• No results found

ONTWIKKELING IN DE PROBLEEMDEFINITIES

BESLUITVORMING 1.1.1 DE ROL VAN KENNIS

1 STIKSTOF IN DE LANDBOUW

1.1.1 ONTWIKKELING IN DE PROBLEEMDEFINITIES

Het ingewikkelde bij de CO2-discussie is dat wetenschappers nog steeds lijnrecht

tegenover elkaar staan, ondanks het feit dat er enorm veel onderzoek wordt ge- daan en is gedaan naar klimaatverandering, ook over de meest cruciale vragen. Het IPCC heeft in haar laatste rapport geconcludeerd dat er sprake is van een:

“likely human influence on global climate” (IPCC 2001). Het panel is hiermee stel- liger dan in voorgaande rapporten. Veel overheden baseren hun beleid op de bere- keningen van dit invloedrijke panel, zo ook de Nederlandse overheid (Tweede Ka- mer, vergaderjaar 1994-1995, 22 232, nr. 7). De wetenschappelijke discussie duurt echter voort. Omdat er slechts één aarde is, is het in het onderzoek naar klimaat- verandering niet mogelijk een bevredigend aantal experimenten uit te voeren om te testen wat het effect is van hogere atmosferische broeikasgasconcentraties. Op zijn best kunnen simulatiemodellen, geijkt aan meetseries, gebruikt worden. Daar- toe moeten echter veel aannames worden gedaan. Dit leidt tot het ontstaan van grote kennisonzekerheden binnen de toch al ingewikkelde modellen, maar ook bij het definiëren van het probleem op zich. Mede als gevolg hiervan zijn er nog steeds vele zaken niet duidelijk en wordt er over en weer nog steeds commentaar geleverd op (elkaars) modellen. Het KNMI (1996) zegt bijvoorbeeld: “de modellen zijn nog veel te grof om de gevolgen van klimaatverandering eenduidig te bepalen”, en Van den Bogaard (2002) stelt: “wat in de vierde Milieuverkenning niet duidelijk is, is de kennis waarop de verkenning is gebaseerd: gebruikte modellen, noch gebruikte data-systemen worden genoemd en in beleidsnota’s wordt geen melding gemaakt van onzekerheden. De uitkomsten zijn dus niet te controleren.” De vraag is echter of er ooit met zekerheid kan worden geconcludeerd dat het antropogene broeikas- effect ook daadwerkelijk plaatsvindt. Ook wetenschappelijke instellingen geven aan dat de wetenschap nooit finale antwoorden kan geven op cruciale vragen als de mate van de menselijke invloed op de klimaatverandering, de stoffen waarlangs die invloed wordt veroorzaakt, de regionale gevolgen en over relaties met specifie- ke verschijnselen als bijvoorbeeld orkanen. NAS-president Bruce Alberts conclu-

deert bijvoorbeeld in het voorwoord van het laatste NAS-rapport (NAS 2001) dat: “Science never has all the answers. But science does provide us with the best avial- able guide to the future, and it is critical that our nation and the world base im- portant policies on the best judgements that science can provide concerning the future consequences of present actions.”

Bij de simulering van het klimaatsysteem speelt verder mee dat deze aarde slecht in kaart is gebracht en dat eventuele andere factoren die het klimaat beïnvloeden slecht bekend zijn. Bovendien is de periode dat de mens op de aarde leeft zeer kort ten opzichte van de leeftijd van de aarde zelf. Hierdoor is het moeilijk te vast te stellen wat nu precies de invloed van de mens is geweest, of die er überhaupt wel is en of de stijgende temperatuur niet veroorzaakt wordt door allerlei processen van

