet extreem ontwikkeld vergeleken met de andere opleidingsniveaus.