• No results found

4 ANTWOORDEN EN AFGELEIDE RICHTLIJNEN VOOR ONTWERP EN BEHEER

4.2 Ontwerp en beheer strandzone

Welke natuur kan er ten gevolge van de Zandmotor verwacht worden op basis van de slibberekeningen?

4.2.1 Verwachte ecologische ontwikkeling strand Zandmotor

Wat betreft de ontwikkeling van de stranden van en in de directe invloedsfeer van de Zandmotor kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

•Brede dynamische aangroeiende stranden, veel golfenergie, weinig slibafzetting, waarbij twee subtypen kunnen worden onderscheiden:

oVoldoende breed voor de ontwikkeling van embryonale duintjes. oNiet voldoende breed, met kenmerken van de bestaande stranden.

•Brede, luw gelegen stranden, met weinig golfenergie, mogelijkheid van slibafzetting en bij voldoende rust ook de ontwikkeling van groene stranden. Dit type strand is vooral aanwezig om de baai en aan de daaruit ontstane lagune. Er kunnen hierbij theoretisch nog enkele subtypen worden onderscheiden:

oZeer beschut gelegen, weinig golf en weinig zandafzetting, dus weinig substraatdynamiek. Hier wordt een continue ontwikkeling van groen strand met ook de vestiging van bijvoorbeeld zeekraal die mogelijk tendeert naar de vorming van schorren (als voorbeeld geldt de groene strandontwikkeling om de kleine slufter in de oksel van de baai van Heist).

oBeschut gelegen, met beperkte substraatdynamiek, met invloed van uittredende kwel vanuit de aanliggende duinen, waardoor specifieke plantensoorten kunnen worden verwacht.

oBeschut gelegen, met beperkte substraatdynamiek, zonder invloed van uittredende kwel, waardoor de ontwikkeling van vegetatie met nadruk op zouttolerante soorten.

oMinder beschut gelegen, slechts tijdelijke ontwikkelingen van groen strand, die na een forse storm weer verdwijnen, als gevolg van erosie of zandafzetting. Over waar en in welke mate slibafzettingen ten gevolge van de aanleg van de Zandmotor plaats zullen vinden bestaat onzekerheid. Over de effecten op zich kan vanuit al gerealiseerde situaties en met bestaande expertkennis wel inzicht worden gegeven. Er zijn veel variabelen denkbaar die elk een andere uitkomst kunnen geven. Daarom wordt ingegaan op enkele min of meer realistische scenario’s van slibafzetting, uitgaande van waar het slib terecht zal komen.

1) In de lagune -> welke natuur/problemen/mogelijkheden horen daarbij?

Effect van eventuele slibafzettingen in de ‘lagune’ van de Zandmotor, het gebied tussen de Zandmotor en strand, ter hoogte van Solleveld, en gelegen tussen Ter Heijde en Kijkduin, zal sterk afhankelijk zijn van de waterdiepte. Indien slibafzetting dan hier door de ‘luwe’ omstandigheden t.o.v. de volgende situaties het meest waarschijnlijk. Bij grotere diepte waarbij ook bij zeer laag water de bodem ook voor korte tijd niet droogvalt, zijn wat de natuur betreft louter effecten op benthos en daarvan afhankelijke hogere organismen te verwachten (H1110 - Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken).

2) Op het strand -> welke natuur/problemen/mogelijkheden horen daarbij?

De verwachting is dat het strand zo dynamisch zal zijn dat in zeer beperkte mate slibafzetting plaats zal vinden, immers dat gebeurt alleen onder energiearme omstandigheden. Het strand om de baai ligt daarvoor nog te open richting zee. In langere perioden met rustig weer kan wat slib tot afzetting komen met ook de aanzet voor de ontwikkeling van groen strand. Maar dit zijn waarschijnlijk slechts tijdelijke stadia.

Habitattypen die zouden kunnen ontstaan zijn “H1140 – Bij eb droogvallende slik, wadden en zandplaten” en in successie evt. opvolgend “H1310 – Eenjarige pioniersvegetatie van slik- en zandgebieden”.

De huidige recreant zal de afstand tot de zee als “verder van het strand” ervaren. Op de zeer brede stranden en kustvlaktes op de Waddeneilanden en bij het Zwin komen recreanten vaker om schelpen, haaientanden of andere met het zand aangevoerde materialen te zoeken, dan om te zwemmen. Bij de kustversterking van de Delflandse kust is de verbreding van het strand over de volle lengte van Hoek van Holland tot Scheveningen het geval en derhalve zal de grotere afstand tot de zee niet zo snel als gevolg van de Zandmotor worden beleefd.