120

het klimaatsysteem zelf. Hierbij komt nog dat klimaatverandering niet voor elk land nadelig is; er zijn ook landen die er juist voordeel van kunnen hebben. De groepen wetenschappers die het versterkte broeikaseffect erkennen, zijn van mening dat klimaatverandering wordt veroorzaakt door de snel stijgende concen- tratie broeikasgassen in de atmosfeer, als gevolg van de verbranding van enorme hoeveelheden fossiele brandstoffen.2 Er zijn echter ook groepen wetenschappers

die niet overtuigd zijn van het bestaan van antropogene klimaatverandering. Zij zijn van mening dat er, zolang de aarde bestaat, klimaatschommelingen zijn ge- weest. In het verleden zijn er zelfs grotere schommelingen geweest dan vandaag de dag. Zij zeggen dat er nu al tientallen jaren satellieten zijn opgesteld, die geen op- warming laten zien, maar zelfs een daling.3 Een alternatieve theorie die de kli-

maatverandering zou kunnen verklaren en die de laatste paar jaren erg in de be- langstelling is komen te staan, is die van de zonnevlekken. De invloed van de zon op het klimaat blijkt een goede verklaring te zijn voor de tot dusver onbegrepen temperatuurfluctuaties eerder deze eeuw. De temperatuurtoename kan sinds 1980 volgens de zonnevlektheorie hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de mense- lijke invloed op het klimaat.4 Hiermee staat deze theorie niet haaks op de theorie

van het versterkte broeikaseffect, zoals eerder werd aangenomen. Deze theorieën hebben de discussie dus niet kunnen stoppen, want het zijn geen waterdichte theo- rieën en er blijven mogelijkheden bestaan om ook het tegendeel te beweren. Van der Sluijs (1997: 19) geeft aan dat: “The scientific controversies about global war- ming make the process of science for policy more complex. However, they also can help to clarify where uncertainties are. Unfortunately, the debate is troubled by the fact that some critics keep putting forward arguments that have been proved to be scientifically untenable in earlier discussions between critics and IPCC contributors.

This makes it difficult to distinguish between sense and nonsense in the critisism”. De wetenschap is verder op basis van verschillende disciplines georganiseerd en er bestaan tussen deze disciplines (grote) verschillen van mening. De discussie tussen disciplines zal echter nooit verstommen en controverses zijn ook essentieel voor de wetenschap. Door al deze zaken is het erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om tot één probleemdefinitie te komen waar alle, of de meeste, actoren of groepen zich in kunnen vinden.

Het nemen van maatregelen moet door deze onzekerheden zeer goed worden af- gewogen. Dit is echter door de uiteenlopende inzichten binnen én tussen de ac- torgroepen gecompliceerd. Deze situatie typeert de huidige milieuproblemen. Het zijn problemen die veel aandacht krijgen in de media, die grote consequenties heb- ben als ze ‘waar’ zijn, die enorme maatschappelijke offers vragen om ze op te los- sen, en die bovendien zijn omgeven door grote onzekerheden (‘post-normal’). Een overheid die verantwoordelijk wordt gesteld voor het reguleren van dit soort pro- blemen heeft het vanzelfsprekend moeilijk. Hierbij komt nog dat de overheid wel steeds vaker verantwoordelijk wordt gesteld voor het garanderen van bestaans- zekerheid. Aangezien het een hele ingewikkelde materie is en zelfs wetenschappers

121 het er niet over eens zijn, is het voor niet-specialisten erg moeilijk om de discussie

te (blijven) volgen. Milieuorganisaties spelen een belangrijke rol om de materie te verduidelijken aan de niet-specialisten. Echter, doordat het een onderwerp is dat zich op de zeer lange termijn afspeelt, waardoor de eventuele gevolgen zich nog niet overal manifesteren en de gevolgen van klimaatverandering niet voor iedereen nadelig zijn, is het moeilijk om mensen te wijzen op de eventuele grote consequen- ties die klimaatverandering zou kunnen hebben. Een extra moeilijkheid hierbij zijn de totaal verschillende posities die door verschillende (wetenschappelijke) domei- nen worden ingenomen, waardoor het voor de niet-specialisten helemaal ingewik- keld wordt een standpunt in te nemen. Het is een zware opgave om mensen ertoe te krijgen om maatregelen te nemen teneinde de eventuele klimaatverandering een halt toe te roepen., aangezien men de gevolgen (nog) niet aan den lijve ondervindt. Bovendien zijn de voorgestelde maatregelen erg ingrijpend, want zij impliceren een andere manier van leven. Veel mensen zijn daartoe (nog) niet bereid, zeker niet als de gevolgen nog niet in hun ‘backyard’ plaatsvinden. Een goede en duide- lijke communicatie naar burgers over dit onderwerp is dus essentieel.