3) Geconcentreerd in smalle strook tegen de duinrand -> welke natuur/problemen/mogelijkheden horen daarbij?

Dit gevolg is nog minder relevant, omdat het voor elk stukje kust in Nederland als normaal beschouwd wordt door recreanten en ondernemers - en een zeer beperkte natuurlijke successie kent. Vegetatie van vloedmerken zou als voorloper en onderdeel van Habitattype 2110 (embryonaal duin) kunnen ontstaan (Engelbertink et al. 2009).

Is slibafzetting zoals in het voorkeursalternatief een probleem voor de natuur? Eventuele slibafzetting hoeft niet als een probleem beschouwd te worden, omdat in de min of meer vergelijkbare situaties van eerdergenoemde casussen een interessante natuurontwikkeling heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt (zie casussen en figuren). De ontwikkelingen in deze voorbeeldgebieden blijken ook voor recreanten aantrekkelijk en vormen daarnaast een duidelijke aanvulling op en daarmee diversificatie van het huidige aanbod van strand en kustnatuur. Dit geldt zowel voor de vrijwel geheel ontbrekende ‘groene stranden’ en ‘embryonale duinen’ langs de Hollandse vastelandskust, als voor de recreatiemogelijkheden in een setting van ruimte voor ‘natuurlijke dynamische processen’. Aangezien de slibafzetting bovendien slechts lokaal optreedt, blijft er voldoende ruimte over voor dynamische duinvorming.

Slechts in het geval van de casus Ameland (‘groene stand’ Ballum) is lokaal sprake van door sommigen ervaren overlast van slib (Pijnappel, 2010). Inwoners van Ballum en een aantal toeristen maakten zich zorgen over de verandering die hun badstrand onderging (“modderbak”) door de (tijdelijke) ontwikkeling van het ‘groene strand’ daar. Tegelijkertijd vond men “dat het niet de bedoeling is het Groene Strand weg te halen”. Men zag het Groene Strand als een “te koesteren geschenk van de natuur”, maar meende dat dit “unieke stukje natuur niet nog meer moet opschuiven naar het oosten”. Locatiekeuze van de Zandmotor is dus van belang voor de perceptie van de bezoekers. Anderzijds is (tijdelijke) verplaatsing van een strandtent ook een optie.

De aanwezige, relatief geringe slibfractie in het suppletiezand komt waarschijnlijk amper tot expressie, en vormt eerder een kans om op microniveau stuivend zand vast te houden, dan een ongemak voor het realiseren van een of meer specifieke natuurdoelen. Bedenk immers dat eventuele sliboverlast vooral zal ontstaan in de luwte van de ‘haak’ of ‘lagune’

aan het noordelijke deel van de Zandmotor (A in figuur 2.3). Het gaat dan om slib dat op ‘reguliere’ wijze vanuit zee in de luwte van de baai zal bezinken.

Zandplaten in het inter-getijdengebied zullen enerzijds voor een beperkte oppervlakte onder de Zandmotor verdwijnen, maar anderzijds met de aanleg meer geëxponeerd terugkeren. In de luwte van de ‘haak’ of ‘lagune’ aan het noordelijke deel van de Zandmotor (A in figuur 2.3) zal eventueel slib worden afgezet met als gevolg dat dit Habitattype een extra dimensie krijgt en verder wordt verrijkt.

Bij verder ontwikkeling van het habitattype in de tijd kan dit type in omstandigheden van luwte een slikkige of wadachtige situatie ontstaan, die overgaat in een ‘Eenjarige pioniersvegetatie van slik- en zandgebieden’ (H1310). Deze omstandigheden met relatieve natuurlijke dynamiek zijn bij uitstek het domein van pioniers (dieren en planten).

4.2.2 Richtlijnen en aanbevelingen

Let op aanwezigheid schelpen in suppletiezand. Meestal wordt bij suppleties de korrelgrootte (langs de Hollandse vastelandskust 250-300 µm) voorschreven om daarmee bij de lokale situatie te benaderen. Maar korrelgrootte alleen, zegt niet alles. Ook schelpenfractie in suppletiezand is van belang. Door uitstuiving van het zand kan bij aanwezigheid van een schelpenfractie een schelpenvloertje achterblijven dat verdere verstuiving belemmert. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de natuurontwikkeling. Zand niet (te veel) vastleggen. Minder vastlegging zandlichaam tegen verstuiving van zand met aan te planten helm. Inzaai met grassen voor vastleggen zand is funest. Hierdoor wordt situatie gefixeerd en successie geblokkeerd. Hierdoor vertraging in een orde van grootte van 10 jaar (Slim & Oosterveld, 1985).